ECLI:NL:GHSHE:2019:1034

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
200.201.779_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk bezwarend beding in huur- en onderhoudsovereenkomst voor kopieerapparaat en printer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de Nederlandse Vereniging voor Logopodie en Foniatrie (NVLF) en Itec B.V. De zaak betreft de huur- en onderhoudsovereenkomst voor een kopieerapparaat en een printer, die oorspronkelijk was aangegaan op 6 mei 2009. NVLF heeft de overeenkomst opgezegd per 9 juni 2015, maar Itec betwistte deze opzegging en stelde dat de overeenkomst stilzwijgend was verlengd met zes jaar, omdat NVLF niet tijdig had opgezegd volgens de voorwaarden van de overeenkomst. Het hof heeft geoordeeld dat artikel 9.5 van de algemene voorwaarden, dat een verlenging van de overeenkomst met zes jaar bij niet tijdige opzegging voorschrijft, onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 sub a BW. Het hof heeft vastgesteld dat NVLF de overeenkomst tijdig heeft opgezegd en dat de overeenkomst per 9 juni 2015 is geëindigd. Itec is veroordeeld tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde huurtermijnen door NVLF, verminderd met een bedrag van € 383,95 per maand, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft het bestreden vonnis van de kantonrechter vernietigd en Itec in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.201.779/01
arrest van 19 maart 2019
in de zaak van
Nederlandse Vereniging voor Logopodie en Foniatrie,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als NVLF,
advocaat: mr. A.N.L. de Hoogh te Utrecht,
tegen
Itec B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Itec,
advocaat: mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen te Zaltbommel,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 6 december 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's‑Hertogenbosch, onder zaaknummer 4811719 en rolnummer 16-1491 gewezen vonnis van 4 augustus 2016.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 6 december 2016 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van de comparitie van 21 februari 2017;
  • de memorie van grieven, tevens houdende een wijziging van eis, met zes producties (nr. 29 tot en met nr. 34);
  • de memorie van antwoord;
  • de akte van NVLF met twee producties (nr. 35 en nr. 36);
  • de antwoordakte van Itec.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

6.1.
In dit hoger beroep kan op hoofdlijnen worden uitgegaan van de volgende feiten.
  • NVLF en de rechtsvoorganger van Itec (Holland Office Group B.V.) hebben op 6 mei 2009 een overeenkomst gesloten waarbij (de rechtsvoorganger van) Itec aan NVLF een kopieermachine type HOG CP2828 en een netwerkprinter type HP 3005 heeft verhuurd. Bij de huurovereenkomst is ook een onderhoudsovereenkomst gesloten. De huur- en onderhoudsovereenkomst zijn aangegaan voor 72 maanden, met als ingangsdatum 9 juni 2009 en dus lopend tot en met 8 juni 2015.
  • De overeengekomen huurprijs bedroeg bij aanvang € 998,-- exclusief btw per maand, gebaseerd op een kopieervolume van 17.500 zwart-witkopieën. Daarnaast is een prijs van € 0,10 per kleurenkopie overeengekomen.
  • De schriftelijke overeenkomst beslaat één pagina, en is in feite een met de hand ingevuld formulier. In de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van (de rechtsvoorganger van) Itec van toepassing verklaard. Deze algemene voorwaarden bestaan uit 14 artikelen die vrijwel allemaal meerdere leden kennen. De algemene voorwaarden zijn in een (zeer) klein lettertype afgedrukt op de achterzijde van de overeenkomst.
Artikel 9.5 van deze algemene voorwaarden luidt:
‘Beëindiging van deze overeenkomst dient te geschieden middels aangetekend schrijven minimaal 12 maanden voor afloop van de vaste oorspronkelijk overeengekomen
huurperiode. Indien dit niet is gebeurd, wordt de overeenkomst stilzwijgend verlengd met de oorspronkelijke looptijd zoals die bij de aanvang op de voorzijde van het contract is overeengekomen. (...)”
Artikel 9.6 van de algemene voorwaarden luidt:
‘Voortijdige beëindiging van de overeenkomst op verzoek van de huurder is niet mogelijk. Indien huurder toch tot voortijdige beëindiging van deze overeenkomst wenst over te gaan, dient huurder de volledige en met rente vermeerderde achterstallige huur- en onderhoudstermijnen te voldoen, alsook de resterende huur- en onderhoudstermijnen. Tevens zal eenmalig € 750,- aan administratiekosten in rekening worden gebracht.’
Artikel 13 van de algemene voorwaarden luidt:
‘De verhuurder behoudt zich het recht voor om één keer per jaar, al dan niet middels
indexering wijzigingen aan te brengen in de basiselementen van het tarief. Elke tariefstijging zal schriftelijk worden medegedeeld. De verhoging zal echter niet hoger mogen zijn dan 10% per jaar.’
