3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, grotendeels, door de kantonrechter vastgestelde, feiten.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] 1966, is op 9 november 1998 in dienst getreden bij [staal- en machinebouw B.V.] . De laatste functie die [verweerster] vervulde, is die van administratief medewerkster, met een salaris van € 2.367,-- exclusief 8% vakantietoeslag.
[verweerster] vervulde de functie van administratief medewerkster samen met haar zus [zus van verweerster] (hierna: [zus van verweerster] ). [zus van verweerster] verrichtte daarnaast ook nog enkele HR-taken. In november 2015 is de echtgenoot van [zus van verweerster] onverwachts overleden. Dat heeft niet alleen zijn weerslag gehad op [zus van verweerster] , maar ook op [verweerster] . Tussen [zus van verweerster] en [staal- en machinebouw B.V.] is een arbeidsconflict ontstaan dat in 2016 is geëscaleerd. Gesprekken en mediation hebben niet tot een oplossing geleid. Ook met [verweerster] zijn mediation gesprekken gevoerd. Zij heeft de laatste versie van het mediation traject op 10 februari 2017 voor gezien ondertekend. Op vrijdag 17 februari 2017 is [zus van verweerster] met onmiddellijke ingang vrijgesteld van haar werkzaamheden en is aan haar meegedeeld dat [staal- en machinebouw B.V.] de arbeidsovereenkomst met haar wenste te beëindigen. Aan [zus van verweerster] is een voorstel gedaan de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. [verweerster] voelde zich betrokken bij het arbeidsconflict tussen [zus van verweerster] en [staal- en machinebouw B.V.] en [staal- en machinebouw B.V.] heeft [verweerster] van wege de oplopende emoties vrijdagmiddag 17 februari 2017 vrijaf gegeven. Op dinsdag 21 februari 2017 is [verweerster] weer op het werk verschenen. [staal- en machinebouw B.V.] heeft [verweerster] op 27 februari 2017 geschorst, omdat was gebleken dat [verweerster] op dinsdag 21, donderdag 23 en vrijdag 24 februari 2017 een groot aantal e-mails en bestanden - in de stukken wordt een aantal van 100 en 150 genoemd - had verzameld en had toegezonden aan [zus van verweerster] en haar eigen privé e-mailadres.
Op 1 maart 2017 hebben beide zussen aan [staal- en machinebouw B.V.] laten weten dat zij alle gegevens en kopieën hadden verwijderd.
Op 7 maart 2017 is tussen [staal- en machinebouw B.V.] en [zus van verweerster] overeenstemming bereikt over beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [staal- en machinebouw B.V.] verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden, primair op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a BW jo artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW, subsidiair onderdeel g. Het voorgaande zonder toekenning van een transitievergoeding, met veroordeling van [verweerster] in de kosten.
3.2.2.Aan dit verzoek heeft [staal- en machinebouw B.V.] ten grondslag gelegd: primair verwijtbaar handelen van [verweerster] , zodanig dat van [staal- en machinebouw B.V.] in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en subsidiair een verstoorde relatie op grond waarvan van [staal- en machinebouw B.V.] redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [staal- en machinebouw B.V.] heeft, kort gezegd, aangevoerd dat [verweerster] , doordat zij een groot aantal e-mails en bestanden heeft verzameld en deze naar haar privé e-mailadres en het privé e-mailadres van haar zus heeft gezonden, (bedrijfsgevoelige) informatie buiten de organisatie van [staal- en machinebouw B.V.] heeft gebracht en daarmee in strijd heeft gehandeld met: goed werknemerschap, met artikel 8 de arbeidsovereenkomst, met artikel 23 van de CAO en met het personeelshandboek (de gedragscode). [staal- en machinebouw B.V.] heeft geen vertrouwen meer in [verweerster] . Volgens [staal- en machinebouw B.V.] zijn de gedragingen van [verweerster] tevens ernstig verwijtbaar, zodat aan [verweerster] geen transitievergoeding verschuldigd is. [verweerster] heeft in grove mate in strijd met een duidelijke norm in haar arbeidsovereenkomst gehandeld. Evenmin komt aan [verweerster] een billijke vergoeding toe.
3.2.3.[verweerster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. [verweerster] heeft kort gezegd verzocht, indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden aan [verweerster] een transitievergoeding van € 20.022,-- bruto toe te kennen, en een billijke vergoeding van
€ 40.000,-- bruto beide met wettelijke rente.