ECLI:NL:GHSHE:2018:583

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
200.188.767_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak ontbinding huurovereenkomst woonwagenstandplaats met bewijsopdracht m.b.t. hennepdrogerij en vuurwapens

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een huurgeschil tussen appellanten, een minderjarige en zijn moeder, en de Gemeente Schinnen. De Gemeente had in eerste aanleg ontbinding van de huurovereenkomst van een woonwagenstandplaats gevorderd, omdat er tijdens een politie-inval op 14 januari 2015 in de woonwagen van appellanten een hennepdrogerij, vuurwapens, munitie en andere illegale zaken waren aangetroffen. De kantonrechter had de vorderingen van de Gemeente toegewezen, maar het hof oordeelde dat de Gemeente niet-ontvankelijk was in haar vorderingen tegen de minderjarige appellant, omdat deze processueel onbekwaam was. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter ten aanzien van de minderjarige en veroordeelde de Gemeente in de proceskosten aan de zijde van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.188.767/02
arrest van 13 februari 2018
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna afzonderlijk aan te duiden als respectievelijk [appellant] en [appellante] en gezamenlijk als [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg LB,
tegen
Gemeente Schinnen,
zetelend te Schinnen,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de Gemeente,
advocaat: mr. H.J. Heynen te Venlo,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 september 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer 4287309/CV EXPL 15-6817 gewezen vonnis van 3 februari 2016.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 5 september 2017, waarbij pleidooi is bepaald;
- het pleidooi gehouden op 24 januari 2018, waarbij de advocaten van partijen hebben gepleit, de advocaat van [appellanten c.s.] onder overlegging van een pleitnota.
Arrest is bij vervroeging bepaald op heden. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.Ontvankelijkheid

6.1.
Tijdens het pleidooi is naar voren gekomen dat [appellant] nog minderjarig is en derhalve processueel onbekwaam is in de onderhavige huurzaak. De kantonrechter had de Gemeente daarom niet-ontvankelijk dienen te verklaren in de door haar tegen [appellant] ingestelde vorderingen. Het hof zal dat bij dit arrest alsnog doen.
6.2.
Het vorenstaande brengt mee dat het vonnis waarvan beroep ten aanzien van [appellant] dient te worden vernietigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de Gemeente worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [appellant] . Deze kosten zal het hof begroten op nihil, mede gelet op de samenhang met de procedure van de Gemeente tegen [appellante] .

