ECLI:NL:GHSHE:2018:5345

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
20-000822-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag en vernieling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1995 en thans verblijvende in PI Rijnmond, was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot doodslag en vernieling. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte alsnog veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De zaak betreft een schietincident op 2 september 2016 in Roermond, waarbij de verdachte met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van meerdere personen in een auto. Het hof oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de slachtoffers, en dat de feiten hem in verminderde mate konden worden toegerekend vanwege een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd eveneens toegewezen. Het hof heeft de strafmaat gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000822-17
Uitspraak : 17 december 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 6 maart 2017, parketnummer 03-659348-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 03-069457-16 (hierna ook te noemen: de vordering tot tenuitvoerlegging), in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Rijnmond -
Hoogvliet Stadsgev. R'dam te Hoogvliet Rotterdam.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep vernietigt en, opnieuw rechtdoende, verdachte ter zake van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde, te weten – kort gezegd – poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en vernieling, veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren met aftrek van voorarrest en de vordering tot tenuitvoerlegging toewijst.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Ter zake van het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde alsmede ter zake van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de verdediging zich gerefe-reerd aan het oordeel van het hof. Verder is van de zijde van de verdachte een verweer met betrekking tot de straf gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 2 september 2016 in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal (vanaf korte afstand) in de richting van (het/de licha(a)m(en) van) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans (op korte afstand) in de richting van de personenauto waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] waren gezeten, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiair:
hij op of omstreeks 2 september 2016 in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal (vanaf korte afstand) in de richting van (het/de licha(a)m(en) van) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans (op korte afstand) in de richting van de personenauto, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] waren gezeten, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 2 september 2016 in de gemeente Roermond [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (op korte afstand) een vuurwapen getoond aan en/of gericht op [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] voornoemd en/of meermalen, althans eenmaal, (op korte afstand) in de richting van (het/de licha(a)m(en) van) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans (op korte afstand) in de richting van de personenauto waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] waren gezeten, geschoten;
2:
hij op of omstreeks 2 september 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechte-lijk een personenauto (merk/type Mercedes-Benz A180, gekentekend [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 1 primair
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een zodanig korte tijdspanne, terwijl het handelen van de verdachte bovendien door gevoelens van heftige emotie werd beheerst, dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 subsidiair:
hij op 2 september 2016 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen vanaf korte afstand in de richting van de lichamen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en van de personenauto, waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] waren gezeten, heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;2:
hij op 2 september 2016 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type Mercedes-Benz A180, gekentekend [kenteken] ), toebehorende aan [benadeelde] , heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is – op de gronden zoals genoemd in de pleitnota – kort gezegd onder meer aangevoerd dat er geen aanmerkelijke kans bestond dat de slachtoffers om het leven zouden komen en dat verdachte, zo die kans al bestond, die kans niet bewust heeft aanvaard.
Het hof overweegt te dien aanzien het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien er een aanmerkelijke kans is dat dat gevolg zal intreden en dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Wat betreft de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschij-ningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Op basis van de inhoud van het strafdossier en van het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat verdachte, staande bij het bestuurdersportier op ongeveer een meter afstand, eenmaal een vuurwapen heeft gericht op het linker achterraam van een personenauto, merk Peugeot 307, en een kogel heeft afgevuurd, terwijl een persoon, te weten [slachtoffer 3] , zich – naar verdachte zelf bij de politie heeft verklaard – aan de bestuurderskant op de achterbank van die auto bevond en een beweging naar voren maakte. Ter terechtzitting heeft hij voor de eerste keer gezegd dat [slachtoffer 3] een beweging naar voren maakte en tussen de voorstoelen leunde.
Het hof stelt ten aanzien van dit deel van de feiten vast dat degene op de achterbank, [slachtoffer 3] , in de kleine auto weinig manoeuvreerruimte had, uit de driedeursauto niet kon vluchten, dat hij in een korte tijd zowel op de achterbank aan de linkerkant als ergens in het midden heeft gezeten, dat er geen enkele reden was om te veronderstellen dat [slachtoffer 3] niet opnieuw kon gaan verzitten en dat verdachte, terwijl hij geen controle had over het al dan niet stilzitten van [slachtoffer 3] , van korte afstand heeft geschoten door de linker achterruit in de richting van de hoedenplank. Daarbij bestond een aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer 3] zou raken en die heeft verdachte, die wist waar [slachtoffer 3] zich bevond, ook aanvaard.
