ECLI:NL:GHSHE:2018:945

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
20-002450-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen bestemd voor grootschalige hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor de voorbereiding of vergemakkelijking van grootschalige hennepteelt, in strijd met artikel 11a van de Opiumwet. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis van 20 juli 2017, waarin hij was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het hof heeft vastgesteld dat op 8 april 2015 bij een controle in een growshop in Roosendaal diverse goederen zijn aangetroffen die gebruikt worden voor hennepteelt, waaronder afzuigunits, klimaatcontrollers en groeimiddelen. Het hof oordeelde dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze goederen bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Tevens zijn de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002450-17
Uitspraak : 2 maart 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 20 juli 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-665868-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit en subsidiair partiële vrijspraak. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel, dan wel gedeeltelijk, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 april 2015 te Roosendaal in een growshop/pand/loods, gelegen aan de [adres] stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens te weten een of meerdere:
- afzuig units zogenaamde slakkenhuizen en/of
- witte flexibele bekabeling en/of
- schakel units en/of
- climate controllers en/of
- groeimiddelen en/of
- watervaten en/of
- verwarmingselementen en/of
- potgrond en/of
- transformatoren en/of
- aansluitbekabeling en/of
- tafel ventilatoren en/of
- assimilatielampen en/of
- armaturen en/of
- dompelpompen en/of
- CO₂ Booster(s)
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden (heeft) gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die stoffen en/of voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 april 2015 te Roosendaal in een pand/loods, gelegen aan de [adres] stoffen en voorwerpen te weten:
- afzuig units zogenaamde slakkenhuizen en
- witte flexibele bekabeling en
- schakel units en
- climate controllers en
- groeimiddelen en
- watervaten en
- verwarmingselementen en
- potgrond en
- transformatoren en
- aansluitbekabeling en
- tafel ventilatoren en
- assimilatielampen en
- armaturen en
- dompelpompen en
- CO₂ Booster(s)
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
- het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die stoffen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2015 (pg. 4-11), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant]:
Op 1 maart 2015 is de wet 'Wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van illegale hennepteelt' in werking getreden. Per deze datum zijn de handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt strafbaar gesteld in artikel 11a van de Opiumwet.
Op 8 april 2015 vond er naar aanleiding van deze wijziging van de Opiumwet door de gemeentelijke handhaving van de gemeente Roosendaal een controle plaats op het adres [adres] te Roosendaal. Bekend was dat op dit adres [naam] is gevestigd.
Ik, verbalisant, heb aan de gemeentelijke handhaving bijstand geleverd bij de controle. Ik zag dat op het voornoemde adres diverse goederen aanwezig waren waarvan het mij bekend is dat deze worden gebruikt in onder meer hennepkwekerijen bij de vervaardiging van softdrugs.
In het pand werd door mij een man aangetroffen die opgaf te zijn: [naam] , [naam] . Ik hoorde dat [naam] aangaf een werknemer van het bedrijf te zijn en [dat] zijn baas niet aanwezig was. Op verzoek heeft [naam] zijn baas gebeld. Na circa 20 tot 30 minuten verscheen op het adres een man welke aangaf te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] . Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij de eigenaar was. Ik heb [verdachte] gevraagd of hij op de hoogte was van de wetswijziging in de Opiumwet en deelde hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht was. Ik deelde [verdachte] mede dat de goederen welke in zijn bedrijf aanwezig waren, strafbaar zijn. Ik hoorde dat [verdachte] onder meer zei dat hij dit wist.
Ik zag dat onder meer de navolgende goederen aanwezig waren
(hof: onder bijvoeging van foto’s in het proces-verbaal):
- aan/afzuig units, zogenaamde slakkenhuizen;
- witte flexibele bekabeling, bij verbalisant bekend dat deze gebruikt wordt bij de aansluiting van elektrische apparatuur in hennepkwekerijen;
- schakel units voor het in- en uitschakelen van assimilatielampen;
- climate controllers;
- groeimiddelen;
- watervaten;
- verwarmingselementen;
- potgrond verrijkt met perliet;
- transformatoren (voorschakel apparaten) bestemd voor het inschakelen van assimilatieverlichting;
- aansluitbekabeling bestemd voor het aansluiten van voorschakelapparatuur;
- tafel ventilatoren voor verspreiding van luchtstroming in kwekerij;
- assimilatielampen;
- armaturen t.b.v. assimilatielampen;
- dompelpompen;
- CO₂ boosters.
Op 8 april 2015 werden, in opdracht van de officier van justitie, betreffende goederen in beslag genomen middels een colli procedure. Deze procedure houdt in dat de goederen per pallet zijn geïnventariseerd en als zodanig op de kennisgeving van inbeslagname zijn vermeld.
