ECLI:NL:GHSHE:2019:1028

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
200.220.716_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak: Aanneming of regie? Geschil over uitvoering en schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een geschil tussen een aannemer, handelend onder de naam Bouwbedrijf [vestigingsnaam], en zijn opdrachtgevers, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de vorderingen van de aannemer in conventie zijn afgewezen en de vorderingen van de opdrachtgevers in reconventie zijn toegewezen. De aannemer had in eerste aanleg onder andere gevorderd dat de opdrachtgevers hem onbetaalde facturen zouden betalen, terwijl de opdrachtgevers in reconventie een vervangende schadevergoeding en andere kosten vorderden. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de aannemer twaalf grieven heeft aangevoerd en de opdrachtgevers verweer hebben gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de afspraken tussen partijen, met name over de vraag of de aannemer zich had verbonden het gehele werk voor een vaste prijs op te leveren. Het hof heeft geoordeeld dat de stellingen van de opdrachtgevers op dit punt onvoldoende zijn onderbouwd. Het hof heeft de vordering van de aannemer tot betaling van openstaande facturen toegewezen, maar de vordering van de opdrachtgevers tot schadevergoeding voor herstel van gebreken gedeeltelijk afgewezen. Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en de aannemer veroordeeld tot betaling van € 67,07 aan de opdrachtgevers, met compensatie van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer HD 200.220.716/01
arrest van 19 maart 2019
in de zaak van
[appellant],
handelend onder de naam Bouwbedrijf [vestigingsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. R.A.J. Zomer te Oosterhout (NB),
tegen
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. K. Zeylmaker te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 3 juli 2017 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Breda) gewezen vonnis van 10 mei 2017 tussen appellant – [appellant] – als eiser in conventie, verweerder in reconventie, en geïntimeerden – gezamenlijk [geintimeerden c.s.] – als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 5023156 CV EXPL 16-2734)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het vonnis van 24 augustus 2016.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep en het herstelexploot van 29 augustus 2017;
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
In het voorjaar van 2014 heeft [geintimeerden c.s.] contact gezocht met [appellant] ten behoeve van het verbouwen van de aan te kopen woning op het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
Medio 2014 heeft [appellant] handgeschreven overzichten van werkzaamheden met bedragen opgesteld en aan [geintimeerden c.s.] verstrekt.
Op 20 september 2014 hebben partijen elkaar gesproken over de kosten en de besparingen die [geintimeerden c.s.] kon behalen door zelf werkzaamheden te verrichten bij de verbouwing van de inmiddels aangekochte woning.
Op 4 oktober 2014 is [appellant] aangevangen met de verbouwingswerkzaamheden.
Op 24 oktober 2014 heeft [appellant] een eerste termijn van € 10.000,-- aan [geintimeerden c.s.] gefactureerd, welke door [geintimeerden c.s.] is voldaan.
Bij e-mailbericht van 30 oktober 2014 heeft [appellant] een offerte aan [geintimeerden c.s.] verstrekt.
Op 28 november 2014 heeft [appellant] een tweede termijn van € 10.000,-- aan [geintimeerden c.s.] gefactureerd, welke door [geintimeerden c.s.] is voldaan.
Op 18 januari 2015 heeft [appellant] een factuur aan [geintimeerden c.s.] gezonden met als vermelding “afrekening t/m 31 december 2014” voor een bedrag van € 4.357,58.
In een gesprek op 18 januari 2015 en bij e-mailbericht van 26 januari 2015 heeft [geintimeerden c.s.] aan [appellant] haar zorgen geuit over de voortgang van de werkzaamheden.
Op 27 januari 2015 heeft [appellant] in een gesprek aan [geintimeerden c.s.] medegedeeld dat hij geen verdere werkzaamheden meer zal verrichten totdat de factuur van 18 januari 2015 wordt betaald.
Op 28 januari 2015 is [appellant] in de woning van [geintimeerden c.s.] geweest om zijn gereedschap en werkmateriaal op te halen.
Op 29 januari 2015 heeft [geïntimeerde 2] aangifte gedaan bij de politie van diefstal van spullen uit de woning, waaronder een zaag.
Bij brief van 30 januari 2015 heeft de gemachtigde van [geintimeerden c.s.] [appellant] gesommeerd om zijn werkzaamheden te hervatten.
Als reactie heeft [appellant] bij brief van 3 februari 2015 aan de gemachtigde van [geintimeerden c.s.] medegedeeld dat hij zijn werkzaamheden zal hervatten na betaling van de factuur van 18 januari 2015.
Op 13 februari 2015 heeft [appellant] een factuur aan [geintimeerden c.s.] gezonden voor geleverde materialen voor een bedrag van € 1.131,18.
Bij brief van 23 februari 2015 heeft de gemachtigde van [geintimeerden c.s.] aan [appellant] medegedeeld dat het werk nog niet af is, dat daarom niet aan betalingsverzoeken wordt voldaan en dat het expertisebureau BBAN is ingeschakeld.
