Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure en de inhoud van het procesdossier
- de memorie van grieven van [appellant] met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] ;
- de akte van [appellant] ;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] .
6.De beoordeling van het hoger beroep
- [geïntimeerde] en [appellant] zijn in 1989 gezamenlijk, ieder voor de helft, eigenaar geworden van het pand aan de [adres 1] te [plaats 1] . Zij zijn dat pand gezamenlijk gaan bewonen.
- [geïntimeerde] en [appellant] hebben het pand in 1997 bij notariële akte juridisch laten splitsen in twee appartementsrechten. [geïntimeerde] is sindsdien appartementseigenaar van het souterrain en het woongedeelte op de begane grond met tuin ( [adres 1] ) en [appellant] is sindsdien appartementseigenaar van de eerste en tweede verdieping met trapopgang via de begane grond ( [adres 2] ).
- [geïntimeerde] en [appellant] vormen samen de Vereniging van Eigenaren [VvE] (hierna: de VvE). De VvE functioneert niet. Niet alleen zijn de persoonlijke verhoudingen tussen partijen ernstig verstoord geraakt, maar zij zijn het ook oneens over de wijze van feitelijke splitsing van het pand in twee afzonderlijke appartementen (hetgeen tot op heden nog niet is gebeurd) en over de aanpak van achterstallig onderhoud.
- Bij beschikking van de kantonrechter van de toenmalige rechtbank ’s-Hertogenbosch, locatie ’s‑Hertogenbosch , van 29 april 2010 (zaaknummer 680293, rekestnummer 10-1084) is [geïntimeerde] op de voet van artikel 5:121 BW gemachtigd om mede op kosten van [appellant] renovatie/reparatiewerkzaamheden aan de gemeenschappelijke gedeelten te laten verrichten en is bepaald dat [appellant] tot een bedrag van € 5.728,64 in de kosten dient bij te dragen.
- Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s‑Hertogenbosch , van 13 maart 2014 (zaaknummer 833070/410 EJ-verzoek 12-2523) is [geïntimeerde] op de voet van artikel 5:121 BW gemachtigd om mede op kosten van [appellant] reparatiewerkzaamheden aan de daken te laten verrichten en is bepaald dat [appellant] tot een bedrag van € 12.025,-- in de kosten moet bijdragen.
- te verklaren voor recht dat [appellant] onrechtmatig jegens [geïntimeerde] handelt dan wel heeft gehandeld, dan wel wanprestatie pleegt althans heeft gepleegd door gemaakte afspraken niet na te komen en/of doordat hij weigert mee te werken aan onderhoud aan het algemene gedeelte en/of noodzakelijk onderhoud aan zijn privé-gedeelte en/of zijn deel niet verzekerd heeft althans nalaat dat aan te tonen;
- [appellant] aansprakelijk te stellen voor alle daaruit voortvloeiende schade welke wordt begroot op € 75.000,--, althans op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- [appellant] te veroordelen tot het betalen van de bijdrage aan de VvE voor een bedrag van € 2.000,-- over de periode tot en met december 2011 en voor € 100,-- per maand met ingang van januari 2012;
- Het in behoorlijke staat herstellen van muren en plafonds, waaronder begrepen het aanbrengen van stucwerk (AvS Artikel 18);
- Het aanbrengen van afwerklagen op muren en plafonds (AvS Artikel 18);
- Het aanbrengen van vloerbedekking als bedoeld in AvS artikel 17 lid 5;
- Het in behoorlijke staat brengen van alle tot de privégedeelten behorende ramen en kozijnen waaronder het verwijderen/vervangen van de rotte gedeelten en het aanbrengen van schilderwerk (AvS Artikel 18);
- Het zorgdragen van een behoorlijke verwarming zodanig dat het privégedeelte conform het bouwbesluit verwarmd kan worden bij een buitentemperatuur van min 10 C tot een binnentemperatuur van 15 C en zulks aan te tonen door middel van een verklaring van een VEB-erkend installatiebedrijf
- Het zorgdragen voor een verklaring van een erkende inspecteur dat de elektrische installatie van [appellant] aan de minimumnormen van NEN 1010-9 voldoet;
- Op grond van artikel 18 van de akte van splitsing is [appellant] verplicht om de door [geïntimeerde] genoemde onderhoudswerkzaamheden te verrichten. [appellant] heeft, hoewel [geïntimeerde] daar bij herhaling om heeft verzocht, niet voldaan aan die verplichting. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij geen werkzaamheden aan zijn privégedeelte kan verrichten omdat [geïntimeerde] over de bouwvergunning beschikt en haar medewerking weigert. Door de genoemde werkzaamheden niet uit te voeren handelt [appellant] onrechtmatig jegens [geïntimeerde] . [appellant] zal daarom worden veroordeeld de gevorderde werkzaamheden uit te voeren (rov. 4.2).
