ECLI:NL:GHSHE:2018:5485

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
20-004072-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fiscale fraudezaak met valsheid in geschrift en belastingfraude

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. De verdachte, geboren in 1962 en handelend onder de naam van zijn eenmanszaak, werd beschuldigd van meermalen valsheid in geschrift en belastingfraude. De fiscale fraudekamer van het hof oordeelde dat de verdachte valse verkoopfacturen en inkoopverklaringen had opgemaakt, waarbij hij de margeregeling onterecht toepaste op auto’s die onder het reguliere BTW-regime vielen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting had gedaan, maar sprak hem vrij van dit feit omdat het bewijs hiervoor tekortschiet. De zaak was complex en de redelijke termijn was in aanzienlijke mate overschreden, wat meegewogen werd in de strafoplegging. De verdachte had geen eerder strafblad en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen en zorg voor zijn familie, werden ook in aanmerking genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004072-12
Uitspraak : 21 december 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 13 november 2012 in de strafzaak met parketnummer 03-993031-07 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1962,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als:
- ‘meermalen medeplegen van valsheid in geschrift’ (feit 1 primair),
- ‘meermalen opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen’ (feit 2) en
- ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven terwijl hij daarvan leider en/of bestuurder is geweest’ (feit 3),
en de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 december 2003 in de gemeente Maastricht en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een deel van) de (bedrijfs)administratie van de door verdachte gedreven eenmanszaak [eenmanszaak verdachte] – zijnde (dat deel van) die (bedrijfs)administratie voornoemd (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen – (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) valselijk (en/of) in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – in (dat deel van) die (bedrijfs)administratie voornoemd opgenomen en/of verwerkt, althans doen opnemen en/of verwerken,
* een (groot) aantal (52) (verkoop)facturen, (spreadsheet 2-D-0243, subletter B, waaronder 2-D-3027-B en/of 2-D-3026-B en/of 2-D-3033-B en/of 2-D-3034-B en/of 2-D-3040-B en/of 2-D-3044-B en/of 2-D-3049-B en/of 2-D-3020-B en/of 2-D-3017-B en/of 2-D-3018-B en/of een of meer andere (verkoop)factu(u)ren die voorkomen op spreadsheet 2-D-0243, onder subletter B, en zijn opgenomen in de per auto samengestelde documentensetjes onder subletter B), en/of
die volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig was/waren van [eenmanszaak verdachte] en/of volgens factuur gericht was/waren aan de (Belgische) afnemers/autohandela(a)r(en),
– zakelijk weergegeven –
- [Belgische vennootschap PCaB NV] en/of [Belgische vennootschap PCaB NV] en/of
- [Belgische vennootschap AF BVBA] en/of [Belgische vennootschap AF BVBA] en/of [Belgische vennootschap AF BVBA] en/of
- [Belgische vennootschap AI NV] en/of [Belgische vennootschap AI NV] en/of
die (telkens) betrekking had(den) op de verkoop en/of levering van (een) gebruikte auto('s) aan voornoemde (Belgische) autohandela(a)r(en), waarbij (telkens) die factu(u)r(en) was/waren voorzien van de vermelding: "25A", en/of "25(A) paragraaf"
en/of
* een (groot) aantal (52) bij die (verkoop)facturen behorende en/of meegeleverde Inkoopverklaring(en)/Attest(en) SBBW, (waaronder 2-D-3027-C en/of 2-D-3026-C en/of 2-D-3033-C en/of 2-D-3034-C en/of 2-D-3040-C en/of 2-D-3044-C en/of 2-D-3048-C en/of 2-D-3049-C en/of 2-D-3020-C en/of 2-D-3017-C en/of 2-D-3018-C en/of één of meer andere Inkoopverklaring(en)/Attest(en) opgenomen onder subletter C in de per auto samengestelde documentensetjes, spreadsheet documentensetjes 2-D-0235), en/of
welke Inkoopverklaring(en)/Attest(en) SBBW (telkens) was/waren voorzien van de vermelding: "De leverancier verklaart de auto zonder aftrek van voorbelasting te hebben verkregen (status art.28b/2)",
en/of
* een (groot) aantal (57) (inkoop)facturen, (waaronder 2-D-3027-F en/of 2-D-3026-F en/of 2-D-3033-F en/of 2-D-3034-F en/of 2-D-3040-F en/of 2-D-3044-F en/of 2-D-3048-F en/of 2-D-3049-F en/of 2-D-3020-F en/of 2-D-3017-F en/of 2-D-3018-F en/of een of meer andere (inkoop)factu(u)ren die voorkomen op spreadsheet 2-D-0235, onder subletter F, en zijn opgenomen in de per auto samengestelde documentensetjes onder subletter F),
welke (inkoop)facturen voornoemd (telkens) betrekking had(den) op de inkoop van (een) gebruikte auto('s), die volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig was/waren van [Belgische vennootschap H BVBA] , en/of welke facturen (telkens) was/waren gericht aan [eenmanszaak verdachte] en/of (telkens) was/waren voorzien van de vermelding: "levering onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge. De BTW is niet aftrekbaar. Art. 58 par. 4 Wetboek BTW",
althans was/waren die (inkoop/verkoop)factu(u)r(en) en/of Inkoopverklaring(en)/Attesten SBBW – zakelijk weergegeven – (telkens) voorzien van (een) vermelding(en), waarmee werd voorgewend en/of de suggestie werd gewekt dat de fiscale BTW-margeregeling op die auto('s) van toepassing was, zulks terwijl het in werkelijkheid (telkens) geen levering(en)/inko(o)p(en)/verko(o)p(en) betrof(fen) die onderworpen was/waren aan de fiscale BTW-margeregeling, maar (telkens) (een) belaste levering(en)/inko(o)p(en)/ verkopen, die onderworpen was/waren aan het normale BTW-regime en/of
zulks terwijl in werkelijkheid die gebruikte auto('s) (door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)) (telkens) niet bij de op voornoemde (inkoop)factu(u)r(en) vermeld(e) bedrijf/bedrijven werd(en) ingekocht en/of daarvan afkomstig waren,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2001 tot en met 31 december 2002, en/of van 1 januari 2003 tot en met 11 september 2007, in de gemeente Maastricht en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was
- tot het uitreiken van (een) factu(u)r(en) of nota('s) en/of
- tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen,
(telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of doen of laten voeren en/of (telkens) opzettelijk bij het uitreiken van (een) factu(u)r(en) en/of nota('s) onjuiste en/of onvolledige factu(u)r(en) heeft verstrekt en/of doen laten verstrekken immers heeft verdachte en zijn medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) in strijd met voornoemde verplichting(en) (telkens) opzettelijk in de administratie van (Autohandel) [verdachte]
* over het/de jaar/jaren 2001 en/of 2002 één of meer valse en/of vervalste en/of onjuiste (verkoop)factu(u)r(en) en/of één of meer valse, vervalste en/of onjuiste (inkoop)factu(u)r(en) opgenomen en/of verwerkt en/of doen of laten opnemen en/of verwerken,
welke valsheid/onjuistheid – zakelijk weergegeven – hierin bestond dat deze factu(u)r(en) (telkens) waren voorzien van een vermelding, waarmee werd voorgewend, althans de suggestie werd gewekt dat op de levering(en)/ inko(o)p(en)/verko(o)p(en)de fiscale BTW-margeregeling van toepassing was, terwijl het in werkelijkheid (telkens) (een) belaste levering(en)/ inko(o)p(en)/verko(o)p(en) betrof(fen), die onderworpen was/waren aan het normale BTW-regime en/of die gebruikte auto('s) in werkelijkheid (door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)) (telkens) niet bij de op die factu(u)r(en) vermelde bedrijven werd(en) ingekocht en/of daarvan afkomstig waren (zie facturen in spreadsheet 2-D-0235, kolom subletter B en F)
en/of
* over het/de jaar/jaren 2001 en/of 2002 één of meer valse, vervalste en/of onjuiste Inkoopverklaring(en)/ Attest(en) SBBW opgenomen en/of verwerkt en/of doen of laten opnemen en/of verwerken, welke valsheid/onjuistheid hierin bestond dat deze Inkoopverklaring(en)/Attest(en) (telkens) was/waren voorzien van de vermelding: "De leverancier verklaart de auto zonder aftrek van voorbelasting te hebben verkregen (status art. 28b/2)",
* althans was/waren die (inkoop/verkoop)factu(u)r(en) en/of Inkoopverklaring(en)/Attesten SBBW – zakelijk weergegeven – (telkens) voorzien van (een) vermelding(en), waarmee werd voorgewend en/of de suggestie werd gewekt dat de fiscale BTW-margeregeling op de geleverde auto('s) van toepassing was, terwijl het in werkelijkheid (telkens) (een) belaste levering(en)/inko(o)p(en betrof(fen), die onderworpen was/waren aan het normale BTW-regime (zie de afzonderlijke documenten met subletter C en Y2 behorende bij de afzonderlijke autosetjes genoemd in spreadsheet 2-D-0235)
en/of
* immers heeft verdachte en/of zijn medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) in strijd met voornoemde verplichting(en) (telkens) opzettelijk voornoemde onjuiste en/of onvolledige (verkoop)facturen afkomstig van (Autohandel) [verdachte] verstrekt aan de (Belgische) afnemers van die gebruikte auto's (zie spreadheet 2-D-0243 en 2-D-246)
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven (2-D-254);
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2001 tot en met 31 december 2003 in de gemeente(n) Maastricht en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het/de aangiftetijdvak(ken)
september 2001 (2-D-0095) en/of
oktober 2001 (2-D-0097) en/of
november 2001 (2-D-0097) en/of
december 2001 (2-D-0097) en/of
januari 2002 (2-D-0098) en/of
februari 2002 (2-D-0098) en/of
maart 2002 (2-D-0098)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen, immers heeft verdachte en/of zijn medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Maastricht, in elk geval in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), in elk geval een tijdvak – zakelijk weergegeven –
* (telkens) ten onrechte belasting in vooraftrek genomen ter zake intracommunautaire verwerving(en) en/of
* (telkens) een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven en/of
* (telkens) een te laag belastbaar bedrag en/of een te laag/onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven,
terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
3.
hij, verdachte, in of omstreeks (een of meer gedeeltes van) de periode van 1 augustus 2001 tot en met 23 februari 2005, in elk geval in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 december 2003, in de gemeente Maastricht en/of (elders) in Nederland, (telkens) heeft deelgenomen aan een (of meer) organisatie(s), bestaande uit:
een samenwerkingsverband van hem, verdachte, met de medeverdachte(n) [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van misdrijven, namelijk
- het plegen van valsheid in geschrift (art. 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige belastingaangiften met betrekking tot de omzetbelasting (art. 69, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) en/of
- het opzettelijk niet doen van belastingaangiften met betrekking tot de omzetbelasting (art. 69, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) en/of
- het opzettelijk niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen en/of het niet bewaren van boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers (art. 68, lid 2, sub d en sub e jo. art. 69, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) en/of
- het opzettelijk verstrekken van een onjuiste of onvolledige factuur of nota (art. 68, lid 2, sub g jo. art. 69, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) en/of
terwijl hij, verdachte, van (een van) bedoelde organisatie('s) oprichter/leider en/of bestuurder was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2001 tot en met 31 maart 2002 in de gemeente Maastricht, meermalen een deel van de bedrijfsadministratie van de door verdachte gedreven eenmanszaak [eenmanszaak verdachte] – zijnde dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd telkens een samenstel van geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid in dat deel van die bedrijfsadministratie voornoemd opgenomen en doen verwerken,
* een groot aantal verkoopfacturen (spreadsheet 2-D-0243, subletter B, waaronder 2-D-3027-B en 2-D-3026-B en 2-D-3033-B en 2-D-3034-B en 2-D-3040-B en 2-D-3044-B en 2-D-3049-B en 2-D-3020-B en 2-D-3017-B en 2-D-3018-B en andere verkoopfacturen die voorkomen op spreadsheet 2-D-0243, onder subletter B, en zijn opgenomen in de per auto samengestelde documentensetjes onder subletter B), die volgens factuuropdruk telkens afkomstig waren van [eenmanszaak verdachte] en volgens factuur gericht waren aan de Belgische afnemers/autohandelaren,
- [Belgische vennootschap PCaB NV] of [Belgische vennootschap PCaB NV] of
- [Belgische vennootschap AF BVBA] of [Belgische vennootschap AF BVBA] of [Belgische vennootschap AF BVBA] of
- [Belgische vennootschap AI NV] of [Belgische vennootschap AI NV] en
die telkens betrekking hadden op de verkoop en levering van (een) gebruikte auto('s) aan voornoemde Belgische autohandelaren, waarbij telkens die facturen waren voorzien van de vermelding: "25A" of "25(A) paragraaf"
en
* een groot aantal bij die verkoopfacturen behorende Inkoopverklaringen/Attesten SBBW (waaronder 2-D-3027-C en 2-D-3026-C en 2-D-3033-C en 2-D-3034-C en 2-D-3040-C en 2-D-3044-C en 2-D-3049-C en 2-D-3020-C en 2-D-3017-C en 2-D-3018-C en andere Inkoopverklaringen/Attesten opgenomen onder subletter C in de per auto samengestelde documentensetjes, spreadsheet documentensetjes 2-D-0235), welke Inkoopverklaringen/Attesten SBBW telkens waren voorzien van de vermelding: "De leverancier verklaart de auto zonder aftrek van voorbelasting te hebben verkregen (status art.28b/2)",
althans waren die verkoopfacturen en Inkoopverklaringen/Attesten SBBW telkens voorzien van een vermelding waarmee werd voorgewend of de suggestie werd gewekt dat de fiscale BTW-margeregeling op die auto's van toepassing was, zulks terwijl het in werkelijkheid geen leveringen/verkopen betroffen die onderworpen waren aan de fiscale BTW-margeregeling, maar belaste leveringen/verkopen, die onderworpen waren aan het normale BTW-regime,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Algemene bewijsoverwegingen

