ECLI:NL:GHSHE:2018:846
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- R.A.T.M. Dekkers
- F.J.M. Walstock
- G.P.M.F. Mols
- Rechtspraak.nl
Schorsing van voorlopige hechtenis na veroordeling voor overtreding van de Opiumwet en Wet Wapens en Munitie
In deze zaak heeft het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. De verdachte was eerder in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en had tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend. Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de argumenten van de raadsman van de verdachte, die stelde dat de verdachte zijn proces in vrijheid zou moeten kunnen afwachten, vooral omdat het openbaar ministerie eerder geen bezwaar had tegen schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof overweegt dat de vrijheidsbeneming van de verdachte niet langer is gebaseerd op artikel 5 lid 1 sub c EVRM, maar op artikel 5 lid 1 sub a EVRM, omdat er inmiddels een veroordelend vonnis is uitgesproken door een bevoegde rechter. Het hof stelt vast dat de rechtbank in haar eerdere beslissing voldoende heeft gemotiveerd dat de persoonlijke belangen van de verdachte ondergeschikt zijn aan de strafvorderlijke belangen en het belang van de samenleving bij het hervatten van de voorlopige hechtenis. Het hof concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen.
Uiteindelijk wijst het hof het verzoek tot schorsing af, waarbij het belang van de samenleving bij de voortzetting van de voorlopige hechtenis zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de geldende rechtspraak en de overwegingen van het EHRM.