ECLI:NL:GHSHE:2018:973

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
200.217.299_01 en 200.217.310_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bewindvoerder en mentor in het kader van bewind en mentorschap voor een meerderjarige met vergevorderde dementie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de benoeming van een bewindvoerder en een mentor voor een meerderjarige vrouw, hierna aangeduid als de moeder, die lijdt aan vergevorderde dementie. De moeder verblijft sinds 23 mei 2017 in een verpleeghuis en heeft zeven kinderen. De rechtbank Oost-Brabant had eerder een bewind ingesteld over haar goederen en mentorschap benoemd voor haar zorg. De appellante, een van de kinderen, is het niet eens met de benoeming van de huidige bewindvoerder en mentoren en heeft hoger beroep ingesteld. Ook andere familieleden hebben incidenteel appel ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 februari 2018 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de appellante en de huidige bewindvoerder. De appellante heeft haar verzoek om zelf als bewindvoerder te worden benoemd ingetrokken, maar stelt zich op het standpunt dat zij de meest aangewezen persoon is om als mentor te worden benoemd. De andere betrokkenen, waaronder de huidige bewindvoerder en mentoren, hebben echter bezwaren tegen deze benoeming geuit, onder andere vanwege de onrust die de benoeming van de appellante in de familie zou veroorzaken.

Het hof heeft vastgesteld dat er consensus is over de noodzaak van een bewind en mentorschap, maar dat de keuze van de bewindvoerder en mentor in geschil is. Gezien de verstoorde familieverhoudingen en de zorg voor de moeder, heeft het hof besloten om een professionele bewindvoerder en mentor te benoemen. De huidige benoemingen zijn vernietigd en nieuwe benoemingen zijn gedaan, waarbij de belangen van de moeder voorop staan. De beslissing is genomen in het belang van de moeder, om verdere verslechtering van de familieverhoudingen te voorkomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
afdeling civiel recht
Uitspraak: 8 maart 2018
Zaaknummers: 200.217.299/01 (bewind) en 200.217.310/01 (mentorschap)
Zaaknummers eerste aanleg: 5656439 BM VERZ 17-257 (bewind)
5656446 BM VERZ 17-258 (mentorschap)
in de zaak in hoger beroep (nummer 200.217.299/01) van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. N.M.J. Schepens.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de moeder/rechthebbende] (hierna te noemen: de moeder/de rechthebbende);
- [belanghebbende 1] ;
- [belanghebbende 2] ;
- [belanghebbende 3] ;
- [belanghebbende 4]
,tevens appellante in incidenteel appel, bijgestaan door mr. E. van de Kraats;
- [belanghebbende 5] ;
- [belanghebbende 6] ;
- [belanghebbende 7] , tevens appellante in incidenteel appel, bijgestaan door
mr. E. van de Kraats,
en in de zaak in hoger beroep (nummer 200.217.310/01) van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. N.M.J. Schepens.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de moeder/rechthebbende] (hierna te noemen: de moeder/de betrokkene);
- [belanghebbende 1] ;
- [belanghebbende 2] ;
- [belanghebbende 3] ;
- [belanghebbende 4]
,tevens appellante in incidenteel appel, bijgestaan door mr. E. van de Kraats;
- [belanghebbende 5] ;
- [belanghebbende 6] ;
- [belanghebbende 7] , tevens appellante in incidenteel appel, bijgestaan door
mr. E. van de Kraats,
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 3 maart 2017, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