A.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen [1] , in onderlinge samenhang beschouwd.
In verband met de leesbaarheid van dit arrest zijn tevens voetnoten opgenomen bij de overwegingen met betrekking tot de feiten 2 en 3, welke overwegingen uitmonden in een vrijspraak van die feiten.
Verweren van de verdediging

B.

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. In de kern is daartoe door de verdediging aangevoerd dat de verdachte, op het moment dat hij de tenlastegelegde 52 auto’s inkocht van [Belgische vennootschap H BVBA] , niet wist, althans behoorde te weten, dat deze auto’s geen marge-auto’s waren, maar BTW-auto’s. Van een onjuiste administratie en/of onjuiste aangiften omzetbelasting kan derhalve geen sprake zijn. Aan dit standpunt is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – het volgende ten grondslag gelegd.

B.1

Geen opzet op vermeende valsheid van de facturen en inkoopverklaringen (feit 1)
Van valsheid in geschrift, bestaande uit het valselijk opmaken van inkoop- en/of verkoopfacturen en/of inkoopattesten SBBW
(hof: de Stichting Bevordering Bedrijfsvoering Woonwagenbewoners, hierna te noemen: ‘SBBW’), laat staan met het oogmerk om die stukken als echt en onvervalst te gebruiken, is bij de verdachte geen sprake, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet op de valsheid had. De verdachte was immers niet bekend met het feit dat het niet om marge-auto’s ging en/of dat [betrokkene 1] geen directeur was van [Belgische vennootschap H BVBA] , aldus de raadsman. Zelfs de boekhouders van de SBBW en de aldaar werkzame controleambtenaren van de Belastingdienst hebben nooit geconstateerd dat met de inkoopfacturen, afkomstig van [Belgische vennootschap H BVBA] , iets mis was. Derhalve dient vrijspraak voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde te volgen.
Het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde treft volgens de verdediging hetzelfde lot van vrijspraak, aangezien de verdachte overtuigd was van de juistheid van de inkoopfacturen, verkoopfacturen en inkoopattesten SBBW, zodat niet kan worden bewezen dat de verdachte een bedrijfsadministratie heeft gevoerd waarin met opzet valse facturen zijn verwerkt.
Over de hieromtrent in het dossier aanwezige indicaties voor het tegendeel heeft de raadsman het volgende opgemerkt.
De verdediging bestrijdt dat de verdachte aan getuige [Belgische autohandelaar 1] van [Belgische vennootschap W CV] blanco facturen ter beschikking heeft gesteld en daarvoor vergoedingen aan hem heeft betaald. De persoon genaamd ‘ [roepnaam verdachte] ’ waarover hij spreekt is beslist niet de verdachte, temeer nu op de Vinkenslag meerdere autohandelaren met die voornaam werkzaam waren.
Voor wat betreft de fax die vanaf het faxapparaat van de verdachte naar [Duits autobedrijf AS] is gestuurd merkt de verdediging op dat collega-handelaren in voorkomende gevallen gebruik maakten van het faxapparaat van de verdachte. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die deze fax met stukken betreffende [eenmanszaak H] heeft gestuurd. Voorts impliceert het enkele feit dat op een fax een verzendregel van het faxapparaat van de verdachte is vermeld nog niet dat de fax daadwerkelijk via die fax is verzonden, aldus de raadsman.
Getuige [getuige K] heeft weliswaar verklaard dat hij op verzoek van de verdachte twee of drie auto’s in Duitsland heeft opgehaald, maar uit niets blijkt dat die betreffende auto’s vervolgens via [Belgische vennootschap H BVBA] aan de verdachte zijn geleverd. Deze verklaring kan aldus niet bijdragen aan het bewijs dat verdachte wist dat geen sprake was van marge-auto’s.

