Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
Het Gashuis B.V.,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een huurder van een bedrijfsterrein en een verhuurbedrijf van zeecontainers. De huurder, [appellant], heeft op enig moment de bedrijfsruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] verhuurd aan de heer [huurder]. Het verhuurbedrijf, Het Gashuis B.V., heeft aan deze huurder enkele containers verhuurd. Na een bepaalde periode is de huurder onbereikbaar geworden en zijn de containers niet meer te traceren. Het Gashuis stelt dat er op 24 maart 2015 een koopovereenkomst is gesloten met [appellant] voor de aankoop van vijf containers, waarvoor een factuur van € 9.982,50 is verzonden. [appellant] betwist echter de koop en de ontvangst van de factuur, en weigert te betalen.
Het Gashuis heeft de procedure tegen [appellant] aangespannen om het factuurbedrag te vorderen, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de hoofdsom toegewezen, maar de overige vorderingen afgewezen. Het Gashuis heeft niet incidenteel geappelleerd tegen de afwijzing van de overige vorderingen, waardoor deze in hoger beroep niet aan de orde zijn.
In het hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat Het Gashuis moet bewijzen dat de koopovereenkomst op 24 maart 2015 daadwerkelijk tot stand is gekomen. Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en zal getuigen horen om de stellingen van Het Gashuis te toetsen. De uitspraak van het hof is gedaan op 2 januari 2018, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen.