6.1.1.Mercedes heeft van [appellant] verschillende onroerende zaken (kantoorpanden) gehuurd. De huurrelatie is, na het verstrijken van de overeengekomen termijn en opzegging zijdens Mercedes, per 1 juni 2012 geëindigd. Mercedes heeft vervolgens elders kantoorruimte gehuurd, en wel van ING. Ten tijde van de opzegging van de huurovereenkomsten waren [geïntimeerde 2] (als CEO) en [geïntimeerde 3] (als CFO) werkzaam bij Mercedes.
6.1.2.Ten behoeve van de besluitvorming rondom het al dan niet verlengen van de huurovereenkomsten met [appellant] , heeft Mercedes ten behoeve van de Raad van Bestuur van moederbedrijf Daimler een opstelling gemaakt waarin de kosten van een tweetal opties - zijnde doorgaan met [appellant] en overstappen naar ING - naast elkaar zijn gezet. Deze opstelling wordt door partijen ‘gate approval’ genoemd. Verder is in dit kader door Mercedes een stuk opgemaakt met de titel ‘Update Renewal Building contract, November 11th, 2010’. Van dat stuk maakt deel uit een ‘Location short list’ waarin enkele panden worden vermeld en vergeleken. Ook de panden van [appellant] zijn vermeld.
6.1.3.In een tussen [appellant] tegen [geintimeerden c.s.] eerder gevoerde procedure voor de rechtbank Limburg (zaaknummer / rolnummer: C/03/189600 / HA ZA 14-168) heeft [appellant] onder meer gevorderd dat voor recht zou worden verklaard dat [geintimeerden c.s.] onrechtmatig jegens [appellant] hebben gehandeld en daarom hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door hem daardoor geleden schade. In dat kader is door [appellant] onder meer aangevoerd dat [geintimeerden c.s.] de Raad van Bestuur van Daimler middels de gate approval onvolledig en/of onjuist heeft geïnformeerd op het punt van het door [appellant] gedane aanbod tot of ter zake van de voortzetting van de huurrelatie. In het in die procedure gewezen eindvonnis van 15 juli 2015 (hierna te noemen: het vonnis van 15 juli 2015) heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
De rechtbank is van oordeel dat, indien het al zo zou zijn dat [appellant] voorstel onjuist in de gate approval is verwerkt, dat niet betekent dat er onrechtmatig jegens [appellant] is gehandeld. Dat zou anders kunnen zijn indien dat zou zijn gebeurd met het opzet [appellant] te benadelen. [appellant] lijkt dat standpunt te zijn toegedaan, maar dit wordt door [geintimeerden c.s.] betwist terwijl [appellant] stellingen op dat punt niet met feiten zijn onderbouwd en (daarmee) een hoog suggestief karakter hebben. Aan de inhoud van de gate approval als zodanig kan [appellant] ook geen steun ontlenen voor dit (door de rechtbank aangenomen) standpunt. Er is immers geen aanleiding te veronderstellen dat die inhoud onjuist is, aangezien [geintimeerden c.s.] de stelling van [appellant] van die strekking uitgebreid en gemotiveerd heeft betwist terwijl [appellant] heeft volstaan met het poneren van stellingen zonder die nader te onderbouwen, waar dat wel op zijn weg lag.