Op 23 februari 2015 heeft het expertisebureau BBAN een inspectie ter plaatse uitgevoerd ter zake de verbouwingswerkzaamheden, waar [appellant] niet bij aanwezig is geweest.
In het rapport van BBAN van 23 februari 2015 staat vermeld dat er gebreken zijn en dat de totale herstelkosten € 37.660,-- exclusief BTW zijn, waarvan € 16.357,-- aan nog uit voeren kosten en € 21.303,-- aan herstelkosten van gebreken.
Op 4 mei 2015 heeft BBAN een aanvullend rapport uitgebracht.
Bij brief van 20 maart 2015 heeft de gemachtigde van [geintimeerden c.s.] [appellant] een kopie van het rapport van BBAN toegezonden, hem gesommeerd om het werk af te ronden en gebreken te herstellen conform het rapport.
Op 21 april 2015 heeft [appellant] een contra-expertise laten uitvoeren door HMT Bouwtechniek.
In mei 2015 heeft [geintimeerden c.s.] een voorlopig deskundigenonderzoek verzocht bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Op 17 december 2015 heeft de gerechtelijke deskundige, Kattevilder, het volgende geoordeeld:
3. Welke werkzaamheden zijn nog niet (geheel) uitgevoerd en welke kosten zijn verbonden aan het alsnog uitvoeren van deze onderdelen, zowel, (…)b. ervan uitgaande dat de werkzaamheden door een derde moeten worden uitgevoerd?
(…)
Ook hier zijn wij uitgegaan van de begroting gebaseerd op de tekening. De nog uit te voeren werkzaamheden zijn in het spreadsheet overzicht opgenomen kolom Q en de hierbij behorende kosten bedragen € 57.309,57 incl. 21% B.T.W.4. Voldoen de uitgevoerde werkzaamheden aan de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap?
Niet het gehele werk voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
(…).
5. Hoe hoog zijn de kosten die gemoeid zijn met herstel van de eventueel ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden?
Deze kosten heb ik in het spreadsheet weergegeven in kolom S. totaal inclusief 2l% B.T.W. € 4.029,91. (…)”
[appellant] is na de aangifte door [geïntimeerde 2] door de politie verhoord als verdachte en hij heeft vervolgens een klacht ingediend bij de politie over de wijze waarop het verhoor heeft plaatsgevonden en hij heeft inzage in het dossier gevraagd.
3.2.
[appellant] heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd [geintimeerden c.s.] te veroordelen:
- € 6.271,41 inclusief btw (onbetaalde facturen),
- € 876,83 ( buitengerechtelijke kosten),
- € 4.150,-- inclusief btw (winstmarge),
- € 12.322,86 ( schadevergoeding, kosten deskundigen) en
- € 618,88 ( advocaatkosten in verband met politieverhoor)
aan hem te betalen, te vermeerderen met rente, met veroordeling van [geintimeerden c.s.] in de kosten van het geding.
[geintimeerden c.s.] heeft verweer gevoerd.
3.3.
[geintimeerden c.s.] heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd:
- primair betaling van € 39.147,13 inclusief btw (vervangende schadevergoeding), te vermeerderen met rente,
- subsidiair benoeming van een nieuwe deskundige, een verklaring voor recht dat [appellant] aansprakelijk is voor de geconstateerde gebreken en betaling van een bedrag, op te maken bij staat,
- meer subsidiair € 4.029,94 inclusief btw (schadevergoeding), te vermeerderen met rente,
- primair, subsidiair en meer subsidiair:
teruggave van een zaag, een emmer, drie deurkozijnen en een bundel panlatten, op straffe van een dwangsom,
€ 1.757,10 inclusief btw (expertisekosten),
€ 2.874,36 (voorlopig deskundigenbericht),
€ 2.700,-- (dubbele woonlasten),
€ 26.262,30 (afsluiten tweede hypotheek),
€ 1.985,50 inclusief btw (kinderopvang),
nader op te maken bedrag (art. 6:96 lid 2 sub c BW) dan wel € 1.253,64 dan wel € 902,47 inclusief btw (buitengerechtelijke incassokosten),
te vermeerderen met rente,
met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.
[appellant] heeft verweer gevoerd.
3.4.
De kantonrechter heeft in het vonnis van 10 mei 2017 het gevorderde in conventie afgewezen en in reconventie [appellant] veroordeeld:
- € 32.159,71 ( vervangende schadevergoeding),
- € 2.874,36 ( voorlopig deskundigenbericht),
- € 2.987,32 ( extra hypotheekkosten) en
- € 1.253,64 ( buitengerechtelijke kosten)
aan [geintimeerden c.s.] te betalen, te vermeerderen met rente.
De kantonrechter heeft het meer of anders in reconventie gevorderde afgewezen en [appellant] in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordeeld.