- In september 2013 heeft tussen NVLF en Itec een e-mailwisseling plaatsgevonden over een eventuele aanpassing of afkoop van de overeenkomst. Onderdeel van die e-mailwisseling vormt een e-mail van 11 september 2013, 15:28 uur, waarin NVLF aan Itec het volgende heeft meegedeeld:
‘Ik ben verbaasd over uw antwoord over het schriftelijk moeten indienen van de vraag over eventuele afkoop. Dit heb ik volgens mij gedaan door u deze vraag per mail te stellen.
Ik ga er vanuit als ik met u de voorwaarden bespreek over een eventuele verlening van het contract dat alle aspecten daarin door u meegenomen kunnen worden. Zowel de offerte voor de kosten bij een verlenging als de consequenties van het openbreken en niet verlengen.’
- Bij brief van 11 oktober 2013 heeft Itec aan NVLF onder meer het volgende medegedeeld:
‘In vervolg op uw verzoek waarin u aangeeft de All-in overeenkomst met betrekking tot
machine CP2828, HP3005N met serienummer (…) te willen beëindigen, informeren wij u als volgt:
Wij kunnen helaas niet akkoord gaan met de door u aangevraagde beëindiging van de
overeenkomst. Zoals aangegeven in onze algemene voorwaarden is een tussentijdse
beëindiging van de overeenkomst slechts mogelijk indien resterende termijnen worden
afbetaald.
Indien per 1 januari 2014 tot ontbinding wordt overgegaan bedraagt de
verbrekingsvergoeding aldus € 25.872,32 excl. BTW, doch inclusief de ophaalkosten per
machine zoals overeengekomen in onze algemene voorwaarden.
Vanzelfsprekend dienen ingeval van voortijdige beëindiging reeds vervallen en nog niet
betaalde termijnen tot aan deze datum (inclusief eindafrekening) te worden voldaan.
Indien wij binnen twee weken geen reactie van u mogen ontvangen, worden de contracten voortgezet conform de oorspronkelijk overeengekomen voorwaarden.’
- Bij e-mail van 28 mei 2015 heeft de toenmalige gemachtigde van NVLF aan Itec onder meer het volgende meegedeeld:
‘(…) De einddatum van de overeenkomst is 9 juni 2015. (…) Cliënte heeft reeds in 2013 kenbaar gemaakt de overeenkomst te willen beëindigen, hetgeen blijkt uit uw schrijven d.d. 11 oktober 2013. Deze opzegging is ruimschoots voor de door u gehanteerde opzegtermijn door u ontvangen. (…) Nu mijn cliënte wel degelijk een verzoek tot beëindiging van de overeenkomst aan u heeft gedaan, en ook gebleken is dat deze door u is ontvangen, zal de overeenkomst juridisch gezien per 9 juni a.s. aflopen. (…)’
- Bij brief van 4 juni 2015 heeft NVLF aan Itec het volgende meegedeeld:
‘Betreft machine CP2828, HP3005N met serienummer (…)
Onder protest zullen de bedragen vanaf 9 juni 2015 betaald worden, omdat wij het niet eens zijn met het verlengen van bovenstaande all-in overeenkomst tot en met 2021.’
- Bij brief van 2 juli 2015 heeft Itec aan de toenmalige gemachtigde van NVLF onder meer het volgende meegedeeld:
‘In vervolg op uw schrijven d.d. 30 juni waarin u aangeeft de all-in overeenkomst met betrekking tot machines CP2828 en HP3005n (…) van de firma Nederlandse vereniging voor Logopedie en Foniatrie, te willen beëindigen, informeren wij u als volgt:
Indien per 1 juli 2015 tot ontbinding wordt overgegaan bedraagt de verbrekingsvergoeding aldus € 103.072,16 excl. BTW (…)’
- Bij e-mail van 9 juli 2015 heeft de toenmalige gemachtigde van NVLF aan Itec onder meer het volgende meegedeeld:
‘Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn schrijven van 28 mei jl. heb ik u gevraagd om een bevestiging dat de overeenkomst per 9 juni jl. is beëindigd, daar mijn cliënte de overeenkomst reeds in 2013 heeft opgezegd. (…)
Nogmaals wijs ik u erop dat ik namens cliënte een gerechtelijke procedure zal opstarten om een verklaring van recht te verkrijgen dat de overeenkomst per 9 juni jl. is beëindigd.
- In de periode van 2009 tot en met 2015 is de door Itec aan NVLF in rekening gebrachte maandelijkse vaste huurprijs door jaarlijkse prijsverhogingen gestegen met in totaal 42% tot € 1.416,28 exclusief btw, € 1.713,70 inclusief btw, per maand.
6.2.1.
