3.5.In rov. 2 van het vonnis heeft de rechtbank een aantal feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn in hoger beroep geen grieven gericht. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen daarom ook in hoger beroep het uitgangspunt. In dit hoger beroep is voorts een aantal andere feiten komen vast te staan. Bij de beoordeling kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [appellante] houdt zich bezig met de ontwikkeling van digitale informatiesystemen voor ziekenhuizen, klinieken, tandarts- en huisartspraktijken.
b. [geïntimeerde] houdt zich bezig met de exploitatie van oplossingen op het gebied van informatiemanagement.
c. In 2009 heeft [appellante] een overeenkomst gesloten met (de overkoepelende organisatie van) een ziekenhuis te [plaats 2] in de Verenigde Arabische Emiraten, hierna aan te duiden als [ziekenhuis] , inzake het digitaliseren van hun informatiesysteem. [appellante] heeft zich in dat kader verbonden om een ziekenhuis informatie management systeem te bouwen. Een onderdeel van dat systeem was het digitale patiëntendossier. Voor dat onderdeel had [appellante] de door [geïntimeerde] ontwikkelde [software] -software, hierna aan te duiden als: [software] , nodig. [software] zou door middel van implementatie door [appellante] een deeloplossing zijn van het totale door [appellante] te ontwikkelen digitale concept.
d. Gelet op het voorgaande heeft [appellante] met [geïntimeerde] op 18 februari 2009 een overeenkomst gesloten inzake de koop van [software] -softwarelicenties voor 40 “
utilisateurs”en het leveren van (onderhouds)diensten, verder aan te duiden als: de overeenkomst.
e. [software] is door [geïntimeerde] korte tijd daarna, in februari/maart/april 2009 in de door [appellante] bij [ziekenhuis] ingerichte test- danwel pilotomgeving geïnstalleerd en gedeblokkeerd.
f. [ziekenhuis] heeft nooit goedkeuring gegeven aan het doorvoeren van het door [appellante] ontwikkelde ziekenhuis informatie management systeem en dit systeem is dan ook niet door [ziekenhuis] in haar produktie-omgeving in gebruik genomen.
g. In de overeenkomst tussen partijen van 18 februari 2009 zijn de volgende relevante bepalingen opgenomen:
(…)
La période de licence prend effet à la date d’installation de [software] dans votre organisation. La facturation du projet intervient dès le lendemain de l’installation. La licence est tacitement reconduite pour une durée de 1 an, au 1er janvier de chaque année. L’éventeulle résiliation doit être notifiée par écrit, en respectant u préavis de 3 mois.
Tous les frais d’ímplémentation sont basés sur nos tarifs de consultance.
(...)
Conditions genérales
(…)
Les factures sont payables à 30 jours net.”
h. Van de door [geïntimeerde] in dat kader gefactureerde bedragen is € 70.758,53 onbetaald gebleven, welk bedrag in dit geding door [geïntimeerde] wordt gevorderd.
i. De gefactureerde bedragen, waarvoor een betalingstermijn gold van 30 dagen, zijn als volgt in rekening gebracht:
- bij factuur [factuurnummer 1] van 10 juni 2010, groot € 29.355,25 inclusief TVA. Het betreft de licentievergoedingen voor de [software] -software voor het jaar 2010,
- bij factuur [factuurnummer 2] van 28 maart 2011, groot € 29.651,28 inclusief TVA. Het betreft de licentievergoedingen voor de [software] -software voor het jaar 2011,
- bij factuur [factuurnummer 3] van 28 oktober 2011, groot € 11.752,00. Het betreft arbeidsuren voor het geven van extra ondersteuning gedurende de installatie en implementatie van de [software] -software in [plaats 2] .
j. Over het jaar 2009 heeft [appellante] de licentievergoedingen voor de [software] -software betaald.
De omvang van het hoger beroep
3.6.1.Tegen de vonnissen van 8 augustus 2012 en 10 april 2013 zijn geen grieven gericht, zodat [appellante] in zoverre niet-ontvankelijk is in haar beroep tegen deze vonnissen.
[appellante] heeft in de memorie van grieven 9 grieven aangevoerd tegen het eindvonnis van
28 oktober 2015 en geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen eindvonnis, tot het alsnog afwijzen van de conventionele vorderingen van [geïntimeerde] en tot het alsnog toewijzen van haar reconventionele vorderingen.