De vorderingen van [appellant] zijn in het vonnis van 15 juli 2015 vervolgens door de rechtbank afgewezen.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] – op ondergeschikte punten verkort weergegeven – voor zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Mercedes te veroordelen alle cijfers van de ‘gate approval’ van 23 februari 2011 aan [appellant] aan te reiken door middel van een niet gelakt exemplaar, zulks op verbeurte van een dwangsom;
2. Mercedes te veroordelen de huurcontracten van de 389 parkeerplaatsen welke Mercedes van het MECC reeds in de jaren 2009, 2010, 2011 en begin 2012 zou hebben gehuurd over die verschillende jaren aan [appellant] aan te reiken, zulks op verbeurte van een dwangsom;
3. te verklaren voor recht dat Mercedes, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ieder afzonderlijk maar ook gezamenlijk wanprestatie hebben gepleegd en/of onrechtmatig gehandeld hebben doordat zij - ondanks Mercedes’ eigen Update Renewal Building contract d.d. 11 november 2010 en de daarbij behorende shortlist waarin Mercedes had aangetekend dat de geldende huurprijs van [appellant] gebouw € 1.578.945 per jaar bedroeg en waarin Mercedes bepaald had dat er onderhandelingen met [appellant] moesten plaatsvinden,- vervolgens in de ‘gate approval’ van 23 februari 2011 de hoogte van de jaarhuur hebben gemanipuleerd door deze veel hoger te maken namelijk € 1.827.185,- per jaar dan deze in werkelijkheid was en met die onjuiste cijfers de alleszins gerechtvaardigde belangen van [appellant] op grove wijze hebben geschaad en met die onjuiste cijfers in de ‘gate approval’ ten onrechte de verhuizing veroorzaakt hebben waardoor [appellant] de voortzetting van de huurovereenkomsten waarop hij in alle redelijkheid mocht rekenen, is misgelopen;
4. te verklaren voor recht dat Mercedes, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ieder afzonderlijk maar ook gezamenlijk wanprestatie hebben gepleegd en/of onrechtmatig gehandeld hebben doordat zij op onrechtmatige wijze zowel de hoogte van het bedrag van de servicekosten maar ook het aantal en de hoogte van de kosten van de parkeerplaatsen van het MECC alsmede ook het zogenaamde besparingsbedrag gemanipuleerd hebben op een zodanige wijze dat zij het daarmee wilden doen voorkomen alsof het bedrag van de huur en operationele kosten van het gebouw van [appellant] voor het eerste jaar € 2.585.750,- bedroeg terwijl die kosten in werkelijkheid slechts iets meer dan € 2.000.000 bedroegen waarmee gedaagden die kosten derhalve hebben opgehoogd met een bedrag van bijna € 600.000 per jaar of wel bijna 6 miljoen euro voor een periode van 10 jaar, en Mercedes, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] met die onjuiste cijfers de alleszins gerechtvaardigde belangen van [appellant] op grove wijze hebben geschaad en met die onjuiste cijfers in de ‘gate approval’ ten onrechte de verhuizing veroorzaakt hebben waardoor [appellant] de voortzetting van de huurovereenkomsten, waarop hij in alle redelijkheid mocht rekenen, is misgelopen;
5. te verklaren voor recht dat Mercedes, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ieder afzonderlijk maar ook gezamenlijk aansprakelijk zijn voor de schade van [appellant] voortvloeiend uit de hunnerzijdse wanprestatie en/of hun gewraakt onrechtmatig handelen;
6. Mercedes, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ieder afzonderlijk maar ook gezamenlijk te veroordelen tot betaling van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en het schadebedrag te vermeerderen met rente; en,
7. Mercedes, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] te veroordelen in de kosten van de procedure.
6.2.2.Tussen partijen staat ter discussie of [appellant] reeds in eerste aanleg zijn eis zoals geformuleerd in de dagvaarding in eerste aanleg heeft gewijzigd bij conclusie van repliek (onder 1), in die zin dat telkens waar in de derde regel van het petitum sub 3, 4 en 5 het woordje ‘en’ staat dat dient te worden aangevuld met ‘/of’ en dient te worden gelezen als ‘en/of’. Het hof gaat aan deze discussie bij gebrek aan belang voorbij, nu het in elk geval in hoger beroep – gezien de akte van 27 september 2016 – duidelijk is dat in hoger beroep de vorderingen van [appellant] aldus dienen te worden gelezen. Voor zover dit een eiswijziging in hoger beroep behelst, acht het hof die niet in strijd met de goede procesorde. [geintimeerden c.s.] hebben daartegen ook geen bezwaar gemaakt op die grond. Bij de beoordeling zal derhalve worden uitgegaan van de eis zoals weergegeven in rov. 6.2.1.