ECLI:NL:GHSHE:2018:847

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
01-880184-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de gevangenhouding na veroordeling wegens medeplichtigheid aan moord

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2018 uitspraak gedaan over de verlenging van de gevangenhouding van de verdachte, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar wegens medeplichtigheid aan moord. De verdachte was gedetineerd en had eerder een schorsing van de voorlopige hechtenis gekregen, maar deze was opgeheven door de rechtbank. De advocaat-generaal had verzocht om verlenging van de gevangenhouding, waarbij het hof de belangen van de samenleving en de nabestaanden van het slachtoffer in overweging nam. De verdachte had psychische problemen en wilde haar woning en zorg voor haar dieren behouden, maar het hof oordeelde dat deze persoonlijke omstandigheden niet voldoende zwaarwegend waren om de voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof heeft de vordering tot verlenging van de gevangenhouding voor een termijn van 120 dagen toegewezen en het verzoek tot schorsing afgewezen. De beslissing is genomen in het kader van de rechtsbeginselen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarbij de vrijheidsbeneming van de verdachte na veroordeling door een bevoegde rechter is gerechtvaardigd. De advocaat-generaal heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking gelast en deze ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Parketnummer 1e aanleg : [nummer]
Parketnummer : [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de vordering van de advocaat-generaal van [datum] strekkende tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres]
thans gedetineerd te [detentieplaats]
Dit bevel is op grond van artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, van kracht tot [datum] .
Het hof heeft gezien de vordering van de advocaat-generaal tot verlenging van de gevangenhouding.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en haar raadsman.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de
verlenging van de gevangenhouding.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof heeft kennis genomen van relevante stukken uit het dossier.
Daaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van [datum] in eerste aanleg veroordeeld is tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek wegens kort gezegd
medeplichtigheid aan moord.
Tegen dit vonnis is verdachte tijdig in beroep gekomen.
De voorlopige hechtenis van verdachte is bij beslissing van de rechtbank op [datum]
geschorst. Deze schorsing is bij even vermeld vonnis opgeheven aangezien de rechtbank van oordeel is dat het belang van de samenleving en de belangen van de nabestaanden van het slachtoffer vereisen dat verdachte (weer) vast komt te zitten, ook al zou dat in afwachting zijn van een uitspraak in hoger beroep.
Namens verdachte is betoogd dat nu de voorlopige hechtenis eerder gedurende lange tijd is
geschorst er thans geen reden is om de voorlopige hechtenis weer te doen herleven door het opheffen van de schorsing. Voorts is aangevoerd dat verdachte psychische problemen heeft, haar woning wil behouden en de zorg voor haar dieren heeft.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte is tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld wegens medeplichtigheid aan
moord. Door het veroordelend vonnis is de vrijheidsbeneming van verdachte niet langer
gebaseerd op artikel 5 lid 1 sub c EVRM maar op artikel 5 lid 1 sub a EVRM waarin is
bepaald dat het recht op vrijheid is uitgezonderd wanneer de verdachte op rechtmatige wijze
is gedetineerd na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter. In een dergelijk geval is
het uitgangspunt dat de verdachte haar berechting in vrijheid mag afwachten niet zonder
meer nog aan de orde nu er sprake is van een berechting en een veroordelend vonnis door
een daartoe bevoegde rechter. Daaraan doet volgens vaste rechtspraak van het EHRM niet af
dat het vonnis nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.
Dat laat onverlet dat ook in geval van een veroordelend vonnis een afweging van belangen
dient plaats te vinden waarbij naar het oordeel van het hof heeft te gelden dat aan de
persoonlijke belangen van de verdachte zwaardere eisen gesteld mogen worden. Daarbij zal
het dienen te gaan om bijzonder zwaarwichtige belangen de persoon van de verdachte
betreffende op basis waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de
voorlopige hechtenis dient te wijken voor het persoonlijk belang dat verdachte heeft bij het
in vrijheid afwachten van de berechting in hoger beroep. De rechtbank heeft die hernieuwde
afweging gemaakt en het hof stemt in met deze afweging en de motivering ervan, nu de
namens verdachte naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden door het hof niet
worden beschouwd als voldoende bijzonder zwaarwichtig.
Het hof wijst toe de vordering tot verlenging van de gevangenhouding voor de duur van 120
dagen en wijst af het verzoek tot schorsing.

BESCHIKKENDE:

Verlengtde geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van verdachte voor een termijn van honderdtwintig dagen.

Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Aldus gedaan op 8 februari 2018 door
mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. F.J.M. Walstock en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. B. Yazi-Koçyilmaz, griffier.
De advocaat-generaal gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
’s-Hertogenbosch, 8 februari 2018
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De Directeur van thans gedetineerd te [detentieplaats]