2. De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 9 april 2015 met registratienummer PL2000-2015089028-13 (pg. 17), voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats: [adres] , [postcode] Roosendaal
Datum en tijd: 8 april 2015 te 10.35 uur
Omstandigheden: goederen ten behoeve van hennepkweek aangetroffen in growshop
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1982
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Goednummer: PL2000-2015089028-1330164
Categorie omschrijving: Colli/fust
Aantal/eenheid: 36 pallets
Bijzonderheden: Beladen met goederen ten behoeve van de hennepkweek
Eigenaar: [verdachte]
3. De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 13 april 2015 met registratienummer PL2000-2015089028-15 (pg. 18-19), voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats: [adres] , [postcode] Roosendaal
Datum en tijd: 9 april 2015 te 12.27 uur
Omstandigheden: goederen werden tijdens een growshop controle aangetroffen.
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1982
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Goednummer: PL2000-2015089028-1332141
Categorie omschrijving: Colli/fust
Aantal/eenheid: 25 Stk Pallet
Merk/type: Kabel
Kleur: Wit
Bijzonderheden: Goederen t.b.v. hennepkweek
4. De
verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 16 februari 2018, voor zover inhoudende:
Ik had gehoord dat de Opiumwet zou wijzigen, dat had ik onderzocht. Ik wist dat ik bepaalde materialen dan niet meer zou mogen verkopen. Wij zijn een groothandel en verkochten ook aan growshops. Op de vraag van de oudste raadsheer antwoord ik dat growshops ongeveer vijftig procent van mijn klantenkring vormden. Ik had gehoord dat de wetswijziging zou ingaan op 1 maart 2015. Ik heb de groothandel sinds 2010. De jongste raadsheer vraagt mij hoeveel goederen er niet in beslag zijn genomen en wat ik verder nog verkocht. Ik antwoord daarop dat het grootste deel van mijn voorraad is meegenomen door de politie, zo'n tachtig procent.
Bewijsoverwegingen
I.
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde goederen bestemd waren voor het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf of voor het telen van een grote hoeveelheid hennep. De verdachte heeft een groothandel die ook goederen heeft geleverd aan boerderijen en horecabedrijven. Verschillende goederen die in de tenlastelegging zijn genoemd, zijn wellicht geschikt voor illegale hennepteelt, maar daarmee staat nog niet vast dat zij door de verdachte daarvoor ook waren bestemd. Uit de voorhanden zijnde stukken volgt verder niet dat de verdachte na 1 maart 2015 nog actief handel heeft verricht, verdachte ontkent dat ook en stelt verder dat hij bezig was te inventariseren welke goederen geretourneerd dienden te worden aan de leverancier.
Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de goederen bestemd waren tot het plegen van dat feit of die feiten. De enkele omstandigheid dat de verdachte vóór 1 maart 2015 ook goederen aan growshops verkocht, zegt niets over de intentie die de verdachte na 1 maart 2015 met die goederen had.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat niet alle inbeslaggenomen goederen onder het artikel 11a Opiumwet-verbod vallen, zodat partieel vrijgesproken dient te worden.
II.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 11a Opiumwet stelt strafbaar degene die (onder meer) voorhanden heeft stoffen of voorwerpen of gegevens, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, Opiumwet), dan wel voor het telen van een grote hoeveelheid hennep (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, Opiumwet).
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat de politie op 8 april 2015 in het pand van de verdachte een grote hoeveelheid verschillende aan hennepteelt gerelateerde stoffen en voorwerpen heeft aangetroffen, onder welke met name aan/afzuigunits, climate controllers, CO₂ boosters, assimilatielampen, transformatoren, dompelpompen, ventilatoren, watervaten en groeimiddelen.
Het hof is met betrekking tot deze voorwerpen en stoffen van oordeel, reeds gelet op de grote hoeveelheid, dat het volstrekt niet aannemelijk is dat die voorwerpen en stoffen worden gebruikt in kleinschalige, niet professioneel ingerichte hennepkwekerijen die gericht zijn op teelt van enkele hennepplanten voor eigen huiselijk gebruik of dat deze goederen, zoals de verdediging heeft gesteld, bestemd zouden zijn voor onder meer de horeca.
De aangetroffen stoffen en voorwerpen zijn naar het oordeel van het hof vanwege hun aard en/of functie bestemd voor grootschalige hennepteelt en/of bedrijfsmatig gebruik onder professioneel gecreëerde omstandigheden ter bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van de hennepkwekerijen, dus op verkoop van oogst. Dat het anders zou liggen heeft verdachte niet aannemelijk gemaakt.