In de onderhavige procedure vorderde NVLF in het geding bij de kantonrechter, samengevat:
  • I. primair: een verklaring voor recht dat de op 6 mei 2009 gesloten huur- en onderhouds-overeenkomst tijdig en rechtsgeldig door NVLF is opgezegd c.q. beëindigd en dat deze overeenkomst is opgehouden te bestaan per 9 juni 2015, met veroordeling van Itec tot terugbetaling van de maandelijkse betalingen vanaf 9 juni 2015, te verminderen met € 383,95 per maand, althans € 1.040,--, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente;
  • II. subsidiair: een verklaring voor recht dat artikel 9.5 van de toepasselijke algemene voorwaarden is vernietigd, althans te vernietigen, althans toepassing mist en daarbij voor recht te verklaren dat de huur- en onderhoudsovereenkomst opgehouden is te bestaan per 9 juni 2015, met veroordeling van Itec tot terugbetaling van de maandelijkse betalingen vanaf 9 juni 2015, te verminderen met € 383,95 per maand, althans € 1.040,--, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente;
  • III. meer subsidiair: een verklaring voor recht dat artikel 9.6 van de toepasselijke algemene voorwaarden is vernietigd, althans te vernietigen, althans toepassing mist alsmede voor recht te verklaren dat de overeenkomst is aangevuld met een mogelijkheid tot tussentijdse opzegging van de overeenkomst van maximaal drie maanden zonder dat NVLF daarvoor een (verbrekings)vergoeding, althans een boete, aan Itec verschuldigd is;
  • IV. uiterst subsidiair: een verklaring voor recht dat Itec jegens NVLF aansprakelijk is voor de schade die door de handelwijze van Itec is ontstaan, met veroordeling van Itec tot vergoeding van de schade, zijnde de maandelijkse betalingen vanaf 9 juni 2015, te verminderen met € 383,95 per maand, althans € 1.040,--, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente;
  • V. een verklaring voor recht dat artikel 13 van de toepasselijke algemene voorwaarden is vernietigd, althans te vernietigen, althans toepassing mist, met veroordeling van Itec tot betaling van € 22.446,28, vermeerderd met wettelijke (handels)rente;
met veroordeling van Itec in de proceskosten, waaronder begrepen nakosten en vermeerderd met wettelijke rente.
6.2.2.
Aan deze vordering heeft NVLF, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
NVLF heeft de overeenkomst tijdig, 12 maanden voor het einde van de looptijd opgezegd per 9 juni 2015. Subsidiair vernietigt NVLF artikel 9.5 van de algemene voorwaarden omdat dat artikel onredelijk bezwarend is, althans is het beroep van Itec op dat artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, zodat van een verlenging van de overeenkomst met een nieuwe periode van 72 maanden (6 jaar) geen sprake is. Meer subsidiair komt Itec geen beroep toe op het eveneens onredelijk bezwarende artikel 9.6 van de algemene voorwaarden en uiterst subsidiair heeft Itec haar zorgplicht jegens NVLF geschonden. Bovendien vernietigt NVLF artikel 13 van de algemene voorwaarden omdat ook dat artikel onredelijk bezwarend is, althans het beroep van Itec op dat artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit brengt mee dat NVLF een deel van de door haar aan Itec betaalde bedragen onverschuldigd heeft betaald.
6.2.3.
Itec heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.
In het bestreden vonnis van 4 augustus 2016 heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld:
  • NVLF heeft de overeenkomst niet tijdig (niet minimaal 12 maanden voor de afloop van de overeenkomst op 9 juni 2015) opgezegd en Itec heeft uit de gevoerde correspondentie ook niet hoeven te begrijpen dat NVLF bedoelde om de overeenkomst op te zeggen (rov. 4.2).
  • Het beroep dat NVLF met betrekking tot de artikelen 9.5 en 9.6 van de algemene voorwaarden heeft gedaan op reflexwerking van artikel 6:237 sub i en sub k BW moet worden verworpen (rov. 4.3).
  • Artikel 9.5 van de algemene voorwaarden is niet onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 sub a BW (rov. 4.6). Het beroep van Itec op artikel 9.5 van de algemene voorwaarden is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (rov. 4.7).
  • Artikel 9.6 van de algemene voorwaarden is niet onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 sub a BW (rov. 4.8). Het beroep van Itec op artikel 9.6 van de algemene voorwaarden is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (rov. 4.9).
  • Op Itec rustte geen zorgplicht om NVLF te informeren over de in de algemene voorwaarden opgenomen regeling over opzegging en verlenging van de overeenkomst. NVLF behoorde te weten dat er algemene voorwaarden van toepassing waren en het had op haar weg gelegen om te onderzoeken hoe zij had moeten handelen als zij de overeenkomst wilde beëindigen en wat de gevolgen zouden zijn indien zij de overeenkomst niet zou opzeggen (rov. 4.10).
  • Artikel 13 van de algemene voorwaarden is niet onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 sub a BW (rov. 4.11). Het beroep van Itec op artikel 13 van de algemene voorwaarden is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (rov. 4.12).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter de vorderingen van NVLF afgewezen en NVLF in de proceskosten veroordeeld.
