Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
15 november 2017.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van kinderalimentatie na een echtscheiding. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant aangevochten, waarin de kinderalimentatie voor zijn twee kinderen was vastgesteld. De man heeft op 14 februari 2018 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 15 november 2017, waarin de rechtbank de kinderalimentatie had gewijzigd. De vrouw heeft op 27 maart 2018 een verweerschrift ingediend, waarin zij tevens incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 oktober 2018 en is voortgezet op 8 januari 2019.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de echtscheiding is uitgesproken op 23 januari 2015, en partijen hebben in een ouderschapsplan afgesproken dat de man € 300,- per kind per maand aan kinderalimentatie zou betalen. Dit bedrag is later verhoogd naar € 725,- per maand. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de kinderalimentatie voor de kinderen gewijzigd, wat de man heeft aangevochten. De man heeft verschillende grieven ingediend, waaronder de draagkracht van zowel hemzelf als de vrouw.
Het hof heeft de grieven van de man en de vrouw gezamenlijk beoordeeld en geconcludeerd dat de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie in stand blijft, maar dat er zich vanaf 1 juni 2018 wijzigingen van omstandigheden hebben voorgedaan die een herbeoordeling van de kinderalimentatie rechtvaardigen. Het hof heeft de kinderalimentatie opnieuw vastgesteld en bepaald dat de man per maand een bijdrage van € 303,27 per kind zal betalen, met een verdere aanpassing per [geboortedatum 4] 2018. Tevens is bepaald dat de vrouw de teveel ontvangen kinderalimentatie vanaf 1 januari 2017 aan de man dient terug te betalen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.