In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omvang van het waterverbruik bij een hennepkwekerij, waarbij de watermeter illegaal is verwijderd. De appellante, een vennootschap, heeft het pand waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen, verhuurd. De politie ontdekte de hennepkwekerij op 19 augustus 2014, waarna het waterverbruik in de periode van 1 januari 2014 tot 19 augustus 2014 niet geregistreerd kon worden. De geïntimeerde, een waterleverancier, heeft het waterverbruik geschat op basis van de aangetroffen hennepkwekerij en een factuur gestuurd aan de appellante voor een bedrag van € 6.768,84. De appellante heeft deze factuur niet betaald, wat leidde tot een procedure bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft in een tussenvonnis de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren voor de berekening van het waterverbruik. In het eindvonnis is vastgesteld dat er geen objectieve gegevens beschikbaar waren voor de bepaling van het waterverbruik, en de kantonrechter heeft het verbruik geschat op 9.000 m³. De appellante is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.737,36, vermeerderd met rente en incassokosten.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van de appellante beoordeeld, waarbij de focus lag op de berekening van het waterverbruik en de buitengerechtelijke incassokosten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen objectieve gegevens zijn over het waterverbruik en dat een billijke maatstaf gehanteerd moet worden. Het hof heeft besloten een deskundigenbericht aan te vragen om de vraag te beantwoorden welk waterverbruik gemoeid is met een hennepkwekerij van de omvang en uitrusting zoals in deze zaak. Tevens is vastgesteld dat de advocaat van de appellante is geschrapt, wat heeft geleid tot schorsing van het geding op basis van artikel 226 Rv.