6.3.1.
NVLF heeft in haar memorie van grieven haar eis gewijzigd. Zij vordert nu:
  • primair: een verklaring voor recht dat huur- en onderhouds-overeenkomst is opgehouden te bestaan per 9 juni 2015, althans per 9 juni 2016, althans per een in goede justitie te bepalen datum, met veroordeling van Itec tot terugbetaling van de maandelijkse betalingen vanaf 9 juni 2015, althans vanaf 9 juni 2016, althans vanaf een door het hof vast te stellen datum, te verminderen met € 383,95 per maand, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente;
  • subsidiair: een verklaring voor recht dat artikel 9.5 van de toepasselijke algemene voorwaarden is vernietigd, althans te vernietigen, althans toepassing mist en voor recht te verklaren dat NVLF gerechtigd is tot tussentijdse opzegging van de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, zonder dat NVLF daarvoor een (afkoop)vergoeding, althans een boete, aan Itec verschuldigd is;
  • meer subsidiair: een verklaring voor recht dat artikel 13 van de toepasselijke algemene voorwaarden is vernietigd, althans te vernietigen, althans toepassing mist, in die zin dat Itec vanaf 9 juni 2015, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot het einde van de looptijd van de overeenkomst haar prijs niet meer mag indexeren, met veroordeling van Itec tot (terug)betaling van hetgeen de NVLF vanaf 9 juni 2015, althans de door het hof vastgestelde datum, onverschuldigd heeft betaald, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente;
met veroordeling van Itec in de proceskosten van beide instanties.
6.3.2.
Itec heeft in de memorie van antwoord onder 58 betoogd dat NVLF de eiswijziging ten onrechte niet heeft aangekondigd in de kop van de memorie van grieven of elders in de memorie van grieven, zodat de eiswijziging in strijd is met de goede procesorde en buiten beschouwing moet blijven. Het hof verwerpt dit bezwaar tegen de eiswijziging. De eiswijziging is voldoende kenbaar nu het petitum van de memorie van grieven duidelijk afwijkt van hetgeen in eerste aanleg door NVLF gevorderd is. Itec heeft de eiswijziging ook onderkend en er inhoudelijk op gereageerd in de memorie van grieven. De eiswijziging heeft bovendien tijdig plaatsgevonden (namelijk bij de eerste proceshandeling van NVLF in hoger beroep). Het hof acht de eiswijziging daarom toelaatbaar. Het hNa beoordeling van de grieven zal blijken in hoeverre de gewijzigde eis toewijsbaar is.
6.3.3.
NVLF heeft vijf grieven aangevoerd. Op grond van deze grieven heeft NVLF geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot, kort gezegd, toewijzing van haar gewijzigde eis. Itec heeft de grieven bestreden en, kort gezegd, geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Met betrekking tot grief 1: de vaststaande feiten
6.4.1.
De kantonrechter heeft in onderdeel 2 van het vonnis enkele feiten vastgesteld. Grief 1 is tegen die feitenvaststelling gericht. In de toelichting op de grief betoogt NVLF dat de kantonrechter ten onrechte een aantal relevante feiten niet heeft opgenomen in de feitenvaststelling.
6.4.2.
Dat de feitenvaststelling in onderdeel 2 van het vonnis beknopt en niet volledig is, brengt op zichzelf niet mee dat de kantonrechter tot een onjuist eindoordeel is gekomen. In zoverre verwerpt het hof de grief.
6.4.3.
Het hof heeft overigens hiervoor in rov. 6.1 een uitgebreidere opsomming van vaststaande feiten gegeven. Ook die opsomming betreft slechts de hoofdlijnen. Voor zover bij de beoordeling van de grieven nog andere feiten relevant zijn, zal het hof die in het navolgende vermelden.
Geen grief tegen rov 4.2: de overeenkomst is niet in 2013 opgezegd per 9 juni 2015
6.5.
De kantonrechter heeft in rov. 4.2 van het vonnis geoordeeld:
  • dat NVLF de overeenkomst niet volgens artikel 9.5 van de algemene voorwaarden tijdig (niet minimaal 12 maanden voor de afloop van de overeenkomst op 9 juni 2015) heeft opgezegd;
  • dat Itec uit de in of omstreeks september 2013 gevoerde correspondentie ook niet heeft hoeven te begrijpen dat NVLF bedoelde om de overeenkomst op te zeggen (rov. 4.2).
NVLF heeft tegen deze oordelen geen grieven gericht. In hoger beroep staat dus vast dat NVLF de overeenkomst niet in 2013 per 9 juni 2015 heeft opgezegd.
Met betrekking tot grief 2: is artikel 9.5 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend?
6.6.1.
Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat artikel 9.5 van de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 sub a BW.