3.5.
[appellant] heeft in hoger beroep twaalf grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, tot toewijzing van het door hem gevorderde en tot afwijzing van het door [geintimeerden c.s.] gevorderde.
[geintimeerden c.s.] heeft verweer gevoerd. Zij heeft naar het hof begrijpt geconcludeerd tot bekrachtiging. Zij heeft een incidenteel appel in haar bewijsaanbod (memorie van antwoord, 110) en petitum genoemd, maar zij heeft naar het hof begrijpt geen incidenteel appel ingesteld. Nergens heeft zij grieven gericht tegen een vonnis van de kantonrechter.
3.6.
De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.7.
Het hof is bevoegd van het geschil kennis te nemen. [geïntimeerde 1] had ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding woonplaats in [woonplaats] (conclusie van antwoord in conventie, 3). Partijen hebben er kennelijk voor gekozen de zaak aan de kantonrechter te Breda voor te leggen (conclusie van antwoord in conventie, 3).
3.8.
Het hof verwerpt het standpunt van [geintimeerden c.s.] over de appeldagvaarding (memorie van antwoord, 5). [geintimeerden c.s.] heeft ter toelichting opgemerkt dat de appeldagvaarding is uitgebracht aan een voormalig kantooradres van mr. Zeylmaker (ARAG) en dat het herstelexploot na het verstrijken van de appeltermijn is uitgebracht. Het hof is van oordeel dat de appeldagvaarding voldoet aan de eisen genoemd in de artikelen 45 lid 3 en 111 Rv (zie ook de e-mail aan de advocaten namens de rolraadsheer, gedateerd 29 augustus 2017).
3.9.
Het hof verwerpt het bezwaar van [appellant] tegen de memorie van antwoord (brief van 29 januari 2018). [appellant] heeft ter toelichting opgemerkt dat deze memorie is ondertekend door mr. Evers, dus niet mr. Zeylmaker. Het hof overweegt dat mr. Evers verbonden is aan hetzelfde kantoor als mr. Zeylmaker en klaarblijkelijk in opdracht van mr. Zeylmaker heeft getekend.
3.10.
Het eerste geschilpunt spitst zich toe op de vraag of [appellant] zich heeft verbonden het gehele werk (het verbouwde huis) op te leveren voor € 43.890,00, € 45.237,00 of € 49.760,70. Partijen zijn het erover eens dat [appellant] werkzaamheden moest uitvoeren en dat [geintimeerden c.s.] daarvoor een prijs moest betalen. [appellant] kwalificeert de afspraken als regie (dus geen verbintenis het gehele werk op te leveren voor een vast bedrag) (onder andere memorie van grieven, randnummer 37). [geintimeerden c.s.] kwalificeert de afspraak als aanneming voor een vaste prijs van € 43.890,00 inclusief btw (productie 1, inleidende dagvaarding). De kantonrechter heeft een richtprijs voor het gehele werk aangenomen: € 45.237,00 richtprijs inclusief btw (“offerte”, productie 1 bij inleidende dagvaarding) + 10% maximale marge zonder nader overleg = € 49.760,70. [geintimeerden c.s.] heeft deze benadering geaccepteerd.
3.11.
Het hof neemt de stelling van [geintimeerden c.s.] in aanmerking dat [appellant] de gehele verbouwing moest uitvoeren voor de vaste prijs (memorie van antwoord, 10-13). [geintimeerden c.s.] heeft zich beroepen op:
- de rapportages van haar adviseur BBAN (3.1 p-t hiervoor; producties 27 en 28 bij conclusie van antwoord in conventie),
- het rapport van de afdeling toezicht van de gemeente Breda (productie 26 bij conclusie van antwoord in conventie),
- een offerte van [adviesbureau] adviesbureau voor bouwconstructies b.v. (productie 36 bij de eerste akte van 21 november 2016),
- het bestek van ASR Bouwbedrijf BV (productie 37 bij de eerste akte van 21 november 2016),
- een rapport van WBI Service B.V. (productie 42 bij de tweede akte van 21 november 2016) en
- de door de rechtbank benoemde deskundige Kattevilder (3.1 v en w hiervoor; voorlopig deskundigenonderzoek; productie 15 bij inleidende dagvaarding).
Partijen waren betrokken bij het onderzoek van de deskundige Kattevilder. Het rapport van Kattevilder heeft dan ook dezelfde bewijskracht als een deskundigenbericht dat op de gewone wijze in een aanhangig geding heeft plaatsgehad (art. 207 lid 1 Rv).
Alle voornoemde deskundigen hebben gerapporteerd dat het werk niet af is en dat er gebreken zijn.
3.12.
Deze deskundigen hebben ook gewezen op onduidelijkheid wat betreft de afspraken (memorie van grieven, 42-44).
3.13.
