ECLI:NL:GHSHE:2019:1156

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
200.223.544_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over hennepgerelateerde activiteiten in gehuurde woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een huurder tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin de huurovereenkomst is ontbonden vanwege tekortkomingen van de huurder. De huurder, [appellant], huurde sinds 22 oktober 2013 een woning van Woonstichting Sint Joseph. Sint Joseph ontving meldingen van hennepgerelateerde activiteiten in de woning, wat leidde tot een politie-inval. Tijdens deze inval werden verschillende zaken aangetroffen die duiden op een hennepkwekerij, waaronder hennep, lampen en wapens. Sint Joseph vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, wat door de kantonrechter werd toegewezen. In hoger beroep betwistte [appellant] de aantijgingen en stelde dat de aangetroffen zaken niet door hem waren gebruikt. Het hof oordeelde dat de huurder tekortgeschoten was in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.223.544/01
arrest van 26 maart 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. K.T. Ghaffari te Nijmegen,
tegen:
Woonstichting Sint Joseph,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.J. Aardema te Heerenveen.
op het bij exploot van dagvaarding van 14 september 2017 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, gewezen vonnis van 13 juli 2017 tussen appellant - [appellant] - als gedaagde en geïntimeerde
- Sint Joseph - als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 5243386 / rolnummer 16-6142)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 20 oktober 2016.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 september 2017;
- de memorie van grieven van [appellant] van 5 december 2017 met producties;
- de memorie van antwoord van Sint Joseph van 20 februari 2018 met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1
De vaststelling van de feiten in het eindvonnis van 13 juli 2017 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding en een enkele correctie van een verschrijving:
[appellant] huurt sinds 22 oktober 2013 van Sint Joseph de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Medio februari 2015 ontving Sint Joseph mededelingen uit de omgeving van deze woning inhoudende dat veel wisselende bezoekers zich bij [appellant] meldden. Ook waren koolstoffilters en aluminium slangen aangetroffen tussen het afval van [appellant] . Sint Joseph heeft hiervan mededeling gedaan aan de politie.
Ook in november 2015 en februari 2016 heeft Sint Joseph aan de politie meegedeeld dat om de gehuurde woning een hennepgeur hing en dat er nog steeds sprake was van komen en gaan van jongeren naar en van de gehuurde woning.
Naar aanleiding van laatstgenoemde melding is door Enexis in de periode van 3 tot en met 7 maart 2016 een netwerkmeting gedaan waaruit een specifiek patroon van elektriciteitsverbruik behorend bij de exploitatie van een hennepkwekerij bleek.
Op 10 maart 2016 is de politie op grond van informatie dat zich vermoedelijk een hennepkwekerij in de woning bevond de woning binnengegaan. Een ingerichte en in werking zijnde hennepkwekerij werd niet aangetroffen. Wel werden zaken aangetroffen waaruit volgens de politie kon worden opgemaakt dat deze gebruikt waren voor een hennepkwekerij in de woning. Volgens een op ambtsbelofte opgemaakt politierapport van 25 maart 2016 zijn in de woning de volgende zaken aangetroffen:
  • 340 g hennep
  • twee armaturen
  • 13 assimilatielampen
  • twee transformatoren
  • twee koolstoffilters
  • diverse luchtafzuigers en airco
  • diverse knipbenodigdheden zoals schaartjes
  • diverse bakken met gebruikte potgrond
  • lege zakken voor potgrond
  • diverse voedingsstoffen ten behoeve van hennepteelt
  • grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal zoals gripzakjes, joint-tubes, zakje jointtips
  • weegschaaltje
  • ongeveer € 3.000,= contant geld kleine coupures van 5,10, 20 en 50 eurobiljetten
  • diverse wapens (teaser, kruisboog, boksbeugel, drie imitatie vuurwapens).
Ook vermeldt het politierapport dat in de kelder van de woning een scheidingswand was geplaatst waardoor een aparte ruimte gecreëerd werd. Uit het politierapport blijkt ook dat de verzegeling van de elektriciteitsmeter verbroken was en dat illegale aanpassingen aan de gasmeter waren aangebracht. De rapporteur acht aannemelijk dat minimaal één oogst heeft plaatsgevonden.
Uit een rapport van een Enexis Meterparkbeheer van 22 maart 2016 blijkt dat de elektriciteitsmeter die zich op de datum van het binnentreden door de politie in de woning bevond was gemanipuleerd. De meter had een onbekende loden verzegeling. De meterzegelschroeven vertoonden beschadigingen die erop duidden dat deze open en weer dicht gedraaid waren. De meter vertoonde beschadigingen aan het telwerk II. De conclusie van het rapport luidt als volgt:
“Aan de hand van de bevindingen van het onderzoek valt niet anders te concluderen dan dat de registratie van de afgenomen energie niet juist kan worden vastgesteld.”
