6.1.5.Medio augustus 2013 heeft [wagenparkbeheer] een onderzoek ingesteld naar aanleiding van signalen van derden over een vermoeden van fraude door [appellant] . Op 21 augustus 2013 is [appellant] door [wagenparkbeheer] , tijdens zijn bezoek aan het hoofdkantoor, geconfronteerd met haar vermoeden van door [appellant] gepleegde fraude en verzocht om opheldering. [wagenparkbeheer] heeft [appellant] op die dag op non-actief gesteld. Zij heeft dat bij brief van 21 augustus 2013 bevestigd. Bij brief van 30 augustus 2013 heeft [appellant] bezwaar geuit tegen de gang van zaken op 21 augustus 2013, de juistheid van de beschuldigingen betwist en gevraagd om de beschuldigingen te concretiseren en van bewijsmateriaal te voorzien. Bij brief van 4 september 2013 heeft [wagenparkbeheer] de op non-actiefstelling verlengd en laten weten de loonbetaling per die datum te staken. Bij brief van 17 september 2013 heeft [wagenparkbeheer] de non-actiefstelling nogmaals verlengd. Met die brief heeft [wagenparkbeheer] laten weten dat zij overweegt [appellant] op staande voet te ontslaan, maar dat zij eerst zijn reactie wil op de onderzoeksresultaten en dat hij daartoe wordt uitgenodigd voor een gesprek op 24 september 2013. Op diezelfde dag heeft [wagenparkbeheer] de onderhavige inleidende dagvaarding aan [appellant] laten betekenen. Bij brief van 24 september 2013 heeft [appellant] de uitnodiging tot een gesprek van de hand gewezen, omdat [appellant] eerst de onderzoeksresultaten en bewijsmateriaal wilde ontvangen. Bij brief van 26 september 2013 heeft [wagenparkbeheer] alsnog de onderzoeksresultaten en bewijsmateriaal aan [appellant] gestuurd en hem uitgenodigd om uiterlijk 30 september 2013 schriftelijk te reageren en op 2 oktober 2013 op gesprek te komen. [appellant] heeft niet gereageerd en is op 2 oktober 2013 niet verschenen. Bij brief van 2 oktober 2013 heeft [wagenparkbeheer] [appellant] op staande voet ontslagen. Deze brief luidt als volgt:
“Bij brief van 26 september 2013 heb ik u in kennis gesteld van onze onderzoeksresultaten, waarbij ik de onderliggende stukken aan u heb meegezonden. Ook heb ik een afschrift daarvan aan uw advocaat gezonden. Ik heb u – mede op uw verzoek- in de gelegenheid gesteld om op mijn bevindingen te reageren, uiterlijk op 30 september 2013. Voorts heb ik u (wederom) uitgenodigd voor een gesprek, op 2 oktober 2013.
Ondanks mijn verzoek heb ik tot op heden geen reactie van u ontvangen op onze onderzoeksresultaten. Ook bent u hedenmiddag niet verschenen. Om die reden kan ik thans dan ook niet anders dan tot de conclusie komen dat onze onderzoeksresultaten juist zijn en niet door u kunnen worden weerlegd.
Op basis van onze bevindingen, die in mijn brieven van 17 en 26 september 2013 (inclusief de daarbij behorende dagvaarding) staan verwoord, komen wij tot conclusie dat u in ieder geval kan worden verweten dat:
- u (herhaaldelijk) derden heeft verzocht valse en/of vervalste facturen op te stellen, te verwerken en/of correcte facturen te crediteren;
- u (herhaaldelijk) al dan niet deels door u en/of op uw verzoek valse en/of vervalste facturen voor handen heeft (gehad), in omloop heeft gebracht, heeft verwerkt en/of heeft laten verwerken;
- u kasgelden van onze organisatie ten onrechte onder u houdt, althans ten onrechte achterhoudt;
- u met uw handelwijze onze organisatie financieel heeft benadeeld;
- u uzelf en/of de aan u gelieerde vennootschappen Fleet Center B.V. en/of [holding] . Holding B.V. ten koste van onze organisatie financieel heeft getracht te bevoordelen c.q. heeft bevoordeeld;
- u als eindverantwoordelijke de boekhouding over 2012 en 2013 t/m heden in het geheel niet op orde heeft;
- u over het bovenstaande herhaaldelijk leugenachtige verklaringen heeft afgelegd;
- u ondanks herhaald verzoek géén openheid van zaken heeft willen geven over het bovenstaande.
Gezien de geconstateerde gedragingen heeft u uw functie, in samenhang met de daaraan verbonden bevoegdheden, ernstig misbruikt en heeft u uw verantwoordelijkheden veronachtzaamd. Daarnaast heeft u met uw gedrag het aanzien van onze organisatie aangetast. Uw positie is dan ook onhoudbaar.
De bovengenoemde gedragingen vormen ieder voor zich en zeker in hun onderlinge samenhang een dringende reden voor ontslag op staande voet. Door uw gedrag is een zodanige vertrouwensbreuk ontstaan dat wij u niet langer kunnen handhaven in uw functie.Om die reden wordt u middels dit schrijven op staande voet ontslagen.
Wij realiseren ons dat dit een zware maatregel is, die verstrekkende gevolgen voor u heeft. In onze afweging hebben wij uw persoonlijke omstandigheden betrokken, maar wij menen dat gezien de ernst van de verwijten die u kunnen worden gemaakt deze maatregel gegrond is. Wij behoudens ons uitdrukkelijk het recht voor om de schade, die wij lijden tengevolge van het feit dat u ons een dringende reden hebt gegeven voor uw ontslag op staande voet en alles wat daarmee samenhangt, op u te verhalen.
Bij brief van 3 oktober 2013 heeft [appellant] gereageerd op de door [wagenparkbeheer] geuite beschuldigingen.
De procedure in eerste aanleg