[appellant] stelt dat werkzaamheden zoals het werk van de dakdekker, de nutsvoorzieningen en het werk van de loodgieter en de elektricien in elk geval, buiten [appellant] om, door [geintimeerden c.s.] rechtstreeks zouden worden geregeld en betaald (memorie van grieven, 15 b, 18, 23, 49, 54; memorie van antwoord, 19-20). Dergelijke werkzaamheden zijn kennelijk wel meegenomen door Kattevilder in zijn begroting van het “totale werk” (€ 93.149,29; memorie van grieven, 25).
3.14.
Het had bij deze stand van zaken naar het oordeel van het hof op de weg van [geintimeerden c.s.] gelegen nader uit te leggen wat onder “het werk” (door [appellant] uit te voeren voor € 43.890,00, € 45.237,00 of € 49.760,70) moet worden verstaan. [geintimeerden c.s.] heeft dat nagelaten. [geintimeerden c.s.] heeft geen analyse gemaakt van welke werkzaamheden [appellant] moest uitvoeren voor welk bedrag.
3.15.
[geintimeerden c.s.] heeft wel gewezen op de handgeschreven geschriften en de “offerte”. De inhoud van deze stukken biedt echter geen duidelijkheid over wat “het werk” betekent (3.1 b hiervoor; productie 1 bij inleidende dagvaarding). Uit deze stukken kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden afgeleid dat ( [geintimeerden c.s.] redelijkerwijs mocht verwachten dat) [appellant] het gehele verbouwde huis, conform de begroting van Kattevilder, moest opleveren voor € 43.890,00, € 45.237,00 of € 49.760,70. Dit blijkt uit het volgende.
In de handgeschreven geschriften (productie 1, inleidende dagvaarding) staat onder meer (in het handschrift van [appellant] ):
- onder “Woonkamer”: vloer uitnemen, balklaag uitnemen, zand inbrengen, isolatie vloer, betonwapening, beton storten, vloerverwarming (enz., onleesbaar);
- onder “Sloopwerk”: achterkamer/bijkeuken, garage, betonplaat verwijderen, wanden bovenverdieping;
- onder “Achterbouw”: uitzetten, uitgraven fundering, bekisting, isolatie vloer, betonwapening, beton storten, profielen stellen, metselwerk, achterpui (onder, boven, dak), garagedeuren, kozijnen stellen, staalconstructie, voorzetwanden, wanden bovenverd., balklaag (1e verd., 2e verd.), HEA, vloeren leggen, trap, isolatie gevels, dakbeschot, constructie, dakdekker, pannen, goot voorzijde, stucwerk, steiger, dakramen, dakkapel voorzijde;
- “ excl. CV-installatie, elektra, water/gas”.
In de “offerte” (productie 2, inleidende dagvaarding) staat onder meer:
- uitnemen vloer woonkamer en vervangen door betonvloer (€ 4.800,--);
- eventueel vloerverwarming aanbrengen (€ 1.100,--);
- bestaande achterkamer en bijkeuken slopen, nieuwe fundering aanbrengen t.b.v. nieuwe achterkamer, keuken en uitbouw garage. Opbouw balkon, nieuwe badkamer en achterkamer (€ 19.400,--);
- dakkapel uitvoer voor en achterzijde (€ 7.800,--);
- totaal inclusief btw € 45.237,--;
- excl. CV installatie, Electra, Water/Gas (versie “d”).
In versie “d” (productie 1, inleidende dagvaarding) heeft [geïntimeerde 1] (c.s.) in haar handschrift onder meer toegevoegd:
- “ offertebespreking [appellant] , [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] zat. 20 sept. 2014”
- voorstel 4 oktober start, mensen regelen sloop, container regelen, [appellant] zelf +/- € 43890,-, [appellant] + K2 +/- € 36890,-, rekening houdend met stelposten, uitgewerkte offerte volgt + opdracht ter bevestiging, volgende week contact na definitieve aanvraag vergunning.
Uit het voorgaande blijkt dat onduidelijk is gebleven of [appellant] bij de uitvoering van “het werk” het gehele huis moest verbouwen.
3.16.