3.2
Bij dagvaarding van 13 juli 2016 heeft Sint Joseph de onderhavige procedure tegen [appellant] aanhangig gemaakt. In deze procedure stelt Sint Joseph dat [appellant] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden. Volgens Sint Joseph is sprake van een hennepkwekerij, van manipulatie van de elektriciteitsmeter en de gasmeter en van aanwezigheid van wapens. Daarmee heeft [appellant] gehandeld in strijd met de huurovereenkomst, aldus Sint Joseph.
3.3
Op grond daarvan vordert Sint Joseph, samengevat, ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde, tot correcte oplevering ervan en tot betaling van een bedrag gelijk aan de huur vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot de ontruiming. [appellant] heeft betwist dat hij in het gehuurde een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd en dat hij de meters heeft gemanipuleerd. De aangetroffen zaken zijn alleen opgeslagen geweest en niet door hem gebruikt. Volgens [appellant] is er ook overigens geen grond voor toewijzing van de vorderingen van Sint Joseph.
3.4
Bij tussenvonnis van 20 oktober 2016 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 2 februari 2017 plaatsgevonden.
Bij eindvonnis van 13 juli 2017 heeft de kantonrechter de vorderingen van Sint Joseph toegewezen met uitzondering van een vordering tot betaling van eventueel nog door haar te ontvangen facturen voor herstelwerkzaamheden aan de woning.
3.5
Tegen de voorgenomen executie van dit vonnis heeft [appellant] een kort geding aangespannen. Bij kortgedingvonnis van 5 september 2017 heeft de voorzieningenrechter de vordering van [appellant] tot schorsing van de executie afgewezen. [appellant] heeft daarop de woning op 6 september 2017 ontruimd.
3.6
Bij strafbeschikking van 26 oktober 2017 heeft de Officier van Justitie vastgesteld dat [appellant] zich op 4 maart 2016 schuldig gemaakt aan de volgende vier feiten, samengevat:
  • het aanwezig hebben van hennep (> 30 gram)
  • het voorhanden hebben van een stroomstootwapen
  • het voorhanden hebben van wapens categorie I
  • het voorhanden hebben van wapens/munitie categorie III (seinpistool),
en hem daarvoor een geldboete van € 1.550,= opgelegd. [appellant] is hiermee akkoord gegaan en is verder niet vervolgd voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij. Ten aanzien van de diefstal van elektriciteit is [appellant] niet vervolgd wegens gebrek aan bewijs, zoals de Officier van Justitie op 3 november 2017 aan Enexis heeft laten weten.
3.7
De Burgemeester van de gemeente Boxtel heeft [appellant] bij brief van 20 juli 2016 onder meer het volgende laten weten:
“...Alles overziend staat voor mij vast dat u de woning gebruikt ten behoeve van drugs gerelateerde en daarmee onwettige activiteiten, hetgeen betekent dat ik mijn bevoegdheid ex artikel 13b Opiumwet kan aanwenden om hier een einde aan te maken.
Waarschuwing
Gelet op het feit dat het een eerste geconstateerde overtreding in een woning betreft en de huidige stand van de jurisprudentie, heb ik besloten om in dit geval te volstaan met een waarschuwing ten aanzien van het overtreden van de Opiumwet door het aanwezig hebben van een handelshoeveelheid drugs in de woning c.q. op het perceel aan de [adres] te [woonplaats] ...”
3.8
Tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar vorderingen heeft Sint Joseph niet (incidenteel) geappelleerd zodat in dit hoger beroep haar vorderingen alleen aan de orde zijn voor zover deze door de kantonrechter zijn toegewezen.
3.9
In het eindvonnis van 13 juli 2017 is de kantonrechter ervan uitgegaan, op grond van de bevindingen in de rapportages die in de feitenvaststelling zijn vermeld, dat de manipulatie van de elektriciteitsmeter (verbreking verzegeling, beschadigingen schroeven en telwerk) na de aanvang van de huurovereenkomst heeft plaatsgevonden en dat (ook) hieruit blijkt dat [appellant] in de woning een hennepkwekerij heeft gehad. Hiertegen is grief 1 van [appellant] gericht. Met grief 2 bestrijdt [appellant] het oordeel dat hij een hennepkwekerij heeft gehad en dat hij in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld. Voor het aantreffen van de verschillende zaken zijn volgens hem verklaringen te geven die de conclusie dat hij een hennepkwekerij heeft gehad weerleggen. Grief 3, ten slotte, houdt in dat de manipulatie van de elektriciteitsmeter volgens [appellant] niet inhoudt dat hij elektriciteitsdiefstal heeft gepleegd.