In de toelichting op de grief betoogt NVLF dat het artikel wel degelijk onredelijk bezwarend is en dat zij het artikel dus rechtsgeldig op de voet van artikel 6:233 sub a BW heeft vernietigd.
6.6.2.
Volgens artikel 6:233 sub a BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de algemene voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Daarbij komt het aan op de beoordeling van de eventuele onredelijk bezwarende gevolgen waaraan het beding, bij gebondenheid daaraan, de wederpartij van de aanvang af blootstelt en dus niet slechts van die voor de wederpartij nadelige gevolgen die zich in het gegeven geval ook daadwerkelijk hebben verwezenlijkt (HR 23 maart 1990, NJ 1991/214 (Botman/Van Haaster)). Bij de beantwoording van de vraag of een beding in algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is, zijn niet alleen de in artikel 6:233 BW genoemde omstandigheden van belang. Ook andere omstandigheden zijn van betekenis, waarbij óók kan worden gedacht aan gebeurtenissen die zich eerst na het sluiten van de overeenkomst voordoen, voor zover het beding op die gebeurtenissen mede betrekking heeft (MvA I, Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 6, p. 1622).
6.6.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de artikelen 6:236 en 6:237 BW (de zogenoemde zwarte lijst en grijze lijst) in dit geval niet rechtstreeks van toepassing zijn. NVLF is immers geen ‘natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. Het hof deelt ook het oordeel van de kantonrechter dat NVLF, gelet op de omvang van haar ledenbestand en het bedrijfsmatige karakter van de in geding zijnde overeenkomst, niet een met een consument vergelijkbare positie inneemt. In zoverre is er geen aanleiding om aan de artikelen 6:236 en 6:237 BW een sterke ‘reflexwerking’ toe te kennen. De zwarte en grijze lijst kunnen wel enige (zwakke) invloed uitoefenen bij de toetsing aan de open norm van art. 6:233 sub a BW.
6.6.4.
Naar het oordeel van het hof heeft NVLF terecht betoogd dat artikel 9.5 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend voor haar is. Het hof acht daarbij de volgende feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang van belang.
  • Artikel 9.5 heeft een vergaande strekking. Bij NVLF bestond in 2013 al onvrede over de overeenkomst maar nu NVLF heeft verzuimd om de overeenkomst 12 maanden voor het einde van de overeengekomen looptijd van 6 jaar op te zeggen, wordt de overeenkomst volgens artikel 9.5 met maar liefst 6 jaar verlengd.
  • NVLF heeft door het overleggen van algemene voorwaarden van branchegenoten van Itec aangetoond dat in de branche bij het niet tijdig opzeggen van de overeenkomst een verlenging met 12 maanden gebruikelijk is en dat een verlenging met maar liefst 6 jaar zeer ongebruikelijk is. Itec heeft dit niet gemotiveerd betwist.
  • Aan de uit artikel 9.5 voortvloeiende verlenging met 6 jaar valt, indien niet tenminste 12 maanden voor het einde van de looptijd is opgezegd, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst redelijkerwijs niet te ontkomen, aangezien de wederpartij die tot tussentijdse beëindiging van de verlengde overeenkomst wil overgaan, ingevolge artikel 9.6 van de algemene voorwaarden alle resterende huur- en onderhoudstermijnen dient te voldoen, vermeerderd met een bedrag van € 750,-- aan administratiekosten. Door de werking van dit artikel 9.6, dat volgens Itec niet onredelijk bezwarend is, wordt de optie van tussentijdse opzegging van de verlengde overeenkomst zodanig onaantrekkelijk gemaakt dat tussentijdse opzegging geen serieuze optie is. De namens Itec in de brief van 2 juli 2015 gevraagde vergoeding van € 103.072,16 exclusief btw is hiervoor illustratief.
  • De verlenging van de overeenkomst met 6 jaar is voor de wederpartij te meer verstrekkend omdat Itec ingevolge artikel 13 van de algemene voorwaarden het recht heeft om de huurprijs elk jaar met maximaal 10% te verhogen. Dit beding kan er in combinatie met artikel 9.5 toe leiden dat de huurprijs, die in de periode van 9 juni 2009 tot 9 juni 2015 al aanzienlijk is verhoogd, in de verlengingsperiode van 9 juni 2015 tot 9 juni 2021 nog veel verder zal stijgen. NVLF heeft door het overleggen van offertes van branchegenoten van Itec voldoende onderbouwd dat de huurprijs die Itec in 2015, na 6 jaar van forse prijsverhogingen, aan NVLF berekende, onredelijk hoog is (een veelvoud van de prijzen die branchegenoten berekenen). Indien NVLF op grond van artikel 9.5 van de algemene voorwaarden ook na 9 juni 2015 nog 6 jaar aan de overeenkomst gebonden zou blijven, zou Itec de prijs met een beroep op artikel 13 van de algemene voorwaarden in die verlengde contractperiode nog veel verder kunnen verhogen. Of Itec dat zal gaan doen is niet relevant. Doorslaggevend is het risico waaraan artikel 9.5 NVLF in samenhang met artikel 13 blootstelt. Uit de prijsverhogingen die Itec sinds 2009 heeft doorgevoerd is overigens af te leiden dat dit een reëel risico is. Itec heeft voor die prijsverhogingen geen goed onderbouwde rechtvaardiging gegeven (anders dan, kort gezegd, winstbejag).