De door de politie in het pand van de verdachte aangetroffen stoffen en voorwerpen en stoffen worden door het hof, gelet op de hiervoor specifiek genoemde aangetroffen stoffen en voorwerpen, voorts beoordeeld als een gezamenlijkheid van goederen die wijst op een gerichtheid op en daarmee op een bestemming tot grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt. Dat een aantal van de in het pand aangetroffen stoffen en voorwerpen afzonderlijk ook kunnen zijn bestemd voor de teelt van andere gewassen of anderszins in de horeca kunnen worden gebruikt en dat een deel van deze voorwerpen ook verkrijgbaar zijn bij bijvoorbeeld bouwmarkten, doet aan het voorgaande niet af.
Dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de stoffen en voorwerpen bestemd waren voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt staat naar het oordeel van het hof buiten kijf. Voor de wetswijziging van 1 maart 2015 exploiteerde de verdachte al (bijna) vijf jaar een groothandel. Volgens zijn eigen verklaring bestond ongeveer vijftig procent van zijn klantenkring uit growshops, zodat het hem bekend moet zijn geweest welke stoffen en voorwerpen benodigd waren voor (onder meer) grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij wist dat de Opiumwet met ingang van 1 maart 2015 zou worden gewijzigd. Niettemin heeft de verdachte ook ruim vijf weken na die datum nog stoffen en voorwerpen voorhanden gehad die bestemd waren voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt.
De verdachte heeft gesteld dat hij bezig was te inventariseren welke goederen aan de leverancier geretourneerd moesten worden en ter onderbouwing daarvan nog gewezen op de foto op pagina 90 van het procesdossier, waarop een pallet met CO₂ boosters is te zien met daarop een papier met de tekst: "Belangrijk... Retour naar leverancier." De verdachte heeft voorts een aantal facturen overgelegd, waaruit zou volgen dat hij (ook) veel klanten had die niet aan hennep gerelateerde goederen bij hem kochten.
Het hof merkt in de eerste plaats op dat van de overgelegde facturen slechts twee facturen betrekking hebben op de periode tussen 1 maart 2015 en 8 april 2015. Die facturen hebben ook geen opeenvolgende nummers, waardoor voor het hof niet aannemelijk is geworden dat verdachte zijn handel met ingang van 1 maart 2015 heeft veranderd. Het doet ook niet ter zake nu het hof het voorhanden hebben (en niet: het te koop aanbieden) van stoffen en voorwerpen bestemd voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt bewezen acht.
De stelling van de verdachte dat hij het voornemen had de strafbare goederen te retourneren aan één of meer leverancier(s) acht het hof bij gebrek aan onderbouwing daarvan niet aannemelijk geworden. Het enkele aantreffen van een tekst op een doos geplaatst op een pallet met dozen met CO2-boosters (op een totaal van tientallen in beslag genomen pallets met goederen) is onvoldoende en brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande acht het hof het voorhanden hebben van alle in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen bestemd voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt bewezen.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Stoffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf(fen)
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat met het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen zoals bewezen verklaard, de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt kan worden voorbereid of vergemakkelijkt;
  • de omstandigheid dat verdachte heeft nagelaten (tijdig) de juiste maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat hij zich vanaf 1 maart 2015 niet schuldig zou maken aan overtreding van het nieuwe artikel 11a van de Opiumwet.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op:
  • de inhoud van het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 januari 2018, waaruit volgt dat hij eerder door de strafrechter is veroordeeld, maar niet eerder ter zake van soortgelijke feiten;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft in casu voorts meegewogen de omstandigheid dat in het proces-verbaal van bevindingen is opgenomen dat aan de verdachte de mogelijkheid is geboden om verdere strafvervolging uit te sluiten als hij vrijwillig afstand zou doen van de aangetroffen en in beslag genomen goederen. Gelet op de waarde van de in beslag genomen goederen heeft de verdachte hiervan geen afstand willen doen.
Alhoewel gelet op de grote hoeveelheid stoffen en voorwerpen een aanzienlijke onvoorwaardelijke straf passend zou zijn, ziet het hof in de omstandigheid dat het hof als bijkomende straf de in beslag genomen stoffen en voorwerpen verbeurd zal verklaren, waardoor de verdachte financieel wordt getroffen, aanleiding om tot een andere strafmodaliteit te komen.
Alles overziende zal het hof aan de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis opleggen. Met oplegging van een voorwaardelijke taakstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- aan/afzuig units (zogenoemde slakkenhuizen);
- witte flexibele bekabeling;
- schakel units;
- climate controllers;
- groeimiddelen;
- watervaten;
- verwarmingselementen;
- potgrond;
- transformatoren;
- aansluitbekabeling;
- tafel ventilatoren;
- assimilatielampen;
- armaturen;
- dompelpompen;
- CO₂ Boosters.
Aldus gewezen door
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 2 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. N. van der Laan is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer [nummer] , afgesloten d.d. 17 juni 2015 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 97), nader te noemen: het politiedossier. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.