In de zaak met nummer 200.217.299/01:
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 juni 2017, heeft
[appellante] verzocht voormelde beschikking met zaaknummer 5656439 BM VERZ
17-257 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar te benoemen tot bewindvoerder over (naar het hof begrijpt: de goederen van) de rechthebbende, dan wel een onafhankelijke professionele bewindvoerder te benoemen.
2.2.
Namens [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] heeft mr. Van de Kraats op 19 januari 2018 een verweerschrift met producties bij het hof ingediend. Bij dit verweerschrift hebben [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] tevens incidenteel appel ingesteld en verzocht de beschikking met zaaknummer 5656439 BM VERZ 17-257 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, een onafhankelijke professionele bewindvoerder te benoemen als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende
.
In de zaak met nummer 200.217.310/01:
2.3.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 juni 2017, heeft [appellante] verzocht voormelde beschikking met nummer 5656446 BM VERZ 17-258 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar te benoemen tot mentor ten behoeve van de betrokkene, dan wel een onafhankelijke professionele bewindvoerder (het hof leest: mentor) te benoemen.
2.4.
[belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] hebben ieder bij afzonderlijke brief van
15 juli 2017 het hof verzocht hun mentorschap over de betrokkene te beëindigen en een professioneel mentor aan te stellen.
Namens [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] heeft mr. Van de Kraats op 19 januari 2018 een verweerschrift met producties bij het hof ingediend. Bij dit verweerschrift hebben [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] tevens incidenteel appel ingesteld en verzocht de beschikking met zaaknummer 5656446 BM VERZ 17-258 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, een onafhankelijke professionele mentor te benoemen ten behoeve van de betrokkene
.
In de zaak met nummer 200.217.299/01 en in de zaak met nummer 200.217.310/01:
2.5.
Het hof heeft de zaken ambtshalve gevoegd. De mondelinge behandeling heeft in beide zaken tegelijkertijd plaatsgevonden op 1 februari 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellante] , bijgestaan door mr. A.M.J.C. Janssen, waarnemend voor mr. Schepens;
- [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] , bijgestaan door mr. Van de Kraats;
- [belanghebbende 1] ;
- [belanghebbende 5] ;
- [belanghebbende 6] .
2.5.1.
De moeder/de rechthebbende/de betrokkene is niet ter zitting verschenen. Evenmin zijn verschenen [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] .
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellante] van 9 juni 2017;
- de brief van [adviseur wonen, welzijn en zorg bij de zorggroep Charim] , adviseur wonen, welzijn en zorg bij de zorggroep Charim van
21 augustus 2017;
- de brief van [medewerker van bewindvoering] namens [bewindvoering] Bewindvoering B.V. van 23 januari 2018 met als bijlage een bereidverklaring d.d. 23 januari 2018 om te worden benoemd tot bewindvoerder voor de rechthebbende;
- een bereidverklaring d.d. 29 januari 2018 van [opvolgend mentor] om te worden benoemd tot mentor over de betrokkene.