Daarna heeft verdachte, staande aan de voorzijde van de auto op ongeveer een meter afstand, het vuurwapen gericht op de voorruit van de auto en tenminste eenmaal de trekker overgehaald, terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zich op de bestuurdersstoel respectievelijk op de achterbank en naar voren leunend vanaf de achterbank tussen de twee voorstoelen van die auto bevonden. Alleen vanwege de van de wil van verdachte onafhankelijke omstandigheid dat het wapen haperde, is de kogel niet afgevuurd. Verdachte had enkele ogenblikken voor het haperende schot tweemaal met het toen functionerende wapen geschoten, hij was zich bewust van de aanwezigheid van twee personen in de zeer kleine ruimte van de auto.
Het hof is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] te doden, aangezien het schieten op een auto met twee inzittenden naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig is gericht op het doden van die personen, dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van die personen bewust heeft aanvaard.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en heeft daarbij ook een auto van een derde beschadigd. Verdachte deinst er kennelijk niet voor terug om in bepaalde situaties zwaar en levensbedreigend geweld tegen mensen te gebruiken. Verdachte heeft met zijn handelwijze niet alleen in ieder geval de direct betrok-kenen grote angst aangejaagd, maar ook de veiligheid van het aanzienlijke aantal mensen dat in de buurt op straat was ernstig in gevaar gebracht en hij heeft zich niet bekommerd om de gevolgen. Gewelddadig gedrag als dit leidt tot gevoelens van angst en onrust in de maatschappij, zeker als, zoals in dit geval, de schietpartij rond 18:00 uur plaatsvindt in de buurt van woningen en winkels.
Beschadiging van een goed is weliswaar een minder ernstig feit, maar het levert desalniette-min, zeker omdat de schade door een schot teweeg is gebracht, naast een financiële schade-post, ook een hoop ergernis en ongemak voor de eigenaar op.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Gelet op de ernst van het feit wordt voor doodslag door het hof in de regel niet minder dan acht jaren onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Dit uitgangspunt dient, gelet op artikel 45 tweede lid Sr, bij een strafbare poging tot doodslag met een derde te worden verlaagd. In dit geval gaat het om poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof gelet op het volgende:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 november 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake soortgelijke feiten door de strafrechter onherroepelijk veroordeeld is;
  • het rapport betreffende het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 21 mei 2018, verricht door drs. L. Berkens, psychiater, waarin onder meer staat dat er waarschijnlijk sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, die ten tijde van de ten laste gelegde delicten nog niet aanwezig was en dat een detentie binnen het strafrecht voor volwassenen het enige antwoord lijkt op de ten laste gelegde feiten. Er is geen indicatie voor het ten uitvoer leggen van de PIJ-maatregel;
  • het rapport betreffende het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 15 mei 2018, verricht door D. Breuker, forensisch psycholoog, waarin onder meer staat dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, dat er een verband bestaat tussen deze stoornis en het plegen van de feiten en dat de feiten in een verminderde mate kunnen worden toegerekend. Geadviseerd wordt als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf een ambulante behandeling met toezicht op te leggen bij een forensische polikliniek. De behandeling in het kader van een PIJ-maatregel wordt niet meer passend en efficiënt geacht;
  • het rapport betreffende het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 18 januari 2017, verricht door W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog BIG, waarin onder meer staat dat geen sprake is van een stoornis, maar wel van een bedreigde persoonlijkheids-ontwikkeling, die een rol heeft gespeeld binnen de ten laste gelegde feiten. Verdachte was echter voldoende in staat om zijn gedragskeuzes te kunnen overwegen;
  • de rapporten van de psychiater Nurmohamed d.d. 26 oktober 2018 (waaruit blijkt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek) en de psycholoog Kaper d.d. 30 oktober 2018 (waaruit blijkt dat het niet ondenkbaar is dat er sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, maar dat zonder medewerking van verdachte dit niet voldoende is vast te stellen);
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 28 februari 2017, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aangezien er teveel risicofactoren zijn en te weinig motivatie bij verdachte, kan er vanuit detentie in het kader van re-integratie het best aan gedragsverandering gewerkt worden;
  • de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof kan zich, gelet op de onderbouwing van de conclusie, verenigen met de conclusie van forensisch psycholoog D. Breuker dat de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed werden door een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het hof is derhalve van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Het hof houdt hiermee rekening bij het bepalen van de op te leggen straf.
Al met al acht het hof met de advocaat-generaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden.
Bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden. Immers: het dossier is pas ingekomen bij het hof 11 maanden nadat hoger beroep is ingesteld. Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de relatief geringe termijnoverschrijding, met deze enkele constatering worden volstaan.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de beslagene gelasten van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 juli 2016 onder parketnummer 03-069457-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig gemaakt heeft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan beslagene van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 1 schoudertas (346936) inclusief groene aansteker;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 15 juli 2016, gewezen onder parketnummer 03-069457-16, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. A.H. Klip, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 17 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr A.H. Klip is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.