3.6.2.Desgevraagd heeft de advocaat van [appellante] bij pleidooi toegelicht dat de strekking van grief 1 niet is om op te komen tegen de verwerping door de rechtbank van het door [appellante] in conventie als meest vergaande gevoerde verweer dat [geïntimeerde] geen belang heeft bij haar vordering omdat niet vaststaat tussen welke vennootschappen de overeenkomst is gesloten. Dit betekent dat ook in hoger beroep als uitgangspunt heeft te gelden dat [geïntimeerde] partij is bij de overeenkomst met [appellante] en derhalve vorderingsgerechtigd is en belang heeft bij haar vorderingen.
3.6.3.Grief 6 keert zich blijkens haar formulering tegen rov. 4.11 van het vonnis, waarin de rechtbank in conventie onder meer heeft gemotiveerd dat en waarom zij voorbij gaat aan het in eerste instantie door [appellante] ook gevoerde subsidiaire verweer dat geen licentievergoedingen verschuldigd zijn omdat partijen in 2010 in [plaats 3] een afwijkende afspraak zouden hebben gemaakt over de licentievergoedingen. Dit in eerste instantie gevoerde verweer is echter in de recapitulatie van de verweren die [appellante] in hoger beroep opnieuw aan de orde wil stellen niet aan de orde, terwijl overigens in de memorie van grieven in geen enkel opzicht wordt toegelicht wat de bezwaren zijn van [appellante] tegen overweging 4.11. In punt 3.12 van de memorie van grieven wordt wel gewag gemaakt van een bespreking in [plaats 3] in mei 2010 maar niet van een toen volgens [appellante] gemaakte afspraak. Het hof zal dus voorbij gaan aan deze grief en zich beperken tot een beoordeling van de door [appellante] in de memorie van grieven opgesomde verweren, zoals hierna in r.o. 3.6.4. zal worden weergegeven.
3.6.4.[appellante] heeft de grieven in de memorie van grieven van één gezamenlijke toelichting voorzien. In die toelichting heeft [appellante] haar verweren gerecapituleerd. Uit die toelichting blijkt dat de strekking van de grieven is om in hoger beroep de volgende verweren van [appellante] tegen de conventionele vorderingen van [geïntimeerde] in hoger beroep opnieuw aan de orde te stellen:
( i) ten aanzien van de facturen van 10 juni 2010 en 28 maart 2011:
- primair: géén installatie “in uw organisatie” als bedoeld in de overeenkomst (4.6 – 4.11 memorie van grieven);
- subsidiair: de overeengekomen licenties zijn nimmer verstrekt (4.12 – 4.15 memorie van grieven):
- meer subsidiair: de software heeft nimmer deugdelijk gewerkt; de overeenkomst is ontbonden (4.16 – 4.22 memorie van grieven), althans heeft de software niet langer deugdelijk gewerkt dan voor een periode van 16 maanden en kan de vergoeding daarvoor niet hoger zijn dan € 5.000,00 ( 4.22 memorie van grieven);
(ii) ten aanzien van de factuur van 28 oktober 2011:
- de door [geïntimeerde] gevorderde vergoeding voor de ondersteunende werkzaamheden moet worden afgewezen (4.23 – 4.26 memorie van grieven);
(iii) - de door [geïntimeerde] gevorderde buitengerechtelijke kosten en proceskosten moeten worden afgewezen (4.31 memorie van grieven).
3.6.5.Voorts heeft [appellante] in de toelichting op de grieven betoogd dat de reconventionele vordering tot schadevergoeding alsnog moet worden toegewezen omdat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen ingevolge de overeenkomst (4.27 - 4.30 memorie van grieven).
3.6.6.Ten aanzien van de proceshouding van [geïntimeerde] in hoger beroep rijzen vragen naar aanleiding van de punten 2 en 103 van de memorie van antwoord, waarin [geïntimeerde] opmerkingen heeft gemaakt over de overwegingen van de rechtbank in rov. 4.14 van het vonnis waarvan beroep, op grond waarvan de rechtbank de vordering die betrekking heeft op de advieswerkzaamheden gedeeltelijk heeft afgewezen. Bij het pleidooi heeft de advocaat van [geïntimeerde] desgevraagd meegedeeld dat met deze opmerkingen niet is beoogd om een grief in incidenteel hoger beroep te richten tegen die overwegingen.
(i) Ten aanzien van de facturen van 10 juni 2010 en 28 maart 2011
het primaire verweer van [appellante] : géén installatie “in uw organisatie” als bedoeld in de overeenkomst