3.De beoordeling

In de zaak met nummer 200.217.299/01 in het principaal en incidenteel appel en in de zaak met nummer 200.217.310/01 in het principaal en incidenteel appel:
3.1.
De moeder heeft zeven kinderen. Zij verblijft sinds 23 mei 2017 in het verpleeghuis De Meent in [vestigingsplaats 1] .
3.2.
Bij de bestreden beschikking met nummer 5656439 BM VERZ 17-257 heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant een bewind ingesteld over alle goederen die de moeder als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren en [belanghebbende 5] , een kind van de moeder, tot bewindvoerder benoemd.
Bij de bestreden beschikking met nummer 5656446 BM VERZ 17-258 heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant een mentorschap ingesteld ten behoeve van de moeder en [belanghebbende 4] , een kind van de moeder, en [belanghebbende 7] , een kleindochter van de moeder, tot mentoren benoemd.
3.3.
[appellante] , eveneens een kind van de moeder, kan zich met deze beschikkingen niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ook [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] kunnen zich met deze beschikkingen niet verenigen en zij zijn hiervan in incidenteel hoger beroep gekomen.
3.4.
[appellante] voert – kort samengevat – het volgende aan.
Er zijn gegronde redenen om een andere bewindvoerder te benoemen dan [belanghebbende 5] .
[appellante] trekt haar verzoek om zelf als bewindvoerder te worden benoemd in. Wegens de moeizame verstandhouding binnen de familie zou dit geen goede optie zijn. [appellante] kan zich vinden in de benoeming van een professionele bewindvoerder.
[appellante] stelt dat zij de meest aangewezen persoon is om als mentor over de moeder te worden benoemd. Zij heeft altijd een sterke band en een goed contact met de moeder gehad. De moeder had daarentegen weinig, althans veel minder contact met haar andere kinderen. [appellante] heeft lange tijd als mantelzorger voor de moeder gefungeerd. Zij kan de gevoelens en de wensen van de moeder het best inschatten.
Subsidiair kan [appellante] zich vinden in de benoeming van een professionele mentor.
3.5.
[belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] voeren - kort samengevat - het volgende aan.
De benoeming van een professionele bewindvoerder is aangewezen.
Het mentorschap van [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] zorgt huns ondanks voor veel onrust in de familie. De moeder heeft daar last van. De benoeming van een professionele mentor is in dit geval aangewezen.
Zij kunnen zich er niet in vinden dat [appellante] tot mentor benoemd wordt. [appellante] heeft in het verleden niet goed voor de moeder gezorgd. Toen de moeder in het verzorgingshuis in [vestigingsplaats 2] verbleef, heeft zij de moeder niet of nauwelijks bezocht. De benoeming van [appellante] tot mentor zou bovendien een verhuizing van de moeder naar Brabant meebrengen. Dit is niet in haar belang, omdat zij stabiliteit nodig heeft.
Het gaat goed met de moeder in het verpleeghuis De Meent in [vestigingsplaats 1] .
3.6.
[belanghebbende 6] heeft ter zitting - in het kort - het volgende verklaard.
Zij heeft de indruk dat de moeder goed wordt verzorgd in De Meent. De benoeming van een onafhankelijke mentor is, gelet op de familieverhoudingen, naar haar inschatting de beste optie.
3.7.
[belanghebbende 5] heeft ter zitting - kort samengevat - het volgende verklaard.
Hij heeft als bewindvoerder voor de moeder haar zaken altijd goed behartigd en wil daar het liefst zelf mee doorgaan. Eventueel zou ook [belanghebbende 1] tot bewindvoerder kunnen worden benoemd.
Met de moeder gaat het in De Meent niet zo goed. De zorgen van de familie over haar worden in De Meent niet altijd serieus genomen.
3.8.
[belanghebbende 1] heeft ter zitting - beknopt weergegeven - het volgende verklaard.
Zij wil tot bewindvoerder voor de moeder worden benoemd.
De moeder kan niet goed aarden in De Meent.
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
3.9.3.
Het hof stelt vast dat alle partijen en belanghebbenden het er over eens zijn dat er een bewind en een mentorschap over de moeder ingesteld moet zijn.
Uitsluitend de persoon van de bewindvoerder en de mentor is in geschil.
3.9.4.
Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW respectievelijk artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder en de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende/ de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Lid 4 van artikel 1:435 BW respectievelijk lid 4 van artikel 1:452 BW bepaalt dat, indien de rechthebbende/de betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder respectievelijk mentor wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is.
Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder respectievelijk mentor benoemd.
3.9.5.
Het is het hof voldoende gebleken dat de moeder als gevolg van vergevorderde dementie niet in staat kan worden geacht haar voorkeur uit te spreken ten aanzien van de persoon van de te benoemen bewindvoerder en mentor.
Het hof acht voorts voldoende gronden aanwezig om van de wettelijke voorkeur af te wijken en een professionele bewindvoerder en mentor te benoemen voor de behartiging van de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van de moeder.
Het hof neemt bij dit oordeel het volgende in aanmerking.
Uit de stukken en het besprokene ter zitting is gebleken dat er over het bewindvoerder- en mentorschap ten behoeve van de moeder tussen de familieleden, althans tussen sommigen van hen, onmin en wantrouwen is ontstaan, waardoor de onderlinge verhoudingen verstoord zijn geraakt. Gelet hierop acht het hof een situatie waarin een kind van de moeder zorg draagt voor de financiën van de moeder onwenselijk. De onderlinge familierelaties zouden hierdoor verder kunnen verslechteren. Ook zou dit de verhouding van de kinderen met de moeder niet ten goede kunnen komen. Het hof acht het van belang dat de moeder voor alle kinderen toegankelijk blijft.
Het voorgaande geldt ook voor de behartiging van de niet-vermogensrechtelijke belangen van de moeder.
Benoeming van een professionele bewindvoerder en een professionele mentor acht het hof derhalve wenselijk en in het belang van de moeder.
Er is niet gebleken van bezwaren tegen de door het hof voorgestelde professionele bewindvoerder en mentor.
Het hof zal - na ontslag van de huidige bewindvoerder en mentoren - [bewindvoering] Bewindvoering B.V. tot bewindvoerder en [opvolgend mentor] tot mentor benoemen.
3.10.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikkingen waarvan beroep voor zover het de benoeming van de bewindvoerder respectievelijk de benoeming van de mentoren betreft met ingang van 15 maart 2018 vernietigen.
3.11.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en Bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met nummer 200.217.299/01 op het principaal en incidenteel appel en in de zaak met nummer 200.217.310/01 op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 maart 2017 met zaaknummer 5656439 BM VERZ 17-257 voor zover het de benoeming van [belanghebbende 5] tot bewindvoerder betreft met ingang van 15 maart 2018;
verleent met ingang van 15 maart 2018 aan [belanghebbende 5] voornoemd ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de moeder/rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1937, wonende te [woonplaats] , [adres 1] ;
benoemt met ingang van 15 maart 2018 [bewindvoering] Bewindvoering B.V., kantoorhoudende te [postcode] [kantoorplaats 1] , [adres 2] , tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de (voormalig) bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Oost-Brabant;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 maart 2017 met zaaknummer 5656446 BM VERZ 17-258 voor zover het de benoeming van [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] tot mentoren betreft met ingang van 15 maart 2018;
verleent met ingang van 15 maart 2018 aan [belanghebbende 4] en [belanghebbende 7] voornoemd ontslag als mentoren ten behoeve van [de moeder/rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1937, wonende te [woonplaats] , [adres 1] ;
benoemt met ingang van 15 maart 2018 [opvolgend mentor] , postbus [postbus] , [postcode] [kantoorplaats 2] , tot opvolgend mentor;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en Bewindregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, P.M.M. Mostermans en
C. Drent en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.