[geintimeerden c.s.] lijkt ervan uit te gaan dat [appellant] het gehele werk conform de tekeningen moest opleveren (conclusie van antwoord in conventie, 11; lijst gebreken, blz. 7-8, brief van 30 november 2015 van mr. Zeylmaker, bijlage bij het deskundigenbericht, productie 15 bij inleidende dagvaarding; memorie van antwoord, 13, 17, 43). [geintimeerden c.s.] wijst erop dat zij de tekeningen heeft opgezocht respectievelijk laten opmaken en dat de tekeningen voor de aanvang van de werkzaamheden aan [appellant] ter hand zijn gesteld (conclusie van antwoord in conventie, 9, 11). Maar [geintimeerden c.s.] heeft niets gesteld waaruit volgt dat [appellant] zich heeft verbonden alle werkzaamheden die uit de tekeningen voortvloeien te realiseren voor € 43.890,00, € 45.237,00 of € 49.760,70. [geintimeerden c.s.] heeft niet uitgelegd wat [appellant] concreet heeft gezegd of gedaan waaruit [geintimeerden c.s.] mocht afleiden dat [appellant] daarmee wenste in te stemmen (conclusie van antwoord in conventie, 11-13; memorie van antwoord, 12 en verder). De handgeschreven geschriften en de getypte “offerte” (producties 1-2 bij inleidende dagvaarding) zijn in dat kader onvoldoende. In deze stukken wordt niet verwezen naar de tekeningen. De geschriften zijn niet ondertekend. De geschriften zijn kennelijk, gezien het handschrift, in niet geringe mate opgesteld door [geintimeerden c.s.] De letters “ [letter 1] ” en “ [letter 2] ” zijn op enig moment door iemand toegevoegd, waaruit volgt dat bepaalde werkzaamheden zouden worden uitgevoerd door [appellant] ( [appellant] ) en andere door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ( [geintimeerden c.s.] ). [geintimeerden c.s.] gaat ervan uit dat “besparingen” mogelijk waren (dus een lagere prijs) indien zij zelf bepaalde werkzaamheden zou uitvoeren (conclusie van antwoord in conventie, 12). [geintimeerden c.s.] heeft niet concreet de omstandigheden omschreven: wanneer en in overleg met wie zijn de verschillende onderdelen opgemaakt? Deze geschriften maken aldus niet duidelijk dat [appellant] zich heeft verbonden het gehele werk conform tekeningen op te leveren voor € 43.890,00, € 45.237,00 of € 49.760,70.
3.17.
De omstandigheid dat de deskundige Kattevilder de redelijke kosten van de werkzaamheden conform tekeningen heeft begroot op € 93.149,29 inclusief btw levert een duidelijke aanwijzing op dat [geintimeerden c.s.] pas op grond van ondubbelzinnige gedragingen van [appellant] redelijkerwijs zou mogen aannemen dat [appellant] bereid was het gehele werk conform tekeningen op te leveren voor € 43.890,00, € 45.237,00 of € 49.760,70. Over dergelijke gedragingen is niets gesteld (memorie van antwoord, 18).
3.18.
De conclusie wat betreft het eerste geschilpunt – de vraag of [appellant] zich heeft verbonden het gehele werk (het verbouwde huis) op te leveren voor € 43.890,00, € 45.237,00 of € 49.760,70 – is dat de stellingen van [geintimeerden c.s.] op dit punt onvoldoende zijn onderbouwd en niet tot toewijzing van het door haar gevorderde kunnen leiden.
3.19.
Het tweede geschilpunt betreft de vraag hoe partijen met elkaar moeten afrekenen. Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst verder niet wordt uitgevoerd. Zij hebben zich in feite neergelegd bij een beëindiging van de overeenkomst onder voorbehoud van aanspraken op schadevergoeding (memorie van grieven, 117; vergelijk HR 08-07-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684, NJ 2012, 684, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (G4 Beheer/Hanzevast Beleggingen)). Het hof leidt dit af uit de volgende omstandigheden. [appellant] heeft het werk gestaakt. [geintimeerden c.s.] heeft nagelaten de laatste facturen te voldoen. [geintimeerden c.s.] heeft het werk door derden laten afmaken. [geintimeerden c.s.] maakt aanspraak op vervangende schadevergoeding (niet: nakoming in de zin van uitvoering van werkzaamheden). [geintimeerden c.s.] wenst dus in geld af te rekenen. [appellant] meldt dat [geintimeerden c.s.] hem in de gelegenheid had moeten stellen voor herstel van gebreken (memorie van grieven, 31). Echter, dit verweer heeft (indien juist) mogelijk gevolgen voor de hoogte van de schadevergoeding, maar niet voor het recht van [geintimeerden c.s.] om schadevergoeding te vorderen (zie de conclusie van advocaat-generaal mr. Valk, ECLI:NL:PHR:2017:1164, nr. 2.18). Ook [appellant] wenst (in dit stadium) in geld af te rekenen.
3.20.
Het voorgaande betekent dat de vragen (a) welke partij op enig tijdstip wel of niet in verzuim is geraakt en (b) wat partijen over en weer tijdens het gesprek van 18 januari 2015 wel of niet hebben gezegd, of uit elkaars gedragingen mochten of moesten afleiden, verder onbesproken kunnen blijven (memorie van grieven, 70; memorie van antwoord, 23). Deze vragen zijn gerezen omdat [appellant] stelt dat [geintimeerden c.s.] zei niet meer te willen betalen waarna [appellant] het werk staakte, terwijl [geintimeerden c.s.] stelt dat [appellant] het werk staakte, waarna [geintimeerden c.s.] de betaling heeft opgeschort.
3.21.
