ECLI:NL:GHSHE:2018:5332

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
200.244.885_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in ondertoezichtstelling van minderjarige met complexe gezinsproblematiek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2003, die sinds 7 juni 2017 onder toezicht staat van de Gecertificeerde Instelling (GI). De moeder van de minderjarige heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die de ondertoezichtstelling had verlengd, te vernietigen. De moeder stelt dat er onvoldoende grond is voor de verlenging en dat zij zelf initiatieven heeft genomen voor hulpverlening aan de minderjarige. De vader steunt de ondertoezichtstelling, maar heeft kritiek op de rol van de gezinsvoogdijwerker.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2018 is gebleken dat er een belangenstrijd bestaat tussen de ouders, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat het van groot belang is om inzicht te krijgen in de situatie van de minderjarige en heeft besloten een bijzondere curator te benoemen. Deze curator moet onderzoeken welke problematiek er speelt, of de ondertoezichtstelling verlengd moet worden, en wat er nodig is om de situatie te verbeteren. De ouders hebben ingestemd met de benoeming van de bijzondere curator, die binnen zes weken verslag moet uitbrengen aan het hof. De zaak is aangehouden tot 7 februari 2019 in afwachting van dit verslag.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 20 december 2018
Zaaknummer : 200.244.885/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/332649 / JE RK 18-497
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.J.M. van Asten,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] , mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: [regio] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 mei 2018 waarbij de ondertoezichtstelling van de hierna te noemen minderjarige is verlengd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 24 augustus 2018, met producties, ingekomen ter griffie van het hof op diezelfde datum, heeft de moeder verzocht, kort gezegd, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het inleidende verzoek van de GI met betrekking tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de hierna te noemen minderjarige wordt afgewezen, althans met onmiddellijke ingang zal komen te vervallen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 november 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Asten;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de vader.
2.3.1.
De raad heeft bij brief van 5 november 2018 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan echter geen gebruik gemaakt.
2.5
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-6 formulier d.d. 10 oktober 2018 met bijlagen, van de advocaat van de moeder.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader is geboren:
- [minderjarige] , op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
3.2.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] berust bij de moeder en de vader. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij zijn moeder.
3.3
[minderjarige] staat sinds 7 juni 2017 onder toezicht van de GI.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op verzoek van de GI verlengd tot 7 juni 2019. De rechtbank heeft ten aanzien van [minderjarige] - kort gezegd - overwogen
  • dat zijn ontwikkeling wordt bedreigd door een combinatie van kind kenmerken en het klem zitten tussen de ouders, die nog altijd in strijd verwikkeld zijn en geen contact hebben over de kinderen;
  • dat hij nooit een gezonde opvoedingsomgeving lijkt te hebben gehad;
  • dat hij PDD NOS en een angststoornis heeft;
  • dat hij van de moeder niets aanneemt en haar gezag niet accepteert;
  • dat hij geen contact wil met de vader.
Ook de ondertoezichtstelling van [minderjarige] oudere broer [broer] is verlengd, maar die speelt geen rol meer, omdat [broer] inmiddels meerderjarig is geworden.
3.5.
De moeder kan zich met de beslissing voor zover het [minderjarige] betreft niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in hoofdzaak het volgende aan. Er is onvoldoende grond voor de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De moeder heeft [minderjarige] zelf voor onderzoek en hulp aangemeld bij [instelling] . Daarnaast is de moeder met de school van [minderjarige] bezig een coach voor hem te zoeken om hem te helpen bij het plannen en aanleren van sociale vaardigheden. Er is daarom geen sprake van een situatie waarin de nodige hulpverlening onvoldoende wordt geaccepteerd. Wel heeft [minderjarige] veel last van het negatieve contact met zijn vader. Hij zit hierin klem. Mede door deze situatie en door het gebrek aan medewerking van de vader voor de aanmelding van [minderjarige] voor hulpverlening, heeft de moeder besloten een verzoek in te dienen bij de rechtbank tot het verkrijgen van het eenhoofdig gezag. De GI bevestigt de houding van de vader wel, maar ondersteunt het verzoek van de moeder bij de rechtbank niet. Het contact met de gezinsvoogdijwerker is de afgelopen periode minimaal geweest en heeft onvoldoende toegevoegd nu [minderjarige] zich moeilijk laat bewegen. Het is nodig dat er een vertrouwensband komt tussen de gezinsvoogdijwerker en [minderjarige] . Die is nu niet aanwezig.
3.7.
