In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een grote hoeveelheid hasjiesj en cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een drugstransport naar Zweden, waarbij ongeveer 181.052 gram hasjiesj en 1003 gram cocaïne in de lading aanwezig waren. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de cocaïne ten lastelegging en een lagere straf.
Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte op de cocaïne, en sprak hem vrij van de tenlasteleggingen met betrekking tot de cocaïne. Wel achtte het hof bewezen dat de verdachte de hasjiesj had uitgevoerd. Het hof overwoog dat de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs had uitgevoerd, wat ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van gebruikers en de samenleving. De verdachte had eerder al een veroordeling voor een soortgelijk feit in Engeland, wat meegewogen werd in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.