B.2

Geen opzet op het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting (feit 2)In 2005 heeft de Belastingdienst een deelonderzoek omzetbelasting over de jaren 2000 tot en met 2002 bij de verdachte uitgevoerd. In het controlerapport d.d. 2 december 2005 is als conclusie vermeld: “Vergelijking van de door u aangeleverde GISO-uitdraaien, de ontvangstenschriftjes BTW van de SBBW en de ingediende aangiften Omzetbelasting heeft het volgende opgeleverd: Over de periode 2000 tot en met 2002 zijn de juiste bedragen op de aangiften Omzetbelasting afgedragen. Er wordt derhalve geen naheffingsaanslag Omzetbelasting opgelegd.” In de visie van de verdediging leidt dit ertoe dat de gegevens, zoals vermeld op de tenlastegelegde 52 verkoopfacturen aan Belgische afnemers, aansluiten bij de aangiften omzetbelasting van de verdachte. De verdachte mocht er dus op vertrouwen dat zijn boekhouding over genoemde jaren in orde was en dat op basis daarvan juiste aangiften omzetbelasting werden gedaan.
De verdachte heeft volgens de raadsman auto’s tegen een marktconforme prijs ingekocht, vervolgens bij verkoop een geringe winst gerealiseerd, van de hem bekende verkoper alle voertuigbescheiden ontvangen, inkoopfacturen ontvangen waarop is vermeld dat het marge-auto’s betrof en op basis daarvan verkoopfacturen en inkoopattesten SBBW opgemaakt. Deze omstandigheden, in combinatie met het feit dat zijn boekhouding regelmatig door boekhouders van de SBBW en belastingambtenaren werd gecontroleerd waarbij geen onregelmatigheden werden bevonden, maakt volgens de raadsman dat de verdachte een geslaagd beroep toekomt op een pleitbaar standpunt. De verdachte mocht immers menen dat de margeregeling van toepassing was, waardoor het (voorwaardelijk) opzet aan het onder 2 ten laste gelegde feit komt te ontvallen en vrijspraak dient te volgen.

B.3

Geen criminele organisatie met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] (feit 3)
De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] dreven hun eigen autohandel en voerden elk hun eigen administratie. Door gebrek aan eigen opslagruimte kwam het voor dat [medeverdachte 2] auto’s op het terrein van verdachte [verdachte] stalde. Het kwam ook voor dat indien [medeverdachte 2] niet op het bedrijfsterrein van de verdachte aanwezig was en een klant van [medeverdachte 2] , waaraan reeds door hem een auto was verkocht, zich bij [verdachte] meldde, [verdachte] een reeds gereed liggende factuur van [medeverdachte 2] aan de betreffende koper ter hand stelde. Een enkele keer heeft [verdachte] op instigatie van [medeverdachte 2] een factuur op briefpapier van [medeverdachte 2] opgemaakt, maar dat betrof nooit een auto uit de bedrijfsvoorraad van verdachte [verdachte] . Van een zakelijke verhouding is derhalve geen sprake. Met [medeverdachte 3] heeft de verdachte nimmer autohandel gedreven. Van enige organisatie kan dus niet worden gesproken. Nu evenmin kan worden bewezen dat de verdachte betrokken was bij het fiscaal omkatten van BTW-belaste auto’s naar marge-auto’s, dient in de visie van de verdediging eveneens vrijspraak voor het onder feit 3 ten laste gelegde te volgen.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 1

C.

Het hof ziet aanleiding om hierna tegelijkertijd in te gaan op de door de verdediging gevoerde verweren.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen.

