In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor doodslag, poging doodslag en rijden onder invloed zonder rijbewijs. Het hof bevestigde de eerdere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens werd de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien jaren ontzegd.
De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. Het hof oordeelde dat er geen hoger beroep openstond tegen de vrijspraak, conform artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis had gevorderd.
Het hof heeft zich verenigd met de bewijsmiddelen en de gronden van het eerdere vonnis, met enkele aanvullingen op de bewijsmotivering. De verdediging had de betrouwbaarheid van een getuige in twijfel getrokken, maar het hof oordeelde dat er geen reden was om aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring te twijfelen. Het hof concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en bevestigde de veroordeling.