In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin zijn verzoek om omgang met zijn minderjarige kind werd afgewezen. De vader, die sinds 2013 geen contact meer heeft gehad met zijn kind, verzoekt het hof om een omgangsregeling en een informatieverplichting voor de moeder. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat de belangen van het kind zich verzetten tegen omgang, gezien het verleden van de vader en de impact daarvan op het kind en haarzelf. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 21 augustus 2018 gehouden, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming zijn gehoord. De Raad adviseert om te werken aan een omgangsregeling, maar het hof oordeelt dat er eerst meer duidelijkheid moet komen over de mogelijkheden en risico's van de ouders. Het hof verwijst partijen naar de LEV-groep voor begeleiding en houdt de behandeling aan tot 11 april 2019. De beslissing van het hof is op 20 december 2018 uitgesproken in het openbaar.