C.1

Feit 1: valsheid in geschrift door het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie
De verdachte staat ingevolge hetgeen onder feit 1 primair aan hem ten laste is gelegd – kort gezegd – onder meer terecht ter zake van het valselijk opmaken van zijn bedrijfsadministratie door daarin valse verkoopfacturen en inkoopverklaringen/attesten SBBW op te nemen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
C.1.1 Verkoopfacturen en inkoopverklaringen/attesten SBBW
In de tenlastegelegde periode handelde verdachte [verdachte] in auto’s. Hij verkocht toentertijd veel auto’s aan Belgische handelaren. De verdachte dreef deze autohandel binnen zijn eenmanszaak [eenmanszaak verdachte] , gevestigd op de Vinkenslag in de gemeente Maastricht. [2]
In de periode van 1 september 2001 tot en met 31 maart 2002 heeft [eenmanszaak verdachte] 57 auto’s ingekocht bij [Belgische vennootschap H BVBA] . [3] In diezelfde periode zijn 52 auto’s – die waren ingekocht bij [Belgische vennootschap H BVBA] – door de verdachte verkocht aan Belgische afnemers, te weten [Belgische vennootschap AI NV] , [Belgische vennootschap AF BVBA] en [Belgische vennootschap PCaB NV] . [4]
Van deze verkooptransacties zijn steeds verkoopfacturen opgemaakt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat ‘de papieren’ werden gemaakt in het kantoor op zijn plaats waar hij autohandel dreef. Indien hij een auto verkocht, ondertekende hijzelf de factuur. In al zijn facturen staat duidelijk vermeld dat het marge-auto’s betroffen. De verkoopfacturen en attesten nam verdachte op in zijn administratie en deze bracht hij vervolgens op verschillende momenten naar het kantoor van de SBBW ter verdere verwerking.
In de tenlastelegging zijn 10 verkooptransacties gespecificeerd. Het betreft de verkoopfacturen onder de documentnummers 2-D-3027-B [5] , 2-D-3026-B [6] , 2-D-3033-B [7] , 2-D-3034-B [8] , 2-D-3040-B [9] , 2-D-3044-B [10] , 2-D-3049-B [11] , 2-D-3020-B [12] , 2-D-3017-B [13] en 2-D-3018-B [14] . Op deze facturen, alsmede op de facturen genoemd in het overzicht met daarop verkoopfacturen van verdachte [verdachte] aan Belgische afnemers [15] , staat steeds vermeld ‘25A’ of ‘25(A) paragraaf’. Daaruit komt naar voren dat de aan de Belgische afnemers geleverde auto’s als marge-auto’s zijn verkocht. De vermelding ‘25A’ of ‘25(A) paragraaf’ verwijst namelijk naar de Duitse margeregeling, opgenomen in § 25a van het Umsatzsteuergesetz. [16]
Bij elke verkoop werd tevens een inkoopverklaring/attest van de SBBW afgegeven. Het voorblad ging met de koper van de auto mee, één doorslag was voor de verkopende ondernemer, één doorslag bleef bij de SBBW en één doorslag werd door de SBBW opgeborgen in een klapper ten behoeve van de controle door de Belastingdienst. De attesten werden door de ondernemers zelf handmatig ingevuld. [17] Bij elke van de hiervoor bedoelde 52 verkoopfacturen [18] hoorde dus steeds een inkoopverklaring/attest SBBW. [19] De in de tenlastelegging gespecificeerde inkoopverklaringen/attesten SBBW betreffen de documenten onder nummers 2-D-3027-C [20] , 2-D-3026-C [21] , 2-D-3033-C [22] , 2-D-3034-C [23] , 2-D-3040-C [24] , 2-D-3044-C [25] , 2-D-3049-C [26] , 2-D-3020-C [27] , 2-D-3017-C [28] en 2-D-3018-C [29] .
Het hof stelt vast dat op de inkoopverklaringen/attesten steeds is vermeld: ‘De leverancier verklaart de auto zonder aftrek van voorbelasting te hebben verkregen (status art.28b/2)’. Deze status heeft betrekking op artikel 28 van de Wet op de omzetbelasting 1968, waarin de margeregeling is vervat. Aldus is hiermee op de inkoopverklaringen/attesten voorgewend dat de betreffende auto’s zijn geleverd onder toepassing van de margeregeling.
Voorts zijn de inkoopverklaringen/attesten telkens voorzien van de handtekening en naam van verdachte [verdachte] .
C.1.2 Bedrijven inkoopzijde: [Belgische vennootschap H BVBA] , [eenmanszaak H] en [Belgisch autobedrijf SNPH]
De FIOD heeft onder leiding van het Functioneel Parket uitvoerig onderzoek naar voornoemde transacties verricht, waarbij ook de inkoopzijde is onderzocht. Zoals reeds hiervoor is overwogen, zijn de 52 auto’s waarop de in de tenlastelegging genoemde verkoopfacturen betrekking hebben, door verdachte ingekocht bij [Belgische vennootschap H BVBA] . Met betrekking tot die vennootschap is het volgende uit het procesdossier naar voren gekomen.
C.1.2.1 [Belgische vennootschap H BVBA]Ten tijde van de inkoop van deze 52 auto’s was [zaakvoerder H BVBA] zaakvoerder van [Belgische vennootschap H BVBA] . [30] [zaakvoerder H BVBA] heeft ten overstaan van de FIOD verklaard nooit in auto’s te hebben gehandeld. [zaakvoerder H BVBA] verklaarde voorts dat hij begin 2001 ter zake van [Belgische vennootschap H BVBA] met ene Danny naar de Kamer van Koophandel te Tongeren is geweest. In dat kader heeft hij hem een kopie van zijn verblijfsdocument gegeven, alsook zijn paspoort verstrekt aan de beambte van de Kamer van Koophandel. [31] Uit onderzoek van de Bijzondere Belastinginspectie te Brussel komt naar voren dat naar aanleiding van een controle van [Belgische vennootschap H BVBA] in 2001 is gebleken dat op het vestigingsadres in Alken geen reële vennootschap gevestigd was. Er werd enkel een niet geledigde brievenbus aangetroffen. Een telefoon- of faxnummer op het postbusadres in Alken was niet bekend. De verwervingen vanuit Duitsland vonden plaats onder het normale BTW-regime terwijl de doorfactureringen door [Belgische vennootschap H BVBA] aan Nederlandse bedrijven plaatsvonden onder de margeregeling. Hierbij werden de in Duitsland verworven auto’s niet in de boekhouding van [Belgische vennootschap H BVBA] opgenomen en de verkopen van [Belgische vennootschap H BVBA] naar Nederland vonden plaats naar Nederlandse belastingplichtigen op het kamp van Maastricht (het hof begrijpt: de Vinkenslag). Er werden auto’s ingekocht bij Belgische niet-indieners van belastingaangiften, welke auto’s van origine uit Duitsland kwamen. In 2001 zijn de intracommunautaire verwervingen vanuit Duitsland en Nederland niet aangegeven in de aangiften omzetbelasting. Op 1 januari 2002 is het BTW-nummer ambtshalve doorgehaald omdat er geen reële activiteiten meer werden vastgesteld en de brieven niet werden beantwoord. De boekhouder verklaarde desgevraagd dat hij geen contact kon opnemen met de verantwoordelijken van de vennootschap en dat de zaakvoerder [zaakvoerder H BVBA] hem niet bekend was. De Belgische belastingautoriteiten zijn ervan overtuigd dat [zaakvoerder H BVBA] als stroman in [Belgische vennootschap H BVBA] is ingezet. [32]
[Belgische vennootschap H BVBA] heeft niet alle auto’s rechtstreeks gekocht in Duitsland. [Belgische vennootschap H BVBA] heeft namelijk ook een aantal auto’s bij [eenmanszaak H] of [Belgisch autobedrijf SNPH] auto’s ingekocht. Ten aanzien van een groot deel van de auto’s is uit onderzoek gebleken dat [Duits autobedrijf AS] uit Duitsland de beginleverancier van een levering aan respectievelijk [Belgische vennootschap H BVBA] , [eenmanszaak H] of [Belgisch autobedrijf SNPH] was. Hierna zal onder C.1.3 nader worden ingegaan op de factuurstromen.
Met betrekking tot de bedrijven [eenmanszaak H] en [Belgisch autobedrijf SNPH] is het volgende uit onderzoek van de FIOD naar voren gekomen.
C.1.2.2 [eenmanszaak H]
Met ingang van 26 maart 2001 is de eenmanszaak [eenmanszaak H] gevestigd in Herkenbosch. Het betreft de eenmanszaak van [zaakvoerder eenmanszaak H] . De activiteiten van de onderneming, bestaande uit ‘detailhandel in non-foodproducten’ zijn volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel gestaakt met ingang van 27 mei 2002. [33] De Belastingdienst kon geen gegevens inzake gedane aangiften omzetbelasting boven water krijgen. Voorts is vastgesteld dat er in de periode 1 juli 2001 tot en met december 2003 geen intracommunautaire leveringen zijn opgegeven aan ondernemers in een ander EU-land. [34] [zaakvoerder eenmanszaak H] heeft ten overstaan van opsporingsambtenaren van de FIOD verklaard dat hij zijn eenmanszaak op aangeven van Ronnie Huygen heeft opgericht. Hij verklaarde voorts nooit in de autohandel te hebben gezeten en dat hij met [eenmanszaak H] nooit één enkele auto heeft ingekocht. [zaakvoerder eenmanszaak H] heeft nog nooit van [Duits autobedrijf AS] uit Duitsland gehoord. Hij herkent de handtekening, paraaf en stempel op een door [Duits autobedrijf AS] opgemaakte en namens [eenmanszaak H] ondertekende verklaringen [35] niet als de zijne. [36]
C.1.2.3 [Belgisch autobedrijf SNPH]
Het BTW-nummer van [Belgisch autobedrijf SNPH] is tenaamgesteld van ‘M [zaakvoerder SNPH] P/A BTW LANAKEN, adres [vestigingsadres] te 3620 Lanaken’. De begindatum van het BTW-nummer is 1 mei 2001 en de einddatum 1 maart 2004. [37] Met betrekking tot [Belgisch autobedrijf SNPH] is een verzoek ex artikel 5 van de verordening 218/92/EEG en artikel 2 van de richtlijn 77/388/EEG naar de Belgische autoriteiten uitgegaan, strekkende tot wederzijdse administratieve bijstand met betrekking tot de indirecte belastingen. Uit het antwoord op dat verzoek valt op te maken dat het BTW-nummer is aangevraagd voor het ‘vervaardigen van houten emballage’. Vanaf juni 2001 is [zaakvoerder SNPH] begonnen met de aan- en verkoop van auto’s. Er is vastgesteld dat talrijke aankopen werden gedaan bij dubieuze leveranciers. Wat betreft de leveringen van auto’s aan [eenmanszaak verdachte] verklaarde [zaakvoerder SNPH] aan de Belgische autoriteiten dat de persoon [verdachte] hem onbekend is en dat hij nooit auto’s aan diens firma heeft verkocht. In de boekhouding zijn geen aankoopfacturen terug te vinden die betrekking hebben op het type auto’s zoals vermeld op de verkoopfacturen (het hof begrijpt: onder meer van [Belgisch autobedrijf SNPH] aan [eenmanszaak verdachte] ). [zaakvoerder SNPH] verklaarde dat het hier valse verkoopfacturen betreffen die door iemand anders zijn opgesteld, afgestempeld en ondertekend. [38]
C.1.2.4 Tussenconclusie: plofbedrijvenHet hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [Belgische vennootschap H BVBA] , [eenmanszaak H] en [Belgisch autobedrijf SNPH] plofbedrijven waren, welke bedrijven aan buitenlandse autoleveranciers ter beschikking zijn gesteld om leveringen van de auto’s op uit te kunnen factureren met toepassing van het 0%-tarief voor intracommunautaire leveringen.
C.1.3 Factuurstroom tenlastegelegde transactiesVan 40 auto’s is uit de inkoopfacturen af te leiden dat [Belgische vennootschap H BVBA] deze auto’s geleverd heeft gekregen van [eenmanszaak H] (31 stuks), [Belgisch autobedrijf SNPH] (3 stuks) en [Duits autobedrijf AS] (6 stuks). Van de overige auto’s is de leverancier onbekend gebleven. [eenmanszaak H] en [Belgisch autobedrijf SNPH] hebben de door hen aan [Belgische vennootschap H BVBA] geleverde auto’s telkens ingekocht bij [Duits autobedrijf AS] . [39] [Duits autobedrijf AS] is dus de beginleverancier van deze 40 auto’s. Blijkens de verkoopfacturen van [Duits autobedrijf AS] aan de hiervoor genoemde bedrijven blijkt dat telkens is gefactureerd onder toepassing van het 0%-tarief ter zake van intracommunautaire leveringen. [40] Door [Belgische vennootschap H BVBA] is evenwel steeds op de verkoopfactuur gericht aan [eenmanszaak verdachte] vermeld: ‘Levering onderworpen aan de bijzondere regeling van belastingheffing over de winstmarge. De BTW is niet aftrekbaar. Art. 58 par. 4 Wetboek BTW’. [41]
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de facturen van [Belgische vennootschap H BVBA] zijn gebruikt om daarmee marge-in-/verkopen voor te wenden, terwijl deze auto’s in werkelijkheid – blijkens de verkoopfacturen van [Duits autobedrijf AS] aan [Belgische vennootschap H BVBA] , [eenmanszaak H] of [Belgisch autobedrijf SNPH] – belast dienden te worden volgens het reguliere BTW-regime.
Aldus is door gebruikmaking van de plofbedrijven [eenmanszaak H] , [Belgisch autobedrijf SNPH] en [Belgische vennootschap H BVBA] sprake van ‘omkatting’ van aan het reguliere BTW-regime onderworpen auto’s naar marge-auto’s.
C.1.4 Tussenconclusie: valsheid verkoopfacturen en inkoopverklaringen/attesten SBBW
Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat in elk geval 40 van de tenlastegelegde 52 door de verdachte opgemaakte verkoopfacturen met bijbehorende, eveneens door de verdachte opgemaakte, inkoopverklaringen/attesten SBBW intellectueel vals zijn, aangezien met de vermeldingen op genoemde documenten is voorgewend dan wel de suggestie is gewekt dat de margeregeling op de betreffende auto’s van toepassing was, terwijl deze verkooptransacties in werkelijkheid leveringen/verkopen behelsden die – nu geen sprake was van marge-auto’s – onderworpen waren aan het reguliere BTW-regime.

