ECLI:NL:GHSHE:2018:5341

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
01162-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing schorsing voorwaardelijke invrijheidstelling na nieuw strafbaar feit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte. De verdachte, die ten tijde van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd, verzocht het hof om de schorsing op te heffen. Het hof heeft het verzoek in behandeling genomen en de advocaat-generaal en de verdachte gehoord, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw.

De achtergrond van de zaak betreft een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank, waarbij hij voor een detentieperiode van 244 dagen voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. De schorsing van deze voorwaardelijke invrijheidstelling werd bevolen door de rechter-commissaris na een nieuw strafbaar feit, opzetheling, dat de verdachte zou hebben gepleegd. De rechtbank had eerder de voorlopige hechtenis opgeheven, maar de verdachte bevond zich nog in detentie vanwege de schorsing.

Het hof heeft vastgesteld dat de advocaat-generaal zich niet heeft verzet tegen de opheffing van de schorsing, en dat er nog geen definitieve uitspraak was gedaan over de overtreding van de algemene voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten de schorsing met onmiddellijke ingang op te heffen en de verdachte vrij te laten. De beschikking werd opgemaakt door de voorzitter en twee raadsheren, en de advocaat-generaal werd op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien het verzoekschrift van [datum] strekkende tot opheffing schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte, ingediend namens:
[naam verdachte]
geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
thans verblijvende in het [detentieplaats]
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte (hierna te noemen: verzoeker), bijgestaan door zijn raadsvrouw.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoek namens verzoeker ingediend strekkende tot opheffing van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het hof heeft kennis genomen van de aan het verzoek ten grondslag liggende stukken.
Daaruit blijkt onder meer dat verzoeker bij vonnis van het [rechtbank] van [datum] is veroordeeld en in dat verband met ingang van [datum] voorwaardelijk in vrijheid is gesteld over een detentieperiode van 244 dagen (parketnummer: [nummer] ).
Op vordering van de officier van justitie is de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte bij beschikking van de rechter-commissaris van de [rechtbank] d.d. [datum] bevolen, nu verzoeker zich gedurende de voorwaardelijke invrijheidstelling, te weten op [datum] , schuldig zou hebben gemaakt aan opzetheling, subsidiair diefstal.
Bij beschikking van de rechter-commissaris van de [rechtbank] van [datum] is in laatstgenoemde zaak de inbewaringstelling en bij beschikking van de raadkamer van de [rechtbank] van [datum] is de gevangenhouding bevolen. Door de [rechtbank] is op [datum] ambtshalve de voorlopige hechtenis opgeheven op grond van het bepaalde in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Sedertdien bevindt verzoeker zich in detentie op grond van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De rechtbank heeft verzoeker bij vonnis van [datum] veroordeeld voor opzetheling tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht. Tevens heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, in dier voege dat verzoeker de straf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog dient te ondergaan voor de duur van 90 dagen.
Verzoeker verzoekt het hof thans de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling op te heffen. Uit het veroordelend vonnis van [datum] blijkt van ernstige bezwaren jegens verdachte ter zake van het plegen van een strafbaar feit waarmee verdachte de algemene voorwaarde namelijk om geen strafbare feiten te plegen, zou hebben overtreden. Nu de advocaat-generaal zich niet heeft verzet tegen onmiddellijke opheffing van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling, zal het hof mede gelet op de omstandigheid dat tegen voornoemd vonnis hoger beroep is ingesteld, waardoor nog niet definitief vaststaat dat verdachte de algemene voorwaarden heeft overtreden, de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling met onmiddellijke ingang opheffen.
Het hof wijst het verzoek tot opheffing van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast de onmiddellijk invrijheidstelling van verdachte.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst toede vordering tot opheffing van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Heft op de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.

Aldus gedaan op [datum]
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. F.J.M. Walstock en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, [datum]
Gezien d.d.
De directeur van [detentieplaats]