ECLI:NL:GHSHE:2018:814
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis
Op 22 februari 2018 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De zaak betreft een verdachte die wordt beschuldigd van (medeplegen van) doodslag. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 11 januari 2018 het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman heeft betoogd dat er geen opzet was op de dood van het slachtoffer en dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer of noodweerexces. De advocaat-generaal heeft deze stellingen weersproken en geconcludeerd dat er wel sprake is van voldoende ernstige bezwaren.
Het hof heeft het dossier bestudeerd en de betrokken partijen gehoord, waaronder de advocaat-generaal en de verdachte met zijn raadsman. Na zorgvuldige overweging heeft het hof geconcludeerd dat er op basis van de beschikbare stukken onvoldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte met betrekking tot de tenlastegelegde (medeplegen van) doodslag. Daarom heeft het hof het hoger beroep toegewezen, de beslissing van de rechtbank vernietigd, het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte bevolen. Deze beslissing is op 22 februari 2018 genomen door de voorzitter en de raadsheren van het hof, in aanwezigheid van de griffier.