De GI heeft ter zitting in hoofdzaak het volgende aangevoerd. Er is recentelijk een nieuwe gezinsvoogdijwerker aangesteld. Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ouders en de GI waarin afspraken zijn gemaakt en verwachtingen zijn uitgewisseld. Duidelijk is dat [minderjarige] niet in beweging komt als de insteek te vrijblijvend is. Eerder heeft dat namelijk geleid tot weigering van hulp door [minderjarige] . [minderjarige] is nu aangemeld bij [instelling] . Het is belangrijk dat de moeder, de vader en de gezinsvoogd een eenheid vormen, zodat het voor [minderjarige] moeilijker zal zijn om de hulp die hij nodig heeft te weigeren. De rol van de gezinsvoogdijwerker is hierin cruciaal, omdat ouders niet in staat zijn dat samen op te pakken. Indien [minderjarige] niet mee gaat werken worden verdere maatregelen mogelijk overwogen, hetgeen ook kenbaar gemaakt zal worden richting [minderjarige] .
3.8.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij achter de ondertoezichtstelling staat. Hij vindt echter dat de gezinsvoogdijwerker een te negatief beeld schetst. De vader wil graag samenwerken met de gezinsvoogdijwerker en de moeder in het belang van [minderjarige] .
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.1.
Het hof acht zich op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting op dit moment onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen over de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
3.9.2.
Wel is gebleken dat zich in deze procedure met betrekking tot [minderjarige] een belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW voordoet. Immers ervaart [minderjarige] een stevige (machts)strijd tussen zijn ouders, waardoor hij in een fors loyaliteitsconflict is geraakt. Daar komt bij dat er in de visie van het hof op dit moment onvoldoende zicht is op wat er voor [minderjarige] nodig is om hem te helpen. Het hof neemt voorts in aanmerking dat [minderjarige] bijna 16 jaar oud is en geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging van het hof voor het kindgesprek. Tevens is het hof gebleken dat [minderjarige] gediagnosticeerd is met selectief mutisme. Dit maakt dat het hof het van groot belang vindt dat er zicht komt op het leven van [minderjarige] , de problemen die er spelen, wat de visie van [minderjarige] zelf is en wat er nodig is om hem te helpen. Een bijzondere curator kan dit onderzoeken en benoemen.
3.9.3.
Het hof heeft op zitting de mogelijkheid van de benoeming van een bijzondere curator besproken en partijen hebben hier mee ingestemd. De ouders hebben voorts aan het hof overgelaten welke bijzondere curator zal worden aangezocht.
3.9.4.
Het hof zal dan ook overgaan tot de benoeming van een bijzondere curator en
mr. drs. [bijzondere curator] van [kantoor] , kantoorhoudende te [plaats] , is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden. Zij zal door het hof aldus tot bijzondere curator worden benoemd.
3.9.5.
De bijzondere curator dient te onderzoeken:
- welke problematiek er bij en rondom [minderjarige] speelt;
- of het belang van [minderjarige] gediend is met een verlenging van de ondertoezichtstelling;
- wat er nodig is om een ondertoezichtstelling succesvol invulling te kunnen geven;
- welke hulp [minderjarige] en/of zijn ouder(s) nodig hebben om de situatie rondom [minderjarige] te verbeteren;
- waarin de weerstand, die [minderjarige] heeft ten opzichte van het contact met zijn vader is gelegen;
- of er nu of in de toekomst mogelijkheden zijn om het contact tussen [minderjarige] en zijn vader te herstellen en zo ja, op welke wijze dit tot stand zou kunnen komen;
- wat [minderjarige] nodig heeft om uit het loyaliteitsconflict, waarin hij kennelijk verkeert, te komen en niet langer last te hebben van de onderlinge strijd, waarin de ouders verkeren.
Het hof verneemt voorts graag al hetgeen de bijzondere curator in deze zaak van belang vindt op te merken.
Het hof wijst de ouders er met nadruk op dat zij de verplichting hebben om aan de door de bijzondere curator in dit opzicht te geven instructies gevolg te geven.
Voorts verzoekt het hof de bijzondere curator de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek in acht te nemen.
Dit brengt mee dat als volgt wordt beslist. Daarbij behoudt het hof zich iedere verdere beslissing voor.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt – met inachtneming van het hiervoor overwogene – over de minderjarige
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , tot bijzondere curator:
mr. drs. [bijzondere curator] ,
[kantoor]
[adres]
[postcode] [plaats]
verzoekt de bijzondere curator binnen zes weken na heden aan het hof schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de onder 3.9.5. geformuleerde vragen in te nemen;
beveelt de moeder om door tussenkomst van haar advocaat een kopie van de volledige processtukken aan de bijzondere curator toe te zenden binnen vijf werkdagen na deze beslissing;
houdt de zaak aan tot 7 februari 2019 PRO FORMA, zulks in afwachting van voornoemd verslag;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.L. Schaafsma-Beversluis en
K. Boshouwers en is op 20 december 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.