  • Over het – zeker bezien in samenhang met de andere bepalingen van de overeenkomst – zeer ingrijpende artikel 9.5 van de algemene voorwaarden is tussen partijen niet onderhandeld. Itec heeft niet gemotiveerd de stelling van NVLF betwist dat over de inhoud van de algemene voorwaarden niet is gesproken bij het aangaan van de overeenkomst. De algemene voorwaarden zijn bovendien in (zeer) klein lettertype afgedrukt, hetgeen de indruk wekt dat daarin slechts bijkomstigheden zijn geregeld. Naar het oordeel van het hof worden artikel 9.5 en de ingrijpende gevolgen die dat artikel in samenhang met de overige artikelen van de algemene voorwaarden kan hebben, daardoor onvoldoende onder de aandacht gebracht van de wederpartij van Itec. Het in de algemene voorwaarden verscholen samenstel van bepalingen kan tot gevolg hebben dat de wederpartij van Itec vele jaren aan Itec gebonden blijft en in die periode (van in dit geval twaalf jaar) met aanzienlijke en in de branche ongebruikelijke prijsverhogingen wordt geconfronteerd.
  • Het betoog van Itec over het meefinancieren van resterende contracttermijnen indien een klant tijdens de looptijd van een huurovereenkomst een overeenkomst wil aangaan met een nieuwe verhuurder, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Itec heeft dat betoog, tegenover hetgeen NVLF daarover heeft aangevoerd, onvoldoende onderbouwd.
  • Dat NVLF zolang de overeenkomst loopt jegens Itec aanspraak kan maken op werkende apparatuur, brengt het hof evenmin tot een ander oordeel. Die omstandigheid laat onverlet dat NVLF nu zij de overeenkomst abusievelijk niet tijdig heeft opgezegd, als gevolg van artikel 9.5 van de algemene voorwaarden voor een onredelijk lange verlengingsperiode wordt gebonden aan de overeenkomst met Itec tegen een onredelijk hoog opgelopen prijs en met het risico dat die prijs nog verder zal oplopen.
  • Daar komt bij dat in de loop van enkele jaren de kopieer- en printbehoefte van klanten van Itec kan afnemen. Dat is in dit geval bij NVLF als gevolg van toenemende digitalisering ook in substantiële mate gebeurd. Als gevolg daarvan ontstaat een begrijpelijke behoefte aan het aangaan van een andere overeenkomst gebaseerd op geringere volumes tegen een lagere prijs. Dat geldt te meer nu NVLF met de door haar overgelegde rapporten voldoende heeft onderbouwd dat de markt voor kopieer- en printapparatuur de afgelopen jaren een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt die zich onder meer heeft vertaald in prijsdalingen. Ook in dat kader is het onredelijk NVLF, vanwege het niet 12 maanden voor het einde van de looptijd van de overeenkomst opzeggen van de overeenkomst, nog voor een tweede periode van 6 jaar gebonden te achten aan de onderhavige overeenkomst met onredelijk hoge en mogelijk nog verder oplopende prijzen.
  • Itec heeft onvoldoende onderbouwd dat zij een redelijke en in rechte te respecteren bedrijfsmatig belang heeft bij handhaving van artikel 9.5 in samenhang met de verdere inhoud van de overeenkomst. Itec heeft niet gemotiveerd betwist dat de apparatuur die zij bij NVLF heeft geplaatst, al is afgeschreven. Dat Itec gedurende de looptijd aan NVLF wel service en onderhoud moet blijven bieden en de apparatuur zo nodig moet vervangen, laat onverlet dat Itec geacht moet worden haar investering in de overeenkomst al ruimschoots te hebben terugverdiend. Dat Itec naar maximale winst streeft mag voorstelbaar zijn, maar het is niet aanvaardbaar om dat doel te bereiken door een wederpartij ‘te vangen op’ in de algemene voorwaarden verscholen bedingen die een zo verstrekkende inhoud hebben als waarvan in dit geval sprake is.
Het hof concludeert op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden dat artikel 9.5 van de algemene voorwaarden, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst en de andere omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor NVLF in de zin van artikel 6:233 sub a BW. Grief II is dus terecht voorgedragen.
Devolutieve werking van het hoger beroep: verdere beoordeling van het geschil
6.7.1.
