Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
- er bij [appellant] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, en;
- de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [appellant] zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van het hof is gebleken dat [appellant] op 30 oktober 2017 in verzekering is gesteld in verband met een verdenking van een strafbaar feit. Op 8 november 2017 heeft de Raadkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant de voorlopige hechtenis van [appellant] onder voorwaarden geschorst vanaf het moment van feitelijke plaatsing van [appellant] in Icarus. [appellant] is op 9 november 2017 op basis van de machtiging gesloten jeugdzorg op de ZIB-afdeling in Icarus geplaatst. Uit het overgelegde strafadvies van de raad voor de kinderbescherming van 11 december 2017 blijkt dat [appellant] vanaf de opname in Icarus zich met extreem afwijkend gedrag onttrekt aan de behandeling en het groepsproces,en zich tevens schuldig heeft gemaakt aan vernielingen. Wegens overtreding van de schorsingsvoorwaarden heeft de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en is [appellant] op 9 december 2017 in de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt geplaatst. Daar verbleef [appellant] ten tijde van de zitting van het hof en op het moment dat de gedragswetenschapper [appellant] heeft onderzocht (d.d. 17 januari 2018) nog steeds.
De zorgen ten aanzien van [appellant] zijn na de beschikking van de rechtbank alleen maar toegenomen. [appellant] heeft zich door zijn gedrag niet kunnen handhaven op Icarus waardoor de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven. Extra zorgelijk acht het hof daarbij, zoals uit de gedragsverklaring en ter zitting is gebleken, dat [appellant] zijn probleemgedrag bagatelliseert en externaliseert. Zijn vermogen om kritisch naar zichzelf te kijken is beperkt en zijn zelf-reflectieve vermogen is zwak ontwikkeld. Volgens [appellant] is hij geen probleemkind, maar ontbreekt het hem aan toekomstperspectief. Hij wil dan ook naar huis toe.
Het hof merkt daarbij uitdrukkelijk op dat deze vernietiging – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - niet betekent dat [appellant] thuis kan worden geplaatst. Voorts merkt het hof op dat ook indien – in de strafzaak – de voorlopige hechtenis van [appellant] wordt beëindigd dit evenmin zonder meer met zich brengt dat [appellant] weer thuis bij zijn ouders kan wonen, omdat de GI in dat geval alsnog om een nieuwe (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp bij de rechtbank kan verzoeken wanneer op dat moment aan de gronden voor een opname en verblijf van [appellant] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp wordt voldaan. Het hof merkt daarbij verder nog op dat het – gezien de leeftijd van [appellant] – van belang is dat mede op basis van de uitkomsten van het dubbel PO wordt bezien welke behandeling noodzakelijk is om [appellant] zich optimaal te kunnen laten ontwikkelen in de toekomst.