C.2

Wetenschap valsheid van de verkoopfacturen en inkoopverklaringen/attesten SBBWDe vraag waarvoor het hof zich gesteld ziet is of de verdachte ten tijde van het opmaken van de verkoopfacturen en bijbehorende inkoopverklaringen/attesten SBBW en het vervolgens opnemen en doen verwerken van die documenten in zijn administratie de wetenschap had of behoorde te hebben dat de door hem verkochte auto’s geen marge-auto’s betroffen. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Uit het procesdossier is het volgende met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte naar voren gekomen.
C.2.1 Faxberichten aan [Duits autobedrijf AS]
Op 20 juli 2001 is om 16.42 uur vanaf het faxapparaat van verdachte [verdachte] [42] een kopie verzonden van de identiteitskaart van [zaakvoerder eenmanszaak H] , zaakvoerder van [eenmanszaak H] . Het vermelde faxnummer correspondeert met het nummer dat voorkomt op de verkoopfacturen van (de eenmanszaak) van verdachte [verdachte] . Op drie facturen van [Duits autobedrijf AS] aan [Belgisch autobedrijf SNPH] is ook de naam van [zaakvoerder eenmanszaak H] vermeld, namelijk [zaakvoerder SNPH] . [43]
Het faxbericht waarbij de kopie van de identiteitskaart van [zaakvoerder eenmanszaak H] is verzonden is aangetroffen bij [Duits autobedrijf AS] in Duitsland. [44] [zaakvoerder eenmanszaak H] verklaarde bij gelegenheid van zijn verhoor door de FIOD geen idee te hebben hoe een kopie van zijn identiteitskaart bij [Duits autobedrijf AS] terecht is gekomen. [45]
Op het faxbericht is, naast onder meer de koptekst “ [verdachte] en [telefoonnummer 1] ”, bovenaan vermeld: ‘ [telefoonnummer 2] Fax’ alsmede ‘Fa [telefoonnummer 3] ’. Deze nummers zijn ook vermeld op diverse bestelbonnen van [Belgische vennootschap H BVBA] , aangetroffen bij diverse Duitse leveranciers. [46]
Eén minuut eerder, om 16.41 uur, werd vanaf hetzelfde faxnummer van de verdachte een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel inzake [eenmanszaak H] verzonden naar [Duits autobedrijf AS] . [47]
Zoals reeds hiervoor onder C.1.2 is overwogen en door de FIOD is vastgesteld [48] , zijn [eenmanszaak H] , noch [Duits autobedrijf AS] (direct) als leverancier van de verdachte opgetreden. De verdachte heeft desalniettemin de bedrijfsgegevens en gegevens van de zaakvoerder van het plofbedrijf [eenmanszaak H] aan [Duits autobedrijf AS] verstrekt, kennelijk met het doel om de door hem of namens hem aangekochte auto’s door [Duits autobedrijf AS] tegen het 0%-tarief aan [eenmanszaak H] te laten factureren, teneinde te bewerkstelligen dat de auto’s uit het zicht van de Belastingdiensten verdwijnen. Deze vaststelling vindt bevestiging in het feit dat [zaakvoerder eenmanszaak H] met [eenmanszaak H] nooit auto’s heeft gekocht en hij [Duits autobedrijf AS] niet kent, zodat van een inkoop door [zaakvoerder eenmanszaak H] van de eenmanszaak [eenmanszaak H] geen sprake kan zijn. Daarentegen is de verdachte afnemer geweest van [Belgische vennootschap H BVBA] , welke vennootschap de betreffende auto’s op haar beurt volgens de facturenstroom via [eenmanszaak H] bij [Duits autobedrijf AS] heeft ingekocht.
Gezien het feit dat de op de door de verdachte gestuurde fax naar [Duits autobedrijf AS] vermelde telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] ook voorkomen op de bestelbonnen van [Belgische vennootschap H BVBA] , heeft de verdachte naar het oordeel van het hof eveneens betrokkenheid gehad bij de transacties die door [Duits autobedrijf AS] zijn gefactureerd aan [Belgische vennootschap H BVBA] .
Het door de verdediging hiertegenover ten verwere aangevoerde alternatieve scenario, inhoudende dat collega-handelaren van de verdachte in voorkomende gevallen gebruik maakten van het faxapparaat van de verdachte, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Deze blote stelling vindt op geen enkele wijze steun in het procesdossier. Dit scenario is ook overigens niet aannemelijk geworden, temeer niet nu de verdediging niet heeft verzocht om getuigen te doen horen ter staving van haar verweer of daarvoor andere aanknopingspunten heeft aangedragen. Daarentegen is wel komen vast te staan dat de verdachte gebruik maakte van zijn fax, die in zijn kantoortje op zijn handelaarsplaats stond, nu hij zulks ter terechtzitting in hoger beroep heeft bevestigd. [49]
C.2.2 Privé-aankopen ten name van [Belgische vennootschap H BVBA]
Betrokkenheid van de verdachte bij [Belgische vennootschap H BVBA] vindt ook anderszins bevestiging in het dossier. Er zijn diverse privéaankopen gedaan en vervolgens is tegen het 0%-tarief gefactureerd aan [Belgische vennootschap H BVBA] .
Zo zijn er in de periode 5 juli 2001 tot en met 1 augustus 2001, derhalve kort voor de bewezenverklaarde periode, drie gemotoriseerde voertuigen geleverd door Tweewielerspecialist [winkel in fietsen en scooters] te Maastricht. De facturen zijn gericht aan [Belgische vennootschap H BVBA] en op de facturen is het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld als zijnde het telefoonnummer waarmee met de klant in contact kan worden getreden. Dit is blijkens de verkoopfacturen van [eenmanszaak verdachte] het telefoonnummer van de verdachte. Gelet op het feit dat de verdachte niet handelde in tweewielers en op twee van de drie verkopen een inruil heeft plaatsgevonden, handelt het in dezen om privéaankopen. [50] De verdachte heeft aldus gebruik gemaakt van de adresgegevens en het BTW-nummer van [Belgische vennootschap H BVBA] teneinde te bewerkstelligen geen BTW te hoeven betalen.
Voorts is op 27 november 2001 door V.O.F. [firma handelend in zwembaden] te Nuth een zonnebank verkocht. De factuur is wederom gericht aan [Belgische vennootschap H BVBA] . Op het bestelformulier zijn als contactgegevens vermeld: [naam] , [adres eenmanszaak verdachte] , 6229 VE Maastricht. Dit adres was destijds het adres van [eenmanszaak verdachte] . [51] De verdachte heeft aldus, mede bezien het feit dat op een moment in 2001 op dezelfde wijze is gehandeld, ook ten aanzien van de koop van dit privégoed gebruik gemaakt van de adresgegevens en het BTW-nummer van [Belgische vennootschap H BVBA] teneinde te bewerkstelligen geen BTW te hoeven betalen.
C.2.3 Verklaring [getuige K]
Getuige [getuige K] is op 18 maart 2008 en 20 maart 2008 gehoord door opsporingsambtenaren van de FIOD. Op verzoek heeft [getuige K] een handtekening gezet op een blanco vel. De opsporingsambtenaren constateerden dat zijn handtekening overeenkomt met die op een ‘Übergabeprotokoll’ [52] en een fotokopie van zijn paspoort [53] . [54] Het vorenbedoelde ‘Übergabeprotokoll’ heeft betrekking op het afhalen van een Mercedes-Benz 220 CDI, die door [Duits autobedrijf CC] te Hamburg als aan het reguliere BTW-regime onderworpen auto is verkocht aan [Belgische vennootschap H BVBA] [55] en door medeverdachte [medeverdachte 2] als marge-auto is ingekocht bij [Belgische vennootschap H BVBA] . [56]
[getuige K] verklaarde dat hij een jaar of 6 tot 7 geleden op verzoek van verdachte [verdachte] drie keer een auto heeft opgehaald bij Duitse handelaren. Daaronder bevond zich de hiervoor genoemde Mercedes-Benz 220 CDI. [getuige K] kreeg van verdachte [verdachte] een gesloten envelop mee, waarvan hij vermoedde dat er geld in zat, alsmede een adres. Deze envelop gaf hij aan de Duitse leverancier. [verdachte] vertelde hem vooraf dat alles was geregeld. In twee van de drie gevallen is hem in Duitsland gevraagd om een kopie van zijn pas te maken. De afgehaalde auto’s zette hij ofwel bij de verdachte voor de deur op de Vinkenslag, ofwel op een klein industrieterreintje bij autobandenbedrijf [autobandenbedrijf VG] , tegenover de Vinkenslag. [getuige K] herkende verdachte [verdachte] van een hem getoonde foto. [57]
Het hof stelt op grond van deze getuigenverklaring en de in die verklaring genoemde documenten vast dat in opdracht van de verdachte auto’s zijn opgehaald in Duitsland en vervolgens naar, dan wel zeer nabij, de Vinkenslag in Maastricht zijn gebracht, waarvan ten minste één auto een auto is geweest die door het Duitse [Duits autobedrijf CC] te Hamburg is verkocht aan [Belgische vennootschap H BVBA] . Ook deze getuigenverklaring duidt derhalve op betrokkenheid van de verdachte bij het plofbedrijf [Belgische vennootschap H BVBA] . Het hieromtrent onder B.1 door de raadsman gevoerde verweer treft mitsdien geen doel.
C.2.4 Verklaring [Belgische autohandelaar 1]
[Belgische Autohandelaar 1] van het bedrijf [Belgische vennootschap W CV] heeft verklaard dat hij in 2001 werd benaderd door een persoon genaamd Ronnie die hem zei dat hij in korte tijd goed geld kon verdienen met de autohandel. Hij is op het aanbod ingegaan en heeft € 5.000,00 overgehouden aan zijn werkzaamheden. Dat geld heeft hij in Maastricht gekregen van ene [roepnaam verdachte] . Als [Belgische autohandelaar 1] 10 facturen maakte dan kreeg hij daarvoor gemiddeld € 200,00. [roepnaam verdachte] gaf hem de facturen die hij met de hand moest invullen. De gegevens haalde [Belgische autohandelaar 1] van het kentekenbewijs of de Fahrzeugbrief die [roepnaam verdachte] hem gaf. Het betrof voornamelijk Duitse auto’s. [Belgische autohandelaar 1] kocht de auto’s steeds zogenaamd van [roepnaam verdachte] . [Belgische autohandelaar 1] heeft ongeveer 10 blanco facturen van [Belgische vennootschap W CV] voorzien van zijn stempel, handtekening en de aantekening ‘voldaan’ afgegeven aan [roepnaam verdachte] . [roepnaam verdachte] had deze facturen nodig om zijn auto’s op uit te factureren. [Belgische autohandelaar 1] moest op de facturen tevens een aantekening ‘paragraaf 21 of 25A’ zetten en ook ‘marge’. [roepnaam verdachte] zei hem dat het hoegenaamd kopen en verkopen van auto’s een vorm van export was ‘tegen 0-tarief’. [58]
In tweede instantie verklaarde [Belgische autohandelaar 1] dat de persoon genaamd ‘ [roepnaam verdachte] ’ de persoon is op foto 0-D-0427. Deze persoon betreft verdachte [verdachte] [59] . Hij is echter op die foto gezetter dan in de periode 2001/2002 toen [Belgische autohandelaar 1] met hem van doen had. [60]
Het hiervoor onder B.1 weergegeven verweer van de verdediging, inhoudende dat de persoon ‘ [roepnaam verdachte] ’ beslist niet de verdachte is, vindt derhalve zijn weerlegging in het bewijsmiddel.
Hoewel de door getuige [Belgische autohandelaar 1] beschreven gang van zaken niet ziet op een facturenstroom zoals die aan de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, leidt het hof uit voormelde gang van zaken af dat verdachte [verdachte] actief betrokken is geweest bij het omkatten van auto’s door het mogelijk te maken auto’s tegen 0%-tarief uit te laten factureren en dat hij aldus wetenschap had van de modus operandi van fraude met betrekking tot de margeregeling, zoals in algemene zin is beschreven in het overzichtsproces-verbaal van zaak 2. [61]
C.2.5 Tussenconclusie: wetenschap verdachte dat geen sprake was van marge-auto’s
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, wettigen de conclusie dat de verdachte actief betrokken was bij de BTW-carrousel met auto’s waarbij met inzet van plofbedrijven aan het reguliere BTW-regime onderworpen auto’s zijn omgekat naar marge-auto’s. Vanwege die actieve betrokkenheid concludeert het hof dat de verdachte wetenschap van die omkatting had, althans dat die wetenschap redelijkerwijs had moeten hebben, waardoor hij ten onrechte op de verkoopfacturen en inkoopverklaringen/attesten SBBW – als genoemd dan wel bedoeld in de tenlastelegging – heeft vermeld dat het marge-auto’s betrof.
De stelling van de verdediging dat de verdachte deze auto’s bij de op de Vinkenslag aanwezige handelaar ‘ [betrokkene 1] ’ van [Belgische vennootschap H BVBA] zou hebben gekocht, is – nog daargelaten dat uit het omvangrijke procesdossier op geen enkele wijze de betrokkenheid van ene [betrokkene 1] naar voren komt – niet te verenigen met de hiervoor genoemde bewijsmiddelen waaruit de actieve betrokkenheid van de verdachte bij [Belgische vennootschap H BVBA] , [eenmanszaak H] , [Belgisch autobedrijf SNPH] en [Duits autobedrijf AS] blijkt.
Ook de omstandigheid dat de boekhouders van de SBBW en de controleambtenaren van de Belastingdienst toentertijd niet hebben geconstateerd dat met de inkoopfacturen, afkomstig van [Belgische vennootschap H BVBA] , iets mis was, disculpeert verdachte geenszins. Die omstandigheid getuigt juist van een geraffineerde wijze van opereren waarmee de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, aangezien de valsheid van de documenten kennelijk a prima facie niet werd onderkend.
Aldus faalt ook in zoverre het verweer.

