Uitspraak
8.Het verdere verloop van het geding
- het tussenarrest van 30 oktober 2018;
- de akte van [appellant] van 4 december 2018;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 15 januari 2019.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de eigendom van een woonunit die is geplaatst op een perceel dat executoriaal is verkocht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.N. van Geenen, stelt dat hij eigenaar is gebleven van de woonunit na de executoriale verkoop. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. S.J.G.A. van Pelt, betwist deze claim en stelt dat de woonunit bij de executoriale verkoop was inbegrepen. Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 30 oktober 2018 de appellant in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken over te leggen die de omvang van de executoriale verkoop verduidelijken. Echter, de appellant heeft nagelaten om deze bescheiden aan te leveren, wat volgens de geïntimeerde betekent dat niet is komen vast te staan dat de woonunit niet bij de verkoop was inbegrepen.
Het hof concludeert dat de vordering van de appellant niet kan worden toegewezen, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij eigenaar is gebleven van de woonunit. De grondslag van zijn vordering is daarmee komen te ontvallen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 21 september 2016, waarin de vordering van de appellant werd afgewezen. De appellant wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 718,= aan griffierecht en € 2.685,= aan salaris advocaat. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.