- [appellant] is ook verplicht om mee te werken aan een feitelijke splitsing van het pand die voldoet aan de akte van splitsing en aan de van rechtswege te stellen eisen. [appellant] handelt onrechtmatig jegens [geïntimeerde] door daaraan niet mee te werken. Uit de bij de inleidende dagvaarding overgelegde gespreksverslagen blijkt dat [appellant] de totstandkoming van afspraken met betrekking tot een feitelijke splitsing diverse keren heeft gefrustreerd. [appellant] zal daarom worden veroordeeld om de feitelijke splitsing te realiseren (rov. 4.3).
- [appellant] heeft niet aangetoond dat hij zijn privégedeelte heeft verzekerd. De daarover door [geïntimeerde] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen (rov. 4.4).
- De vordering van [geïntimeerde] ter zake kosten van de VvE zal worden toegewezen, met dien verstande dat het door [appellant] aan de VvE betaalde bedrag van € 2.000,-- op het gevorderde bedrag van € 28.205,-- in mindering moet worden gebracht (rov. 4.5).
- De vordering van [geïntimeerde] ter zake stookkosten ten bedrage van € 4.940,-- zal worden toegewezen (rov. 4.6).
- het in behoorlijke staat herstellen van muren en plafonds, waaronder begrepen het aanbrengen van stucwerk;
- het aanbrengen van afwerklagen op muren en plafonds;
- het aanbrengen van vloerbedekking als bedoeld in artikel 17 lid 5 van de akte van splitsing;
- het in behoorlijke staat brengen van alle tot de privégedeelten behorende ramen en kozijnen, waaronder het verwijderen en vervangen van de rotte gedeelten en het aanbrengen van schilderwerk;
- het zorgdragen voor een behoorlijke verwarming, zodanig dat het privégedeelte van [appellant] conform het bouwbesluit verwarmd kan worden bij een buitentemperatuur van min 10 graden Celsius tot een binnentemperatuur van 15 graden Celsius en zulks aan te tonen door middel van een verklaring van een VEB-erkend installatiebedrijf
- het zorgdragen voor een verklaring van een erkende inspecteur dat de elektrische installatie van [appellant] voldoet aan de minimumnormen van NEN 1010-9;
- [geïntimeerde] heeft het vonnis van 28 oktober 2015 op 30 oktober 2015 aan [appellant] laten betekenen. Aan [appellant] is bevel gedaan binnen zes maanden na betekening te splitsen en binnen drie maanden er voor zorg te dragen dat zijn privégedeelte aan een aantal minimumnormen voldoet die de rechtbank heeft geformuleerd.
- Op 25 februari 2016 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] bericht dat zij een deurwaarder opdracht zal geven om dwangsommen te incasseren.
- [appellant] heeft [geïntimeerde] vervolgens in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, en gevorderd [geïntimeerde] te verbieden het vonnis van 28 oktober 2015 ten uitvoer te leggen, in het bijzonder haar te verbieden om dwangsommen te incasseren.
- Bij onder zaaknummer C/01/305260 en rolnummer KG ZA 16-107 gewezen vonnis in kort geding van 24 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
- Op 7 april 2016 is een voorlopige koopovereenkomst tot stand gekomen tussen [appellant] en [de vennootschap] (hierna: [de vennootschap] ), ter zake de verkoop van het appartementsrecht van [appellant] aan [de vennootschap] .
- Op 28 april 2016 heeft de comparitie na aanbrengen in dit hoger beroep plaatsgevonden. De partijen zijn er tijdens die zitting niet in geslaagd om hun geschil door een schikking te beëindigen.
- Op 31 mei 2016 is een definitieve koopovereenkomst tot stand gekomen tussen [appellant] en [de vennootschap] , waarbij [appellant] zijn appartementsrecht aan [de vennootschap] heeft verkocht.