C.3

Conclusie feit 1 primair ten laste gelegde: bewezenverklaring
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Vrijspraakoverwegingen met betrekking tot feit 2
Ingevolge hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd staat de verdachte terecht ter zake van het – kort gezegd – opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting over de maanden september 2001 tot en met maart 2002.
Het hof ziet zich in dat verband mede voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die de aangiften heeft gedaan dan wel laten doen. In dat verband stelt het hof vast dat enkel op het aangiftebiljet omzetbelasting ten name van verdachte [verdachte] over september 2001 is vermeld door wie deze is ingediend, namelijk door de gemachtigde SBBW. Uit de overige aangiftebiljetten komt niet naar voren of deze aangiften zijn ingediend door de verdachte zelf, de SBBW of een andere gemachtigde. [62] Ook overigens is niet uit het procesdossier of uit het verhandelde ter terechtzitting gebleken wie deze aangiften heeft ingediend. Reeds daarom schiet het bewijs tekort voor het tenlastegelegde feit dat het de verdachte is geweest die de aangiften omzetbelasting over de aangiftetijdvakken oktober 2001, november 2001, december 2001, januari 2002, februari 2002 en maart 2002 opzettelijk onjuist heeft gedaan of laten doen.
Voor wat betreft de aangifte over het tijdvak september 2001 heeft het volgende te gelden. Uitgaande van de administratie van de verdachte, waarin sprake is van margeleveringen, is deze aangifte onjuist. In de rubriek ‘Leveringen/diensten belast met 19%’ had – uitgaande van de administratie - namelijk de behaalde marge over de autohandeltransacties in de maand september 2001 behoren te worden aangegeven. In de aangifte is, ondanks dat volgens de administratie van verdachte sprake was van margeleveringen, echter een bedrag van fl. 1.186.035,00 aan leveringen naar landen binnen de Europese Unie aangegeven. Dit betreft het totaalbedrag aan buitenlandse verkopen van de verdachte in de maand september 2001. Er is vervolgens ten onrechte belasting in vooraftrek genomen ter zake van intracommunautaire verwervingen. Door het vorenstaande is een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven.
Gelet op de bewezenverklaring ter zake van het onder feit 1 primair ten laste gelegde is de verdachte betrokken bij fraude en was van margeleveringen in het geheel geen sprake. Daarom had de verdachte niet de voorbelasting in aftrek mogen nemen, waardoor ook in dit opzicht de aangifte onjuist is.
Echter, niet is uit te sluiten dat de reden dat intracommunautaire leveringen zijn aangegeven is gelegen in een fout in het boekhoudsysteem GISO. In het procesdossier, meer specifiek in de brief van 31 oktober 2001 van de Belastingdienst, alsook in de verklaring van getuige [medewerker SBBW 2] ten overstaan van het hof op 30 oktober 2018 [63] , zijn namelijk aanwijzingen te vinden dat tot en met 2001 geen margeleveringen in het GISO-systeem konden worden verwerkt. Dit systeem was het systeem waarmee de SBBW werkte. De SBBW was het administratiekantoor dat op instigatie en onder maandelijks toezicht van de Belastingdienst de ondernemers op de Vinkenslag administratief terzijde stond.
Hoewel de verdachte in beginsel niet blind af mag gaan op de juistheid van een aangifte die door een gemachtigde wordt opgesteld en ingediend (in casu: de SBBW), behoefde de verdachte in redelijkheid er niet op bedacht te zijn dat het door de SBBW gebruikte GISO-systeem margeleveringen verwerkte als intracommunautaire leveringen, waardoor het bijbehorende bedrag als voorbelasting in aftrek werd gebracht en waardoor de omzetbelasting over de marge niet werd verwerkt in de aangifte. De aangifte is onjuist, maar de manier waarop de aangifte feitelijk is gedaan valt niet te wijten aan het opzet van verdachte.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder feit 2 aan hem ten laste is gelegd. Gelet op deze conclusie behoeven de door de verdediging onder B.2 aangevoerde verweren geen bespreking meer.
Vrijspraakoverwegingen met betrekking tot feit 3
De verdachte wordt onder feit 3 op de dagvaarding verweten dat hij in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 december 2003 in de gemeente Maastricht en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of een of meer andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, welke organisatie – kort gezegd – tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrift en diverse delicten, strafbaar gesteld bij de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De verdachte wordt door het Openbaar Ministerie voorts verweten dat hij van één of meer van genoemde organisaties oprichter, leider en/of bestuurder was.
Het hof stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht slechts dan sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Voor een bewezenverklaring van een criminele organisatie in de zin der wet is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Er is geen sprake van een samenwerkingsverband als een natuurlijk persoon, tevens de enige bestuurder, aandeelhouder en werknemer van een rechtspersoon is, omdat in dat geval een verdachte als natuurlijk persoon met de betreffende rechtspersoon moet worden vereenzelvigd.
Het hof stelt op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode de autohandel dreef met zijn eenmanszaak [eenmanszaak verdachte] . De verdachte en zijn eenmanszaak zijn één en dezelfde persoon, zodat in zoverre geen sprake is van een samenwerking van verdachte met een ander.
Van een samenwerkingsverband als ten laste gelegd met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en/of een of meer andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen is onvoldoende gebleken. Het bewijs schiet daarvoor telkens tekort.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder feit 3 aan hem ten laste is gelegd. Gelet op deze conclusie behoeven de door de verdediging onder B.3 aangevoerde verweren geen bespreking meer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde van het onder feit 1 primair ten laste gelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift. Door valse verkoopfacturen en inkoopverklaringen in zijn administratie op te nemen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan BTW-fraude. Er is voordeel genoten door gebruik te maken van onder het reguliere BTW-regime vallende personenauto’s die waren omgekat naar marge-auto’s. Bij verkoop van een auto leidt deze fraudeleuze handelwijze ertoe dat de heffing van omzetbelasting alleen over de winstmarge van de transactie wordt afgedragen, terwijl zonder deze omkatting omzetbelasting over de totale vergoeding in rekening had moeten worden gebracht aan de eindverbruiker. Er is gebruik gemaakt van plofbedrijven. Omdat deze plofbedrijven nauwelijks of geen aangiften omzetbelasting indienden, verdwenen de door Duitse autobedrijven aan deze plofbedrijven intracommunautair geleverde auto’s uit het zicht van de betrokken belastingdiensten. De auto’s zijn vervolgens door het plofbedrijf als margeauto aan de onderneming van de verdachte verkocht, die de auto’s op zijn beurt weer doorverkocht als zijnde margeauto’s, terwijl hij wist dat het geen marge-auto’s waren. Aangezien de auto in feite een auto was die onderworpen was aan het reguliere BTW-regime, rustte er op de volledige verkoopkoopsom een BTW-claim en niet enkel op de winstmarge.
Door aldus te handelen treedt concurrentievervalsing op in de autohandel, omdat auto’s worden verkocht aan de eindverbruiker tegen een lagere prijs dan wanneer de auto’s zouden zijn verkocht op basis van het reguliere BTW-regime. Daar komt bij dat zwarte winsten worden gegenereerd, nu de op de valse inkoopfactuur van het plofbedrijf vermelde inkoopprijs veel hoger is dan de prijs die is betaald aan de daadwerkelijke leverancier in Duitsland of België waardoor de winstmarge in de boekhouding van de verdachte kunstmatig laag is gehouden en een groot gedeelte van de daadwerkelijke behaalde winst buiten het zicht van de Belastingdienst wordt gehouden.