Omdat grief II terecht is voorgedragen en dit kan leiden tot toewijzing van de vordering van NVLF, moet het hof nader over die vordering oordelen en daarbij ook de verweren van Itec behandelen die de kantonrechter heeft verworpen of onbehandeld heeft gelaten. Dat betreft allereerst het verweer van Itec dat NVLF haar recht om zich op vernietiging van artikel 9.5 te beroepen heeft verwerkt. Het hof verwerpt dit verweer. NVLF heeft zich in correspondentie van vóór 9 juni 2015 al duidelijk op het standpunt gesteld dat de overeenkomst in haar visie op die datum zou eindigen en dat zij de huurtermijnen vanaf die datum uitsluitend onder protest zou voldoen. Dat NVLF op dat moment nog niet met zoveel woorden een beroep heeft gedaan op vernietiging van artikel 9.5 van de algemene voorwaarden brengt niet mee dat zij het recht heeft verwerkt om in de onderhavige procedure een beroep te doen op die vernietiging.
6.7.2.
Andere verweren tegen het beroep op vernietiging van artikel 9.5 van de algemene voorwaarden die nu nog besproken moeten worden, heeft Itec niet gevoerd. Het hof concludeert daarom dat het beroep van Itec op vernietiging van artikel 9.5 doel treft. Dit brengt mee dat tussen partijen niet de regel geldt dat de overeenkomst, nu zij niet tenminste 12 maanden voor 9 juni 2015 is opgezegd, met 6 jaar is verlengd tot 9 juni 2021.
6.7.3.
Volgens NVLF brengt dit mee dat de overeenkomst per 9 juni 2015 is geëindigd. Itec heeft dat betwist, en daartoe aangevoerd dat NVLF de apparatuur is blijven gebruiken, de apparatuur ook na 9 juni 2015 door Itec heeft laten onderhouden en dat NVLF de geldende huurprijzen is blijven voldoen. Het hof deelt echter het standpunt van NVLF dat de overeenkomst, nu de verlenging daarvan niet op het vernietigde artikel 9.5 van de algemene voorwaarden kan worden gebaseerd, per 9 juni 2015 geëindigd is. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat NVLF al vóór het bereiken van die einddatum meermalen, onder meer bij e-mail van haar gemachtigde van 28 mei 2015, aan Itec duidelijk heeft gemaakt dat de overeenkomst volgens NVLF zou eindigen per 9 juni 2015. In die e-mail heeft de gemachtigde bovendien aan Itec duidelijk gemaakt dat, indien Itec niet zou bevestigen dat de overeenkomst per 9 juni 2015 zou eindigen, NVLF een gerechtelijke procedure zou starten ter verkrijging van een verklaring voor recht dat de overeenkomst per 9 juni 2015 beëindigd is. In de brief van 4 juni 2015 heeft NVLF daaraan toegevoegd dat zij vanaf 9 juni 2015 de huurtermijnen onder protest zou voldoen. NVLF heeft op deze wijze duidelijk aan Itec kenbaar gemaakt dat zij de overeenkomst als per 9 juni 2015 beëindigd beschouwde en dat zij dit zo nodig in rechte zou laten vaststellen. Aan het feit dat NVLF – omdat Itec niet wilde bevestigen dat de overeenkomst geëindigd was – de huurtermijnen onder protest is blijven betalen en de apparatuur in gebruik heeft gehouden kan bij deze stand van zaken niet het gevolg worden verbonden dat de overeenkomst met ingang van 9 juni 2015 is doorgelopen.
6.7.4.
Het bovenstaande voert tot de tussenconclusie dat de door NVLF primair gevorderde verklaring voor recht dat huur- en onderhouds-overeenkomst is opgehouden te bestaan per 9 juni 2015, gegeven moet worden.
6.8.1.
Het voorgaande brengt mee dat NVLF zich terecht op het standpunt stelt dat de prestaties die partijen ná 9 juni 2015 over en weer hebben verricht, onverschuldigd zijn verricht. NVLF heeft in het verlengde daarvan aangevoerd, zakelijk weergegeven:
  • dat de betalingen die NVLF vanaf 9 juni 2015 heeft gedaan, onverschuldigd zijn gedaan en door Itec terugbetaald moeten worden;
  • dat aan het gebruik van het kopieerapparaat en de netwerkprinter en de service van Itec door NVLF in de periode vanaf 9 juni 2015 geen overeenkomst ten grondslag heeft gelegen, zodat ook die prestaties onverschuldigd zijn verricht;
  • dat die door Itec geleverde prestaties niet ongedaan te maken zijn en dat daar dus een aan Itec toekomende vergoeding voor in de plaats treedt ten belope van de waarde van die prestaties op het moment van ontvangt van de prestaties door NVLF;
  • dat de waarde van de prestaties en dus de daarvoor in de plaats tredende vergoeding gesteld kan worden op € 383,95 per maand.
NVLF beroept zich op verrekening van haar verbintenis tot betaling van de laatstgenoemde waardevergoeding met haar tegenvordering tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde huurtermijnen.