Bij de beoordeling van het tweede geschilpunt behandelt het hof hieronder eerst de vorderingen van [geintimeerden c.s.] en daarna de vorderingen van [appellant] .
3.22.
De eerste vordering van [geintimeerden c.s.] betreft de kosten voor herstel van gebreken. Het hof neemt in aanmerking dat Kattevilder de kosten voor herstel van de gebreken heeft begroot op € 4.901,30 (memorie van grieven, 31; productie 15 bij inleidende dagvaarding).
3.23.
[appellant] heeft zich bij verschillende onderdelen van het rapport van Kattevilder neergelegd (conclusie van antwoord in reconventie, 3-5, 8, 22; reactie van [appellant] op het deskundigenbericht, productie 15 bij inleidende dagvaarding). [appellant] betwist het rapport wat betreft de gebreken en herstelkosten van € 4.901,30 (memorie van grieven, 55, 59-61, 103 en verder; anders dan [geintimeerden c.s.] stelt is er wel een grief tegen het rapport in zoverre; memorie van antwoord, 51; conclusie van antwoord in reconventie, 15; brief van 26 november 2015 van mr. Zomer, bijlage bij deskundigenbericht, productie 15 bij inleidende dagvaarding). [appellant] voert aan dat hij heeft gewerkt op regiebasis en dat bij het staken van het werk sprake was van een half product (er waren “voorlopige voorzieningen”; veel “gebreken” zouden dus in de volgende fases van het werk worden opgelost). [appellant] merkt op dat Kattevilder werkzaamheden van derden ten onrechte heeft meegenomen en dat [appellant] recht had op een gelegenheid voor herstel/afbouw (conclusie van antwoord in reconventie, 15; memorie van grieven, 31, 103). [appellant] heeft in voornoemde brief van 26 november 2015 gewezen op de volgende punten:
- DPC folie;
- stalen lateiconstructie;
- dakconstructie eerste verdieping;
- verbinding stalen ligger en houten balken;
- isolatiemateriaal ca.;
- houten balken niet gemenied;
- isolatie schuine dakvalk;
- zwaluwstaartvloeren;
- aansluiting oud- en nieuw werk;
- versterkte vloer;
- houten balklagen in vloeren;
- buitengevellatei;
- aansluiting bestaande garage;
- afwerking.
3.24.
[geintimeerden c.s.] heeft aanvankelijk (voor een minnelijke regeling) het rapport van Kattevilder tot uitgangspunt genomen, maar zij heeft later naar voren gebracht dat er meer gebreken zijn, dat er ondeugdelijk werk is en dat de kosten van herstel veel hoger zijn (conclusie van antwoord in conventie, 69-72; brief van 30 november 2015 van mr. Zeylmaker, bijlage bij deskundigenbericht, productie 15 bij inleidende dagvaarding; memorie van antwoord, 30, 53, 56, 105). [geintimeerden c.s.] heeft zich beroepen op de rapportages van de overige deskundigen (3.11 hiervoor). [geintimeerden c.s.] gaat naar het hof begrijpt uit van het werk dat nodig is voor de gehele verbouwing (zij neemt bijvoorbeeld het dak mee, conclusie van antwoord in conventie, 70). [geintimeerden c.s.] heeft in voornoemde brief van 30 november 2015 (onder meer) gewezen op de volgende punten (blz. 5, 7 en 8):
- sloop en opmetselen binnenmuren BG/1e verdieping;
- vloerverwarming;
- smeervloer;
- metselwerk;
- achterpui;
- garagedeuren;
- kozijnen stellen;
- voorzetwanden;
- wanden bovenverdieping;
- vloer leggen;
- dakbeschot;
- dakdekker;
- pannen kantpakpannen vorstpannen;
- goot voorzijde;
- stucwerk;
- dakramen;
- dakkapel;
- aansluiting oud naar nieuw;
- balken plafond loggia niet in de menie;
- aansluitingen oud/nieuw niet volgens detaillering;
- maatvoering fundering ter hoogte van de achtergevel niet conform tekening;
- maatvoering fundering ter hoogte van de rechter zijgevel niet conform tekening;
- maatvoering deurkozijnen niet conform bouwtekening;
- metselwerk garage niet ingezaagd;
- rechter HSB wand niet conform tekening;
- dakbedekking niet conform bouwtekening;
- dakafwerking niet afgewerkt en verkeerde aansluiting bestaand dak;
- slecht metselwerk;
(zie verder ook de lijst op blz. 8 van de brief van 30 november 2015).
3.25.
