3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[Detachering] is een detacheringsbureau dat zich richt op het werven, opleiden en (projectmatig) detacheren van mensen, vrijwel uitsluitend in de financiële sector, voornamelijk in de bank- en verzekeringswereld.
[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1961, is op 3 juli 2000 in dienst getreden van [Detachering] in de functie van Detaspecialist nadat hij ongeveer 17,5 jaar als cliëntadviseur (baliemedewerker) voor de Rabobank had gewerkt. [appellant] werd gedetacheerd als senior cliëntadviseur en later ook als Teamleider cliëntadvies. De functienaam Detaspecialist is later gewijzigd in die van Interim Professional.
Als gevolg van marktomstandigheden lagen er in het begin van 2012 geen nieuwe opdrachten voor [appellant] in het verschiet, reden waarom [appellant] in samenspraak met [Detachering] op kosten van laatstgenoemde de opleiding SEH tot Erkend Hypotheekadviseur is gaan volgen. [appellant] is in december 2012 voor de opleiding geslaagd.
Eind 2012 heeft [Detachering] een ontslagvergunning gevraagd bij het UWV Werkbedrijf (hierna: UWV) voor [appellant] . [Detachering] heeft haar verzoek gebaseerd op de ongeschiktheid van [appellant] voor diens functie. Bij beslissing van 26 maart 2013 heeft het UWV de gevraagde toestemming geweigerd.
[Detachering] heeft vervolgens de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst met [appellant] te ontbinden op grond van gewichtige redenen, gelegen in een verandering van omstandigheden. [appellant] blijkt, zo stelt [Detachering] , niet inzetbaar te zijn in andere functies dan die van teamleider. De kantonrechter heeft bij beschikking van 2 juni 2015 het verzoek afgewezen; [appellant] zou praktijkervaring moeten opdoen teneinde zijn geschiktheid te kunnen beoordelen. [Detachering] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op basis waarvan het gestelde gebrek aan vertrouwen om [appellant] bij haar relaties te kunnen detacheren wordt gerechtvaardigd.
In de periode van 12 augustus 2015 tot 11 september 2015 is [appellant] in de functie van “Acceptant consumptief krediet” gedetacheerd bij Alcredis.
In de periode van 6 oktober 2015 tot 30 juni 2016 is [appellant] in de functie van “Junior Specialist project Datakwaliteit” gedetacheerd bij de Rabobank.
In laatstgenoemde periode heeft [appellant] begeleiding gekregen van een coach, mevrouw [coach] . Dit traject is gestart in januari 2016 en omvatte 12 behandelsessies.
In de periode vanaf medio juni 2015 tot het aanhangig maken van het onderhavige geschil hebben er regelmatig voortgangsgesprekken tussen partijen plaatsgevonden.
Op 23 februari 2017 heeft er een beoordelingsgesprek tussen [appellant] en zijn manager [manager detachering] plaatsgevonden. Daarin zijn de prestaties over 2016 besproken en door [Detachering] als slecht beoordeeld.
In maart 2017 is [appellant] wegens een hernia arbeidsongeschikt geworden.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [Detachering] de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst met [appellant] te ontbinden. Zij voert daartoe aan dat [appellant] ongeschikt is voor het werk dat zij beschikbaar heeft, subsidiair dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en meer subsidiair dat er andere omstandigheden zijn die zodanig zijn dat van haar niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan.
3.2.2.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.3.In de beschikking van 25 juli 2017 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden per 30 september 2017 en [Detachering] veroordeeld tot betaling van € 44.860,75 bruto en tot betaling van de proceskosten. [Detachering] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het verzoek in te trekken.