6.8.2.
Itec heeft onvoldoende betwist dat het feit dat de overeenkomst per 9 juni 2015 niet meer bestaat, meebrengt:
  • dat zij de over de periode vanaf 9 juni 2015 ontvangen huurbedragen moet terugbetalen;
  • dat aan haar een vergoeding toekomt voor de door haar vanaf 9 juni 2015 geleverde prestaties, bestaande uit het ter beschikking van NVLF laten van het kopieerapparaat en de netwerkprinter en het leveren van de bijbehorende service;
  • dat deze over en weer te verrichten betalingen met elkaar verrekend kunnen worden en dat Itec hetgeen na deze verrekening resteert, aan NVLF moet terugbetalen.
NVLF heeft haar stelling dat de waarde van de door Itec geleverde prestatie gesteld kan worden op € 383,95 per maand, in de memorie van grieven sub 47 en 48 op gedetailleerde wijze en onder verwijzing naar een productie onderbouwd. Itec heeft die stelling vervolgens in de memorie van antwoord (sub 38) onvoldoende betwist. Het hof zal daarom de waarde van de door Itec vanaf 9 juni 2015 aan NVLF geleverde prestatie stellen op € 383,95 per maand.
6.8.3.
Het bovenstaande voert tot de conclusie dat ook de door NVLF primair gevorderde veroordeling van Itec tot terugbetaling van de maandelijkse betalingen vanaf 9 juni 2015, te verminderen met € 383,95 per maand, toewijsbaar is.
6.8.4.
Over de door Itec aan NVLF terug te betalen bedragen is niet de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW maar slechts de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijsbaar. Art. 6:119a BW heeft immers alleen betrekking op de geldelijke tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten op grond van een handelsovereenkomst. Dit betreft de primaire betalingsverplichting uit de handelsovereenkomst. De wettelijke handelsrente ziet dus niet op andere geldelijke verplichtingen waartoe zo’n overeenkomst aanleiding kan geven, en evenmin op vorderingen tot vergoeding van schade (HR 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3106). De wettelijke rente is over elke terug te betalen maandelijkse huurtermijn, telkens verminderd met voormeld bedrag van € 383,95, toewijsbaar vanaf de dag waarop NVLF de betreffende huurtermijn heeft voldaan tot de dag van de terugbetaling van het met € 383,95 verminderde termijnbedrag.
Conclusie en afwikkeling
6.9.1.
Grief 2 heeft doel getroffen en dit brengt mee dat de primaire vordering van NVLF, zoals die na wijziging van eis in hoger beroep luidt, op de hierboven omschreven wijze toewijsbaar is. Dat betekent dat de subsidiaire en meer subsidiaire vordering en de nog niet behandelde grieven niet meer besproken hoeven te worden.
6.9.2.
Het bestreden vonnis, waarbij de vorderingen van NVLF geheel zijn afgewezen en NVLF in de proceskosten is veroordeeld, kan dus niet in stand blijven. Omdat de primaire vordering van NVLF wordt toegewezen zal het hof Itec als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het geding in eerste aanleg. Het hof zal de dagvaardingskosten daarbij begroten op € 77,75, zijnde hetzelfde bedrag als de dagvaardingskosten in hoger beroep. Op de in hoger beroep overgelegde exemplaren van de inleidende dagvaarding is weliswaar geen bedrag leesbaar maar het hof heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de dagvaardingskosten in eerste aanleg een ander bedrag hebben belopen dan de dagvaardingskosten in hoger beroep.
6.9.3.
Het hof zal Itec voorts als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof zal dit arrest, zoals door NVLF gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit alles voert tot de onderstaande uitspraak.

7.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 4 augustus 2016;
opnieuw rechtdoende:
  • verklaart voor recht dat de huur- en onderhouds-overeenkomst tussen partijen is opgehouden te bestaan per 9 juni 2015;
  • veroordeelt Itec tot terugbetaling van de maandelijkse huurbetalingen die NVLF over de periode vanaf 9 juni 2015 aan Itec heeft gedaan, elke maandelijkse huurbetaling te verminderen met € 383,95, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over elke terug te betalen maandelijkse huurtermijn, telkens verminderd met voormeld bedrag van € 383,95, vanaf de dag waarop NVLF de betreffende huurtermijn heeft voldaan tot de dag van de terugbetaling van het met € 383,95 verminderde termijnbedrag;
  • veroordeelt Itec in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter en begroot die kosten aan de zijde van NVLF tot op heden op € 77,75 aan dagvaardingskosten, € 816,-- aan griffierecht en € 800,-- aan salaris gemachtigde;
veroordeelt Itec in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten aan de zijde van NVLF tot op heden op € 77,75 aan dagvaardingskosten, € 1.957,-- aan griffierecht en € 2.148,-- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 maart 2019.
griffier rolraadsheer