- [appellant] heeft bij dagvaarding van 24 juni 2016 [geïntimeerde] nogmaals in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, en gevorderd [geïntimeerde] te verbieden het vonnis van 28 oktober 2015 ten aanzien van de dwangsommen ten uitvoer te leggen, [geïntimeerde] te gebieden dat zij instemt met vervangende zekerheid en [geïntimeerde] te gebieden alle door haar op het appartementsrecht van [appellant] gelegde conservatoire en executoriale beslagen op te heffen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
- [geïntimeerde] heeft in de memorie van antwoord onder 12 gesteld dat zij op haar beurt een kort geding heeft aangespannen tegen [de vennootschap] omdat [de vennootschap] volgens [geïntimeerde] de executie van de dwangsommen frustreerde.
- Het hof gaat ervan uit dat beide vorderingen in kort geding gezamenlijk zijn behandeld op 7 juli 2016, de zittingsdatum die genoemd is in het dagvaardingsexploot van 24 juni 2016. Naar het hof begrijpt uit het gestelde in de memorie van antwoord sub 13, hebben de in beide kort gedingenbetrokken partijen ( [geïntimeerde] , [appellant] en [de vennootschap] ) op die zitting een regeling getroffen met de navolgende inhoud:
- Het hof begrijpt uit artikel 3 van de zojuist geciteerde regeling dat bij de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, inmiddels een bodemprocedure aanhangig is tussen [geïntimeerde] en [appellant] met rolnummer 16-458 waarin [geïntimeerde] betaling van verbeurde dwangsommen en/of gemaakte kosten vordert.
- [geïntimeerde] heeft in de memorie van antwoord onder 15 gesteld dat [appellant] op de voor overdracht van zijn appartementsrecht aan [de vennootschap] bepaalde datum, zijnde 15 september 2016, in gebreke is gebleven om mee te werken aan de overdracht van het appartementsrecht.
- de verklaring voor recht dat [appellant] onrechtmatig handelt doordat hij weigert mee te werken aan het onderhoud van zijn privégedeelte;
- de veroordeling van [appellant] om de in het dictum van het vonnis opgesomde werkzaamheden aan zijn privégedeelte te verrichten;
- de veroordeling tot betaling van een dwangsom voor elke week dat [appellant] vanaf drie maanden na betekening van het vonnis met de uitvoering van één van de betreffende werkzaamheden in gebreke blijft.
die zijden die zich in gesloten toestand in het privégedeelte bevinden behoorlijk onderhouden voor zover dit geen vernieuwing betreft.’
- de muren en plafonds in zijn privégedeelte behoorlijk te herstellen, waaronder begrepen het aanbrengen van stucwerk;
- afwerklagen aan te brengen op die muren en plafonds;
- vloerbedekking aan te brengen die voldoet aan artikel 17 lid 5 van de akte van splitsing;
- alle tot zijn privégedeelte behorende ramen en kozijnen in behoorlijke staat te brengen, en daartoe de rotte gedeelten te verwijderen/vervangen en de kozijnen te schilderen;
- zorg te dragen voor een behoorlijke verwarming zodanig dat het privégedeelte conform het bouwbesluit verwarmd kan worden bij een buitentemperatuur van min 10 graden Celsius tot een binnentemperatuur van 15 graden Celsius, en dat aan te tonen door middel van een verklaring van een VEB-erkend installatiebedrijf;
- zorg te dragen voor een verklaring van een erkende inspecteur dat de elektrische installatie van [appellant] aan de minimumnormen van NEN 1010-9 voldoet.
- een ‘Polisblad ZekerheidsPakket Particulieren’ van 11 april 2013 ter zake een woonhuisverzekering met appartementsclausule met een verzekeringstermijn van 1 juni 2013 tot 1 juni 2014 en een automatische verlening met telkens 1 jaar (productie 19);
- een ‘Polisblad ZekerheidsPakket Particulieren’ van 16 mei 2016 ter zake een woonhuisverzekering met appartementsclausule met een verzekeringstermijn van 1 juni 2016 tot 1 juni 2017 en een automatische verlening met telkens 1 jaar (productie 20).
7.De uitspraak
- de verklaring voor recht dat [appellant] onrechtmatig jegens [geïntimeerde] handelt, dan wel heeft gehandeld, doordat hij zijn privé gedeelte niet heeft verzekerd, althans nalaat dat aan te tonen;
- de veroordeling van [appellant] om aan [geïntimeerde] € 4.940,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 3 december 2014;
- wijst de vordering van [geïntimeerde] ter zake de verklaring voor recht met betrekking tot de verzekering van het privé gedeelte van [appellant] af;
- veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] € 1.920,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 3 december 2014;
- verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;