Sint Joseph heeft de grieven van [appellant] gemotiveerd weersproken.
3.1
Het verweer van [appellant] ten aanzien van de aangetroffen zaken kan hem niet baten. Volgens [appellant] heeft zijn broer hennepafval en andere hennepgerelateerde zaken in zijn woning voor opslag en vernietiging gebracht en heeft [appellant] dit gedoogd. Ook indien dit juist zou zijn, doet dit niet af aan de tekortkoming van [appellant] als huurder tegenover Sint Joseph. Op grond van de huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden dient [appellant] zich te onthouden van iedere hennepgerelateerde activiteit. Als huurder is [appellant] verantwoordelijk voor wat zich in de door hem gehuurde woning afspeelt en voor de zaken die daarin worden ondergebracht, zeker wanneer dit met zijn instemming gebeurt. [appellant] doet het aantreffen van 340 gram hennep af als tijdelijke opslag van waardeloos hennepafval, maar miskent daarbij dat het hierbij gaat om een grote hoeveelheid hennep en vooral dat
iederehennepgerelateerde activiteit een tekortkoming oplevert. Voor bewijslevering met betrekking tot de precieze aard en herkomst van die zaken, als door [appellant] aangeboden, bestaat dan ook geen grond aangezien dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
3.11
Het hof acht het verweer van [appellant] met betrekking tot de elektriciteitsmeter niet aannemelijk. Zoals Sint Joseph in haar memorie van antwoord terecht aanvoert blijkt uit de door [appellant] zelf gemaakte foto dat de elektriciteitsmeter bij de aanvang van de huurovereenkomst geen gebreken vertoonde en dat de verzegeling toen intact was. Dat de verzegeling bij de inval verbroken zou zijn, is door [appellant] niet onderbouwd, gelet ook op de constatering van Enexis dat de meter een onbekende loden verzegeling had. Of [appellant] al dan niet elektriciteitsdiefstal heeft gepleegd is in dit verband niet van belang aangezien ook indien dat niet het geval is geweest dan wel ten aanzien van Enexis niet is komen vast te staan, dit niet afdoet aan de tekortkoming van [appellant] als huurder jegens Sint Joseph. Nader onderzoek naar de precieze situatie rond de elektriciteitsmeter, waaronder bewijslevering, acht het hof niet aangewezen in verband met het hierna volgende.
3.12
[appellant] benadrukt dat hij niet is vervolgd voor het hebben van een hennepkwekerij en voor elektriciteitsdiefstal. Op zich is dat juist, maar [appellant] ziet hierbij het volgende over het hoofd. Met het vaststaan van de feiten die in de strafbeschikking van 26 oktober 2017 zijn vermeld en van de aanwezigheid in de woning van de overige zaken als vermeld in het rapport van de politie van 25 maart 2016, staat ook vast dat [appellant] zich niet als goed huurder heeft gedragen en dat hij tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden. Het hof neemt hierbij in aanmerking de strafbeschikking van 26 oktober 2017 en de waarschuwing van de Burgemeester van Boxtel van 20 juli 2016 die een bevestiging inhouden van het criminele karakter van de activiteiten van [appellant] in de door hem van Sint Joseph gehuurde woning.
3.13
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter verder rekening te houden met alle door partijen genoegzaam gemotiveerd aangevoerde omstandigheden van het geval waaronder eventueel ook omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de gestelde tekortkoming. De rechter dient het woonbelang van de huurder in zijn beoordeling te betrekken.
3.14
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet gesproken worden van een tekortkoming die gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de omstandigheden die zich nadien hebben voorgedaan brengt daarin geen verandering, terwijl het woonbelang van [appellant] niet opweegt tegen diens tekortkoming. Wat dat woonbelang aangaat heeft [appellant] overigens geen omstandigheden naar voren gebracht die in dit verband van doorslaggevende betekenis zijn.
3.15
Een en ander brengt het hof tot dezelfde conclusie als de kantonrechter in het vonnis van 13 juli 2017 zodat dit vonnis bekrachtigd zal worden. De drie grieven van [appellant] worden verworpen; deze behoeven geen afzonderlijke bespreking. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het eindvonnis van 13 juli 2017, waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Sint Joseph begroot op € 716,= aan griffierecht, op € 1.074,= aan salaris advocaat en wat betreft de nakosten op € 157,= indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,= vermeerderd met de explootkosten indien betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit arrest tot aan de voldoening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, M.G.W.M. Stienissen en A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 maart 2019.
griffier rolraadsheer