7.De verdere beoordeling

7.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van het volgende.
7.1.1.
[appellante] huurde van de Gemeente een woonwagenstandplaats aan de [woonwagenstandplaats] te [woonplaats] . De woonwagenstandplaats is gelegen op een woonwagenkamp met twaalf standplaatsen.
7.1.2.
Op 14 januari 2015 heeft de politie op het woonwagenkamp een inval gedaan. Hiervan is een rapport opgemaakt door [brigadier van politie Eenheid Limburg 1] en [brigadier van politie Eenheid Limburg 2] , beiden brigadier van politie Eenheid Limburg. Dit rapport vermeldt onder andere:
AANGETROFFEN SITUATIE WOONWAGEN [woonwagenstandplaats]
In de woonwagen werd tijden de ingestelde doorzoeking c.s. inbeslaggenomen:
- munitie
- meerdere vuurwapens
- een gestolen terrein auto
- vuurwerk
- apparatuur voor openen van auto’s
- hennep drogerij
- 1338,62 euro.
7.1.3.
In eerste aanleg vorderde de Gemeente – verkort weergegeven – ontbinding van de tussen [appellanten c.s.] en de Gemeente gesloten huurovereenkomst met veroordeling van [appellanten c.s.] tot ontruiming van het gehuurde en betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de dag van ontruiming van het gehuurde, vermeerderd met rente en kosten.
Daartoe stelde de Gemeente – samengevat – dat de aanwezigheid van een hennepdrogerij, vuurwapens, munitie, vuurwerk, gestolen auto’s en apparatuur voor het openen van auto’s in/op het gehuurde in strijd is met het goed huurderschap en aldus een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert.
7.1.4.
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van de Gemeente toegewezen.
De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat door het aanwezig hebben van een hennepdrogerij [appellanten c.s.] dusdanig te kort geschoten zijn in hun verplichtingen uit de huurovereenkomst dat de huurovereenkomst dient te worden ontbonden. De kantonrechter achtte het verweer van [appellanten c.s.] dat de aangetroffen hennepdrogerij een constructie voor het drogen van groente betreft, ongeloofwaardig.
Voor het overige heeft de kantonrechter de beweerdelijk inbeslaggenomen zaken niet besproken.
7.1.5.
De Gemeente heeft vervolgens de ontruiming van het gehuurde aangezegd. In een executiegeschil hebben [appellanten c.s.] gevorderd de tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep te schorsen. Deze vordering is afgewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht bij vonnis in kort geding van 1 april 2016. Daarna heeft ontruiming van het gehuurde plaatsgevonden.
7.2.
[appellante] is in hoger beroep gekomen onder het voordragen van drie grieven. Grief I houdt de klacht in dat de kantonrechter het uitdrukkelijk primair gevoerde verweer in eerste aanleg niet heeft besproken, laat staan beoordeeld. Volgens grief II heeft de kantonrechter ten onrechte de ontdekking door de politie van een zogenaamde hennepdrogerij in de woonwagen als vaststaand aangenomen. Grief III is gericht tegen de beslissing van de kantonrechter geen bewijslevering toe te laten.
7.3.
Het hof zal eerst grief I behandelen. Het primaire verweer van [appellante] houdt in dat alle door de politie aangetroffen beweerdelijk illegale zaken zich bevonden in de woonwagen, doch deze woonwagen niet werd gehuurd van de Gemeente, want een eigendomswoonwagen betreft. Daaruit trekt [appellante] de conclusie dat reeds daarom geen sprake kan zijn van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
Naar het oordeel van het hof kan dit verweer niet slagen. Artikel 7:213 BW bepaalt dat de huurder verplicht is zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de woonwagen zich op het gehuurde bevond. Het gebruik van het gehuurde strekt zich daarmee ook uit tot hetgeen zich in de woonwagen voordoet. Er zijn geen aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel.
7.4.
De grieven II en III lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of [appellante] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst. De advocaat van [appellante] heeft tijdens het pleidooi uitdrukkelijk verklaard dat zij geen beroep doet op de tenzij-formule van artikel 6:265 BW. Ten aanzien van voormelde vraag oordeelt het hof als volgt.
7.5.
De Gemeente stelt dat [appellante] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst doordat de aanwezigheid van een hennepdrogerij, vuurwapens, munitie, vuurwerk, gestolen auto’s en apparatuur voor het openen van auto’s in/op het gehuurde in strijd is met het goed huurderschap. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst de Gemeente naar het in rov. 7.1.2 genoemde politierapport. De Gemeente stelt dat er geen enkele reden is om te twijfelen aan de juistheid van dit rapport. Zij heeft bewijs aangeboden van de juistheid van het politierapport door het horen van de brigadiers [brigadier van politie Eenheid Limburg 1] en [brigadier van politie Eenheid Limburg 2] voornoemd.
7.6.
[appellante] heeft de stellingen van de Gemeente gemotiveerd betwist. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de door de politie aangetroffen constructie geen hennepdrogerij is. Tijdens het pleidooi heeft zij uiteengezet dat zij deze constructie, die volgens haar niet in beslag genomen is door de politie, gebruikt voor het drogen van groenten, fruit en kruiden. Verder heeft zij betwist dat er meerdere vuurwapens in de woonwagen aanwezig waren; volgens haar ging het om één siervuurwapen met een dichtgemaakte loop. Ook ontkent zij de aanwezigheid van munitie.
7.7.
Het hof overweegt dat als het politierapport juist is dat in de woonwagen een hennepdrogerij was, alsook vuurwapens en munitie, dit een tekortkoming oplevert in de nakoming van de huurovereenkomst en de kantonrechter de huurovereenkomst terecht heeft ontbonden. Mede gelet op het zeer summiere karakter van het politierapport en de gemotiveerde betwisting daarvan door [appellante] is het hof van oordeel dat de Gemeente met dat rapport nog niet het bewijs heeft geleverd van die tekortkoming. Het hof zal daarom de Gemeente, op wie in dezen volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast rust, overeenkomstig haar bewijsaanbod tot bewijslevering toelaten.
7.8.
Het hof merkt nog het volgende op. In het politierapport is ook vermeld dat een gestolen terreinauto en apparatuur voor het openen van auto’s in beslag zijn genomen. Hieraan gaat het hof vooralsnog voorbij. Uit de processtukken en het ter zitting verhandelde leidt het hof af dat in het bijzonder door de aanwezigheid van de beweerdelijke hennepdrogerij de Gemeente meende dat van haar niet gevergd kon worden de huurovereenkomst met [appellante] langer voort te zetten. Voorts heeft [appellante] naar voren gebracht dat de bewuste auto zich bevond in een garage die geen verhuurd object betreft en ook geen enkele relatie heeft tot de gehuurde standplaats. Hier is de Gemeente verder niet op ingegaan. Onduidelijk is ook gebleven wat wordt bedoeld met apparatuur voor het openen van auto’s. Tot slot is de aanwezigheid van vuurwerk en contant geld als zodanig naar het voorlopig oordeel van het hof in dit verband niet althans onvoldoende relevant.
7.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
ten aanzien van [appellant]
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
verklaart de Gemeente niet-ontvankelijk in de door haar tegen [appellant] ingestelde vorderingen;
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, welke aan de zijde van [appellant] tot op heden worden begroot op nihil;
ten aanzien van [appellante]
laat de Gemeente toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat tijdens de inval op 14 januari 2015 in de woonwagen van [appellante] aan de [woonwagenstandplaats] te [woonplaats] door de politie een hennepdrogerij, vuurwapens en munitie zijn aangetroffen;
bepaalt, voor het geval de Gemeente bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. J.P. de Haan als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 27 februari 2018 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van de Gemeente tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, P.P.M. Rousseau en P.S. Kamminga en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 februari 2018.
griffier rolraadsheer