De deskundige Kattevilder is ingegaan op de reacties van partijen (blz. 8-11 van zijn rapport, productie 15 bij inleidende dagvaarding). Het hof acht het rapport van de deskundige Kattevilder betrouwbaar en overtuigend en ziet geen reden de conclusies van deze deskundige in twijfel te trekken. Partijen hebben over en weer geen deugdelijke, overzichtelijke, begrijpelijke analyse gemaakt van de stand van het werk in januari 2015 en de te herstellen gebreken in verhouding tot de afspraken (waartoe heeft [appellant] zich verbonden?) en de nog uit te voeren werkzaamheden. Het hof kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, een dergelijke analyse niet afleiden uit de voornoemde rapporten van partijdeskundigen en overige stukken. Nader onderzoek is niet geïndiceerd omdat het werk al is afgemaakt. Het hof overweegt verder dat [appellant] niets heeft gesteld waaruit volgt dat het herstel goedkoper zou zijn indien [appellant] de werkzaamheden zelf zou hebben uitgevoerd. Het hof merkt ook op dat [geintimeerden c.s.] niet concreet en gespecificeerd heeft toegelicht dat en waarom het in haar kostenopstelling gaat om gebreken in het werk dat [appellant] moest uitvoeren (producties 1-2 bij inleidende dagvaarding, 3.15 hiervoor). Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat [geintimeerden c.s.] aanspraak heeft op € 4.901,30 als vergoeding voor de gebreken in het werk. De vordering van [geintimeerden c.s.] is in zoverre terecht toegewezen door de kantonrechter en de grieven falen in zoverre. De vordering van [geintimeerden c.s.] moet voor het overige worden afgewezen. De grieven slagen in zoverre.
3.26.
De tweede vordering van [geintimeerden c.s.] betreft een vergoeding voor hypotheekkosten. Deze vordering is bij gebreke van incidenteel appel in hoger beroep aan de orde voor zover de kantonrechter de vordering heeft toegewezen (€ 2.987,32) (memorie van grieven, 120 en verder; memorie van antwoord, 101). [geintimeerden c.s.] heeft ter toelichting gesteld dat zij door de handelwijze van [appellant] een tweede hypotheek heeft moeten afsluiten en afsluitkosten, rente en een bijdrage voor gas/water/licht heeft moeten betalen (dubbele woonlasten gedurende achttien maanden, conclusie van antwoord in conventie, 97). Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat [geintimeerden c.s.] onvoldoende heeft uitgelegd dat en waarom [appellant] zich heeft verbonden het gehele werk op te leveren voor € 43.890,00, € 45.237,00 of € 49.760,70. [appellant] heeft daarnaast aangevoerd dat geen harde datum voor oplevering van het overeengekomen werk is afgesproken. [geintimeerden c.s.] heeft niet concreet duidelijk gemaakt dat een datum voor de oplevering (31 januari 2015, conclusie van antwoord in conventie, 97) is afgesproken (wat heeft [appellant] gezegd of gedaan waaruit een afspraak over de datum van de oplevering redelijkerwijs mocht worden afgeleid?) of dat zij een redelijke termijn heeft gesteld voor de uitvoering van bepaalde overeengekomen werkzaamheden (en hoe lang die termijn is). [geintimeerden c.s.] heeft evenmin een adequate toelichting aangereikt voor het vereiste causaal verband tussen de handelwijze van [appellant] , de gestelde gebreken (of het niet uitgevoerde werk), de financiële situatie van [geintimeerden c.s.] (en de noodzaak een tweede hypothecaire geldlening af te sluiten) en de gestelde schade. Ook de gestelde schade is niet voldoende toegelicht. Onduidelijk is gebleven of de werkzaamheden van de door [geintimeerden c.s.] ingeschakelde derden eerder zijn voltooid dan het tijdstip waarop [appellant] de overeengekomen werkzaamheden had kunnen en moeten opleveren indien hij alle afspraken met [geintimeerden c.s.] onberispelijk zou zijn nagekomen. [geintimeerden c.s.] heeft niet uitgelegd dat en waarom haar bijdrage voor gas/water/licht hoger zijn geweest dan de kosten die zij zou hebben betaald indien zij eerder in het huis was gaan wonen. Onvoldoende toegelicht is dat [geintimeerden c.s.] in de werkelijke situatie meer heeft moeten lenen of meer kosten heeft gemaakt dan zij in de hypothetische situatie van onberispelijke nakoming zou hebben gemaakt. De vordering van [geintimeerden c.s.] moet dan ook op dit punt geheel worden afgewezen. De grieven slagen in zoverre.
3.27.
De overige vorderingen van [geintimeerden c.s.] in eerste aanleg zijn door de kantonrechter afgewezen. Deze vorderingen zijn bij gebreke van incidenteel appel in hoger beroep niet aan de orde (met uitzondering van de vorderingen met betrekking tot de kosten van partijdeskundigen, de kosten van de deskundige Kattevilder en de buitengerechtelijke incassokosten; zie 3.31 hierna).
3.28.