De verdachte heeft door te handelen zoals bewezen is verklaard voorts misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming, zoals de in de onderhavige zaak aan de orde zijnde facturen en inkoopverklaringen. Bovendien leidt BTW-fraude ertoe dat gemeenschapsbelangen op grove wijze worden geschonden. Met de heffing van omzetbelasting wordt immers beoogd de Staat der Nederlanden en de Europese Unie geldmiddelen te verschaffen die voor hun instandhouding en taakvervulling noodzakelijk zijn. Het omkatten van aan het reguliere BTW-regime onderworpen auto’s naar marge-auto’s heeft tot doel dat minder belasting wordt betaald, welk gevolg uiteindelijk ook is verwezenlijkt. Dergelijk strafbaar gedrag leidt er uiteindelijk toe dat bonafide belastingplichtigen meer belasting moeten betalen.
Niettegenstaande dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting, moet het belastingnadeel dat de Staat der Nederlanden en de Europese Unie heeft opgelopen door deze fraude, in aanmerking genomen dat wegens de betrokkenheid bij BTW-fraude ten onrechte voorbelasting in aftrek is genomen, omvangrijk zijn geweest.
Het in dit verband door de verdediging overgelegde controlerapport van de Belastingdienst d.d. 2 december 2005 leidt het hof niet tot een andersluidend oordeel. Dit rapport concludeert weliswaar dat de valsheid in geschrift in de overzichten van inkopen en verkopen door SBBW-medewerkers [medewerker SBBW 2] en [medewerker SBBW 1] er in het geval van verdachte [verdachte] niet toe heeft geleid dat in de jaren 2000 tot en met 2002 onjuiste bedragen omzetbelasting zijn afgedragen, doch dit neemt niet weg dat pas later, namelijk nadat een strafrechtelijk onderzoek was opgestart, is gebleken dat de aan de aangiften omzetbelasting over september 2001 tot en met maart 2002 ten grondslag liggende facturen vals waren. De conclusie in het controlerapport leidt er derhalve niet toe dat geen sprake is van belastingnadeel.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 juli 2018, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij in 2013 is gestopt met autohandel, te kampen heeft met lichamelijke klachten, een partner en twee kinderen heeft en de zorg draagt over zijn vader die onlangs is getroffen door een herseninfarct.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende. Het hof stelt vast dat de verdachte op 18 maart 2008 in verzekering is gesteld. Anders dan de raadsman heeft betoogd, kon de verdachte eerst aan die inverzekeringstelling (en niet eerder, ter gelegenheid van de inval door de FIOD) in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Nadat verdachte was gedagvaard en de zaak in eerste aanleg was behandeld, heeft de rechtbank op 13 november 2012 vonnis gewezen. Vervolgens is namens de verdachte op 27 november 2012 hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van heden – 21 december 2018 – einduitspraak. Het tijdsverloop tussen het aanvangsmoment van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het wijzen van vonnis door de rechtbank bedraagt derhalve 4 jaren en bijna 8 maanden. Het tijdsverloop tussen het instellen van hoger beroep en het wijzen van eindarrest bedraagt op basis van het voormelde 6 jaren en bijna 1 maand. Voorts behelst de totale procesduur in eerste aanleg en hoger beroep meer dan 4 jaren.
Bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Hoewel de onderhavige zaak zeer omvangrijk en complex van aard is en de verdediging diverse (door het hof gehonoreerde) onderzoekswensen heeft ingediend, is het hof van oordeel dat die redenen niet het gehele tijdsverloop verklaren.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat telkens einduitspraak is gedaan na het verstrijken van twee jaren. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met 2 jaren en bijna 8 maanden alsmede in hoger beroep met ongeveer met 4 jaren en 1 maand overschreden. Het hof zal deze zeer forse overschrijdingen in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting.
Het hof is van oordeel dat in gevallen zoals het onderhavige, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, doorgaans niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Daarbij heeft het hof tevens de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraude, alsook de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd, in aanmerking genomen.
Echter, het betreffen oude feiten en de redelijke termijn is, zoals hiervoor overwogen, in uitzonderlijk forse mate overschreden. Het hof is derhalve, anders dan de advocaat-generaal, maar met de verdediging van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop van dusdanig gewicht zijn, dat deze ertoe leiden dat volstaan kan worden met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een forse taakstraf van na te melden duur.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht overeenkomstig de maatstraf van twee uren per in verzekering doorgebrachte dag, passend en geboden.
Met oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds en met name de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. J.J.M. Gielen-Winkster, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen en mr. J. Heller, griffiers,
en op 21 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het overzichtsproces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Roermond, op ambtseed c.q. ambtsbelofte opgemaakt door verbalisanten [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 1] , [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 2] , [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 3] , [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 4] , [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 5] , [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 6] , [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 7] , [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 8] en [opsporingsambtenaar/belastingambtenaar 9] , opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD, dossiernummer 37001, afgesloten d.d. 22 april 2010, inhoudende zevenentachtig ordners met een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met daarin gerelateerde bijlagen.
2.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, derde meervoudige kamer voor strafzaken, van 9 november 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] over zijn autohandel.
3.Overzicht met in- en verkopen [verdachte] , betreffende de facturen met documentnummers 2-D-3001 tot en met 2-D-3057, 2-D-3000, p. 204126.
4.Overzicht met daarop 52 verkoopfacturen van verdachte [verdachte] aan Belgische afnemers, betreffende de facturen met documentnummers 2-D-3001 tot en met 2-D-3057 met uitzondering van de documentnummers 2-D-3012, 2-D-3014, 2-D-3024, 2-D-3048, 2-D-3054, vide 2-D-0243, p. 701326.
5.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap PCaB NV] te Loppem, België, d.d. 8 januari 2002, 2-D-3027 B, p. 204450.
6.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 10 januari 2002, 2-D-3026 B, p. 204435.
7.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 25 januari 2002, 2-D-3033 B, p. 204514.
8.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 28 januari 2002, 2-D-3034 B, p. 204532.
9.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 31 januari 2002, 2-D-3040 B, p. 204532.
10.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 4 februari 2002, 2-D-3044 B, p. 204665.
11.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 18 februari 2002, 2-D-3049 B, p. 204742.
12.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AI NV] te Putte, België, d.d. 22 februari 2002, 2-D-3020 B, p. 204369.
13.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AI NV] te Putte, België, d.d. 27 februari 2002, 2-D-3017 B, p. 204330.
14.Factuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AI NV] te Putte, België, d.d. 22 februari 2002, 2-D-3018 B, p. 204343.
15.Overzicht met daarop 52 verkoopfacturen van verdachte [verdachte] aan Belgische afnemers, betreffende de facturen met documentnummers 2-D-3001 tot en met 2-D-3057 met uitzondering van de documentnummers 2-D-3012, 2-D-3014, 2-D-3024, 2-D-3048, 2-D-3054, vide 2-D-0243, p. 701326.
16.§ 25a van het Umsatzsteuergesetz (Duitse Wet op de omzetbelasting), 0-D-526, p. 601148.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [medewerker SBBW 2] , G66-01, p. 060972-060973.
18.Overzicht met 57 vermeende margefacturaties inzake verdachte [verdachte] aan Belgische afnemers, onder meer betreffende de 52 verkoopfacturen met documentnummers 2-D-3001 tot en met 2-D-3057 met uitzondering van de documentnummers 2-D-3012, 2-D-3014, 2-D-3024, 2-D-3048 en 2-D-3054, telkens met subletter B, vide 2-D-0235, p. 701305-701306.
