Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5345675 CV EXPL 16-4823)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
- [appellanten] huren sinds 1 november 2008 van Allee Wonen de woonwagenstandplaats met berging/voorzieningengebouw aan de [adres] te [standplaats] . De standplaats is bestemd om te worden gebruikt als standplaats voor één woonwagen.
- [appellanten] hebben een eigen woonwagen op de standplaats geplaatst. Zij hebben twee kinderen, waarvan er een – ten tijde van het geding in eerste aanleg 15 jaar oud – hij hen woont.
- Op 30 maart 2016 heeft de politie, in samenwerking met de gemeente Roosendaal, het Openbaar Ministerie, de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, de sociale recherche en de Belastingdienst, een integrale controle uitgevoerd op het woonwagenkamp aan de [locatie] te [standplaats] . Bij die controle zijn drie hennepkwekerijen aangetroffen. Daarbij is ook geconstateerd dat diefstal van stroom heeft plaatsgevonden, waardoor zes woonwagens door de netbeheerder zijn afgesloten van elektriciteit.
- In de woonwagen van [appellanten] zijn geen met kweek van hennep verband houdende zaken aangetroffen. Wel werd op de eerste verdieping van een van de twee schuren vlakbij de woonwagen van [appellant 2] een in werking zijnde hennepkwekerij ontdekt. De politie heeft daaromtrent aan Allee Wonen een hennepinformatiebericht gezonden (zie productie 3 bij de dagvaarding), waarvan de inhoud – voor zover hier van belang – als volgt luidt:
- Ter zake van de stroomdiefstal is door de netbeheerder (Exenis) aan [appellanten] een rekening gestuurd van € 1.843,21.
- Bij aangetekende brief van 21 juni 2016 zijn [appellanten] door (de gemachtigde van) Allee Wonen in de gelegenheid gesteld de huur op te zeggen, onder mededeling dat bij gebreke van een vrijwillige opzegging een ontbindingsprocedure zou worden opgestart.
- [appellanten] hebben de huur niet opgezegd. Zij verblijven nog steeds op de standplaats.
- ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de woonwagenstandplaats;
- veroordeling van [appellanten] tot ontruiming van die standplaats;
- [appellanten] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door, voor zover de hennepkwekerij al niet door henzelf werd geëxploiteerd, onvoldoende toezicht te houden op hetgeen zich afspeelde in de pal tegen de woonwagenstandplaats staande en door [appellant 2] gebruikte loods (rov. 3.6).
- Allee Wonen heeft een gerechtvaardigd belang bij haar vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de standplaats. De door [appellanten] aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn, afgezet tegen de ernst van de tekortkoming, van onvoldoende gewicht om aan de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de standplaats in de weg te staan. De vorderingen tot ontbinding en ontruiming moeten daarom worden toegewezen (rov. 3.8).
- de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woonwagenstandplaats met berging/voorzieningengebouw aan de [adres] te [standplaats] ontbonden;
- [appellanten] hoofdelijk veroordeeld om de woonwagenstandplaats binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen;
- [appellanten] in de proceskosten veroordeeld.
- [appellante 1] leidt aan een gegeneraliseerde convulsieve epilepsie, en bij een gedwongen verhuizing een groter risico op insulten ontstaat (grief II);
- [appellanten] al nagenoeg hun hele leven op het woonwagenkamp te [standplaats] wonen en het moeten verlaten van die woonomgeving voor hen – en zeker voor [appellante 1] – een enorme inpact zal hebben (grief III).