De eerste vordering van [appellant] betreft de openstaande facturen (€ 6.271,41) voor uren en materialen (memorie van grieven, 72-85). [geintimeerden c.s.] heeft niet (voldoende gemotiveerd) aangevoerd dat de uren niet zijn gewerkt of dat de materialen niet zijn geleverd. [geintimeerden c.s.] wenst haar schuld te verrekenen met haar hiervoor behandelde tegenvordering (tot vergoeding van schade). Het hof zal dan ook de openstaande facturen en de gegronde vordering van [geintimeerden c.s.] betrekken in de na te melden algehele afrekening tussen partijen. De grieven slagen in zoverre.
3.29.
De tweede vordering van [appellant] betreft een vergoeding voor een winstmarge (memorie van grieven, 111). [appellant] heeft echter naar het oordeel van het hof in het geheel niet duidelijk gemaakt welke afspraken hij met [geintimeerden c.s.] heeft gemaakt als grondslag voor deze vordering (aanneemsom te vermeerderen met een winstopslag van 10%) en waarom hij aanspraak zou mogen maken op een vergoeding voor gederfde winstmarge (in overeenstemming met art. 7:764 lid 2 BW). [appellant] gaat er zelf van uit dat een vaste prijs of een offerte helemaal niet aan de orde was (memorie van grieven, 112). Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat het beroep van [geintimeerden c.s.] op een vaste prijs voor alle werkzaamheden onvoldoende is onderbouwd. Deze vordering is terecht afgewezen door de kantonrechter. De grieven falen in zoverre.
3.30.
De derde vordering van [appellant] strekt tot vergoeding voor advocaatkosten in verband met de aangifte van [geintimeerden c.s.] ter zake van vermeende diefstal van zaken uit de nieuwbouw (3.1 l en x hiervoor). Het standpunt van [appellant] is dat [geintimeerden c.s.] op onrechtmatige wijze aangifte heeft gedaan, waardoor hij advocaatkosten heeft gemaakt (memorie van grieven, 101; vonnis, 3.27). [geintimeerden c.s.] voert aan dat [appellant] zich zonder toestemming toegang heeft verschaft tot de ruimte in het huis waar de werkzaamheden plaatsvonden en dat een aangifte dus voor de hand lag. [appellant] antwoordt daarop dat hij gereedschap kwam halen, dat de sleutel niet meer in het daartoe bestemde kastje hing en dat hij alleen de provisorische deuren van de bouwruimte zonder sleutel heeft geopend. Het hof is van oordeel dat de aangifte wellicht een overdreven reactie was. Het hof overweegt echter ook dat de aangifte niet geheel onbegrijpelijk was. [appellant] heeft immers niet laten weten dat hij kwam. Hij heeft niet verzocht de bouwruimte te mogen betreden. Al met al kan naar het oordeel van het hof (zonder nadere toelichting, die ontbreekt) niet worden gezegd dat [geintimeerden c.s.] onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter heeft deze vordering naar het oordeel van het hof terecht afgewezen. De grieven falen in zoverre.
3.31.
De laatste vordering van partijen over en weer betreft vergoeding van de kosten van door hen ingeschakelde deskundigen en juristen. Gelet op al het voorgaande moet iedere partij de kosten van door haar ingeschakelde deskundigen en juristen dragen (memorie van grieven, 101, 128). Het over en weer gevorderde zal in zoverre worden afgewezen. Ook de over en weer gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten moet worden afgewezen. De kosten van de door de rechtbank benoemde deskundige Kattevilder komen voor rekening van partijen, [geintimeerden c.s.] voor de helft en [appellant] voor de helft. [geintimeerden c.s.] heeft deze kosten aanvankelijk betaald (€ 2.874,36). [appellant] moet de helft daarvan aan [geintimeerden c.s.] vergoeden. Het hof zal de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep tussen partijen compenseren. Iedere partij is immers op enkele punten in het ongelijk gesteld.
3.32.
Het hof gaat voorbij aan het onvoldoende gespecificeerde of niet ter zake doende bewijsaanbod van partijen over en weer.
3.33.
De conclusie wat betreft het tweede geschilpunt is dat partijen als volgt met elkaar moeten afrekenen:
- vordering [appellant] (onbetaalde facturen) € 6.271,41
- vordering [geintimeerden c.s.] (herstel gebreken) 4.901,30
- vordering [geintimeerden c.s.] (helft kosten Kattevilder)
1.437,18
per saldo: vordering [geintimeerden c.s.] 67,07
3.34.
De standpunten van [geintimeerden c.s.] in eerste aanleg zijn betrokken bij de beoordeling hiervoor, gelet op de devolutieve werking van het hoger beroep.
3.35.
De conclusie van het voorgaande is dat de grieven deels slagen, voor het overige falen en geen verdere behandeling behoeven. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Het hof zal [appellant] veroordelen € 67,07 aan [geintimeerden c.s.] te betalen. De proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep zullen worden gecompenseerd.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
en opnieuw rechtdoende
veroordeelt [appellant] € 67,07 aan [geintimeerden c.s.] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders over en weer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en G.J.S. Bouwens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 maart 2019.
griffier rolraadsheer