19.Overzicht met 57 vermeende margefacturaties inzake verdachte [verdachte] aan Belgische afnemers, onder meer betreffende de 52 verkoopfacturen zoals genoemd in spreadsheet 2-D-0243 telkens met subletter B (verkoopfactuur) en C (inkoopverklaring/attest), waarvan uitgezonderd de documentnummers 2-D-3012, 2-D-3014, 2-D-3024, 2-D-3048 en 2-D-3054, vide 2-D-0235, p. 701305-701306.
20.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap PCaB NV] te Loppem, België, d.d. 8 januari 2002, 2-D-3027 C, p. 204451.
21.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 10 januari 2002, 2-D-3026 C, p. 204436.
22.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 25 januari 2002, 2-D-3033 C, p. 204515.
23.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 28 januari 2002, 2-D-3034 C, p. 204533.
24.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 31 januari 2002, 2-D-3040 C, p. 204598.
25.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 4 februari 2002, 2-D-3044 C, p. 204666.
26.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AF BVBA] te Oostrozebeke, België, d.d. 18 februari 2002, 2-D-3049 C, p. 204743.
27.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AI NV] te Putte, België, d.d. 22 februari 2002, 2-D-3020 C, p. 204370.
28.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AI NV] te Putte, België, d.d. 27 februari 2002, 2-D-3017 C, p. 204331.
29.Inkoopverklaring/Attest SBBW ten name van het bedrijf [verdachte] , behorende bij de verkoopfactuur van [eenmanszaak verdachte] im- en export Unfallwagen aan [Belgische vennootschap AI NV] te Putte, België, d.d. 22 februari 2002, 2-D-3018 C, p. 204344.
30.Uit het uittreksel uit het Belgisch Staatsblad van 8 maart 2001, 140-D-0094, p. 900518, komt naar voren dat [zaakvoerder H BVBA] als zaakvoerder is benoemd van [Belgische vennootschap H BVBA] . Uit het uittreksel van het Belgisch Staatsblad van 15 juni 2005 komt naar voren dat de rechtbank van koophandel te Tongeren bij vonnis van 9 juni 2005 het faillissement van [Belgische vennootschap H BVBA] heeft uitgesproken en dat [zaakvoerder H BVBA] overeenkomstig artikel 185 van het Wetboek van Vennootschappen als vereffenaar wordt beschouwd. Uit toepassing van dat artikel leidt het hof af dat [zaakvoerder H BVBA] ten tijde van het uitspreken van het faillissement nog steeds als zaakvoerder van [Belgische vennootschap H BVBA] stond ingeschreven.
31.Processen-verbaal van verhoor getuige [zaakvoerder H BVBA] , V22-01 tot en met V22-04, p. 075556-075577.
32.Verslag van de Bijzondere Belastinginspectie te Brussel naar aanleiding van een onderzoek bij [Belgische vennootschap H BVBA] van 30 mei 2006, 0-D-0075, p. 600301-600305.
33.Uittreksel handelsregister Kamer van Koophandel inzake [eenmanszaak H] te Herkenbosch, 0-D-525, p. 601147.
34.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake [eenmanszaak H] , 140-AH-19 2/9, p. 142263.
35.Abmeldebescheinigungen 2-D-1054 Z3 t/m 2-0-1056 Z3, 2-D-1068 Z3, 2-0-1069 Z3, 2-D-1073 Z3, 2-0-1078 Z3, 2-D-1235 Z3, 2-0-1249 Z3, 2-0-3009 Z3, 2-0-3010 Z3, 2-D-3013 Z3, 2-0-3015 Z3 t/m 2-0-3021 Z3, 2-0-3026 Z3, 2-D-3029 Z3 t/m 2-D-3037 Z3, 2-0-3040 Z3 t/m 2-D-3047 Z3, 2-D-3049 Z3, 2-D-3051 Z3 en 2-0-3052 Z3.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige [zaakvoerder eenmanszaak H] , G35-01, p. 060712-060720.
37.Verificatie BTW-nummer in het systeem intracommunautaire transacties van de Belastingdienst, 0-D-533, p. 601168.
38.Verslag bevindingen naar aanleiding van een verzoek tot wederzijdse administratieve bijstand tussen België en Nederland met betrekking tot de belastbare grondslag, afkomstig van het Ministerie van Financiën, Administratie van de BTW, registratie en domeinen, Centrale eenheid voor administratie samenwerking met de andere EEG-lidstaten op het gebied van BTW te Brussel, d.d. 10 april 2002, 2-D-0713, p. 701171-701173.
39.Overzicht met 57 vermeende margefacturaties inzake verdachte [verdachte] aan Belgische afnemers, onder meer betreffende de 52 verkoopfacturen met documentnummers 2-D-3001 tot en met 2-D-3057 met uitzondering van de documentnummers 2-D-3012, 2-D-3014, 2-D-3024, 2-D-3048, 2-D-3054, vide 2-D-0235, p. 701305-701306, alsmede het overzicht vermeende margefacturaties/overzicht facturaties buitenlandse leveranciers per afnemer (inzake verdachte [verdachte] ), 2-D-0237, p. 701312-701312.
40.Verkoopfacturen van [Duits autobedrijf AS] aan [Belgische vennootschap H BVBA] , [eenmanszaak H] en [Belgisch autobedrijf SNPH] , telkens aangeduid met ‘Z2’, steeds behorende bij de transacties als genoemde in het overzicht 2-D-0237 en te vinden in dossierordners 23 en 24.
41.Inkoopfacturen aangetroffen bij [eenmanszaak verdachte] , afkomstig als verkoopfactuur van [Belgische vennootschap H BVBA] , telkens aangeduid met ‘F’ en behorende bij de documentensetjes als genoemd in het overzicht 2-D-0235, p. 701305-701306.
42.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake [eenmanszaak H] , 140-AH-13, p. 142168-142169. Het betreft het faxnummer 0434083144, welk nummer ook voorkomt op de verkoopfacturen van verdachte [verdachte] , vide overzichtsproces-verbaal 2, p. 020076.
43.Verkoopfacturen van [Duits autobedrijf AS] aan [Belgisch autobedrijf SNPH] / [zaakvoerder SNPH] , 2-D-3001 Z2, 2-D-3002 Z2 en 2-D-3003 Z2, respectievelijk op dossierpagina’s 204137, 204150 en 204162.
44.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake het aantreffen van telefoonnummers bij [Duits autobedrijf AS] , 2-AH-12, p. 021042-021044.
45.Proces-verbaal van verhoor [zaakvoerder eenmanszaak H] , G39-01, p. 060755.
46.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake [eenmanszaak H] , 140-AH-13, p. 142169 in combinatie met document 2-D-0167, p. 701160. Voor de bedoelde bestelbonnen zie documentnummers 2-D-1010 Z4 8/15, 2-D-1012 Z4 8/12, 2-D-1013 Z4 5/8, 2-D-1015 Z4 8/10, 2-D-1016 Z4 11/13 en 2-0-1018 Z4 5/8.
47.Overzichtsproces-verbaal 2, p. 020076 in combinatie met document 2-D-0166, p. 701159.
48.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake [eenmanszaak H] , 140-AH-13, p. 142169.
49.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, derde meervoudige kamer voor strafzaken, van 9 november 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] over het gebruik van zijn fax.
50.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake privé-aankopen met gebruikmaking van missing traders, 140-AH-39, p. 142485-142487 in combinatie met de documenten waarnaar in de ambtshandeling wordt verwezen.
51.Proces-verbaal van ambtshandeling inzake privé-aankopen met gebruikmaking van missing traders, 140-AH-39, p. 142487-142492 in combinatie met de documenten waarnaar in de ambtshandeling wordt verwezen.
52.Übergabeprotokoll van een Mercedes-Benz C 220 CDI d.d. 31 augustus 2001, 2-D-1016 Z4 14/15, p. 20335.
53.Kopie paspoort van [getuige K] , 2-D-1016 Z4 13/15, p. 20334.
54.Proces-verbaal van ambtshandeling, G44-01a, p. 060779 in combinatie met document 2-D-0135 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige K] , G44-01, p. 060776-060777.
55.Factuur van [Duits autobedrijf CC] Hamburg aan [Belgische vennootschap H BVBA] d.d. 31 augustus 2001, 2-D-1016 Z2, p. 200321
56.Factuur van [Belgische vennootschap H BVBA] aan Autohandel [medeverdachte 2] d.d. 7 september 2001 inzake een Mercedes C 220 CDI, 2-D-1016 F, p. 200313.
57.Processen-verbaal van verhoor getuige [getuige K] , G44-01 en G44-02, p. 060776-060778 en p. 060780-060781.
58.Processen-verbaal van verhoor verdachte [Belgische autohandelaar 1] , V24-002 en V24-003, p. 075589-075601.
59.Foto verdachte 25, 0-D-0427, p. 601014 in combinatie met het aanvangsproces-verbaal, p. 000010 waaruit naar voren komt dat verdachte 25 [verdachte] betreft.
60.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Belgische autohandelaar 1] , V24-003, p. 075599.
61.Overzichtsproces-verbaal zaak 2, p. 020022-020027.
62.Zulks is overigens ook gerelateerd in het overzichtsproces-verbaal van zaak 2, vide p. 020045.
63.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, derde meervoudige kamer voor strafzaken, van 30 oktober 2018, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [medewerker SBBW 2] inzake een fout in het GISO-systeem.