De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting – samengevat – het volgende aan.
Sinds medio 2017 is een breed scala aan hulpverlening ingezet voor de ouders en de kinderen, waaronder tweemaal speltherapie voor [minderjarige 1] , acute zorg, gezinsgroep, gezinsbehandeling, gezinsbegeleiding, persoonlijke begeleiding, driemaal groeitraining en de kindgroep. De ouders vonden de interventies vaak te zwaar en te veel.
Na de plaatsing van [minderjarige 1] bij [groep] is de speltherapie waarvoor zij opnieuw was aangemeld niet doorgegaan omdat het perspectief van [minderjarige 1] niet duidelijk was. Deze visie van de speltherapeut is bevestigd door de second opinion die de GI heeft gevraagd omtrent deze kwestie. Bij herhaling is dit aan de ouders uitgelegd. Bovendien is de kans groot dat de gedragsproblemen van [minderjarige 1] eerst zullen toenemen als zij start met therapie, terwijl de ouders daar nu al niet mee kunnen omgaan. De ouders kunnen [minderjarige 1] thuis niet de basisveiligheid bieden die nodig is om met de therapie te kunnen starten. De problemen van [minderjarige 1] zitten in de ouder-kindrelatie, aangezien zij enkel in de thuissituatie zeer ernstige gedragsproblemen laat zien. Speltherapie voor [minderjarige 1] alleen gaat haar problematiek daarom niet wegnemen.
De thuisplaatsing die vanaf eind 2017 tot medio 2018 was ingezet is door de ernstig escalerende driftbuien van [minderjarige 1] helaas niet gelukt. Ondanks de intensieve begeleiding – de medewerkers van [instelling 1] en [instelling 2] waren 24/7 bereikbaar voor de ouders – waarvan de ouders veelvuldig gebruik hebben gemaakt, heeft de moeder [minderjarige 1] tweemaal eerder teruggebracht naar de groep omdat de situatie thuis onhoudbaar was en eenmaal is [minderjarige 1] op de groep gebleven omdat de moeder er doorheen zat. De ouders wijzen [minderjarige 1] keer op keer af, ook door haar het gevoel te geven dat de schuld van de problemen bij haarzelf ligt.
De ouders zijn pedagogisch onmachtig in de opvoeding van [minderjarige 1] . Zij vinden het moeilijk om sensitieve en responsieve reacties te geven. [minderjarige 1] heeft hierdoor een zeer laag zelfbeeld ontwikkeld.
Medio 2017 gaven zowel de ouders als de hulpverlening aan dat het zo niet langer kon. Op 13 juli 2018 doet [minderjarige 1] een uitspraak over seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden. Deze uitspraak trekt zij later weer in. Op 18 juli 2018 is besproken dat steeds duidelijker werd dat [minderjarige 1] niet meer thuis zou gaan wonen en dat dit niet alleen te maken had met de uitspraak van [minderjarige 1] , maar vooral ook met de al eerder geconstateerde onhoudbaarheid van de situatie. Dit wordt ook bevestigd door het gegeven dat, niet alleen de bezoeken bij de vader, maar ook bij de moeder volledig zijn teruggebracht naar begeleide bezoeken.
Ook na het onderzoek van Veilig Thuis heeft men het besluit genomen de bezoeken begeleid te laten plaatsvinden omdat de escalaties plaatsvinden tijdens onbegeleide bezoeken en de ouders in woord en gedrag heel negatief zijn over het [verblijf] . Zoals ieder kind zou [minderjarige 1] het liefste thuis wonen. De onzekerheid over het perspectief, het feit dat zij niet bij [groep] kan blijven en dat zij het van de ouders niet leuk mag hebben in het [verblijf] , maken dat [minderjarige 1] nu volledig in de war is.
Er is nu een alles behalve summiere bezoekregeling, zeker gezien het besluit dat [minderjarige 1] ’s perspectief niet langer thuis ligt. Zelfs tijdens deze begeleide bezoeken hebben de ouders moeite om met het gedrag van [minderjarige 1] om te gaan.
[minderjarige 2] wil zich sterk positief aanpassen, hetgeen leidt tot sociaal-emotionele problemen. Beide kinderen worden door de ouders in een volwassen rol benaderd en zijn gesprekpartner en steun en toeverlaat voor de ouders. Parentificatie is een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderen zien met regelmaat dat de moeder er lichamelijk en fysiek helemaal doorheen zit en gaan dan zorgen voor de moeder. Doordat de ouders de parentificatie ontkennen kunnen hierin ook geen stappen worden genomen.
Het is vervelend dat de speltherapie voor [minderjarige 2] bij [instelling 1] niet kon starten, omdat [instelling 1] dit niet haalbaar achtte. De GI onderzoekt nu of de speltherapie bij een andere aanbieder kan worden aangevraagd. Het is echter niet zo dat [minderjarige 2] in het geheel geen hulp heeft gekregen. Er zijn zeer grote zorgen over haar ontwikkeling. De samenwerking met de ouders verloopt in het gedwongen kader al zeer moeizaam.
De regeling die de ouders nu voorstellen rondom de verdeling van de feitelijke verzorging van de twee kinderen werd door de ouders zelf voorheen absoluut niet als haalbaar beschouwd. De tijd om [minderjarige 1] terug thuis te kunnen plaatsen is bovendien voorbij. Het is dringend nodig dat er duidelijkheid komt over het perspectief van [minderjarige 1] .
Het [verblijf] is een geschikte plek voor [minderjarige 1] . Hoewel de diagnose hechtingstoornis niet is gesteld, is er wel een vermoeden van hechtingsproblematiek als gevolg van de jarenlange instabiele thuissituatie en de zorgen die er zijn met betrekking tot de ouders in dit verband. Bij [groep] is geen diagnostisch onderzoek ingezet omdat daar geen gedragsproblemen werden gezien.