ECLI:NL:GHSHE:2018:5312

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
200.235.167_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking betreffende verhaal kosten bijstand door gemeente Kerkrade na wijziging verhaalsbijdrage

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een beschikking betreffende de verhaalsbijdrage voor bijstandsverlening. De appellante, die in hoger beroep ging, was eerder door de rechtbank Limburg veroordeeld tot het betalen van een verhaalsbijdrage aan de gemeente Kerkrade voor de kosten van bijstand aan haar ex-partner. De gemeente had de verhaalsbijdrage aanvankelijk vastgesteld op € 982,79 per maand, maar na een wijziging in februari 2018 was dit bedrag verlaagd naar € 190,53 per maand. Het hof oordeelde dat de gemeente het oorspronkelijke besluit niet langer handhaafde, waardoor er geen grondslag meer was voor de hogere verhaalsbijdrage. De appellante had geen verhaalsbijdrage betaald en het hof wees haar verzoek om terugbetaling van eerder geïnde bedragen af. De gemeente werd ook niet veroordeeld in de proceskosten, omdat de procedure was gestart vanwege het niet reageren van de appellante op verzoeken om informatie. De uitspraak van het hof vernietigde de eerdere beschikking en wees het verzoek van de gemeente af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 20 december 2018
Zaaknummer: 200.235.167/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/242400 / FA RK 17-4216
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te
[woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. A.E. Koster,
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Kerkrade,
zetelende te Kerkrade,
verweerster,
hierna te noemen: de gemeente.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 december 2017 betreffende verhaal kosten van bijstand, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 maart 2018, heeft [appellante] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de gemeente alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel het verzoek van de gemeente tot vaststelling van een verhaalsbijdrage alsnog af te wijzen en daarbij te bepalen dat de gemeente aan [appellante] dient terug te betalen hetgeen op grond van de bestreden beschikking is geïnd binnen twee weken na dagtekening van de in hoger beroep te geven beschikking met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
2.2.
De gemeente heeft geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 november 2018. Bij die gelegenheid is [appellante] , bijgestaan door haar advocaat, gehoord.
De gemeente is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier eerste aanleg, overgelegd door mr. Koster, ingekomen ter griffie op 21 maart 2018;
  • het V-formulier van mr. Koster van 8 november 2018 met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inhoud van het dossier zijn de volgende voor het hof relevante feiten gebleken:
  • [appellante] is van 10 december 2012 tot 24 augustus 2015 gehuwd geweest met de heer [ex-partner] (hierna: [ex-partner] );
  • [appellante] en [ex-partner] zijn in een echtscheidingsconvenant, ondertekend in april 2015, overeengekomen dat de een tegenover de ander niet tot een uitkering tot levensonderhoud is gehouden. Dit convenant maakt deel uit van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Noord–Holland van 22 juli 2015;
  • met ingang van 2 maart 2017 verstrekt de gemeente Kerkrade een uitkering ingevolge de Participatiewet aan [ex-partner] naar de norm alleenstaande;
  • bij brieven van 1 mei 2017, 29 mei 2017 heeft de gemeente [appellante] verzocht een inlichtingenformulier omtrent haar financiële situatie en woon/leefomstandigheden in te vullen, zulks ter vaststelling van haar mogelijkheden tot betaling van een onderhoudsbijdrage inzake de door de gemeente gemaakte kosten ter voorziening in het levensonderhoud van [ex-partner] ;
  • bij besluit van 12 juni 2017 heeft de gemeente de door [appellante] te betalen verhaalsbijdrage ambtshalve vastgesteld op € 982,79 per maand met ingang van 2 mei 2017 en zoveel meer of minder als de kosten van bijstand nadien zullen gaan bedragen;
  • [appellante] heeft geen betalingen inzake de verhaalsbijdrage aan de gemeente verricht. Bij besluit van 5 februari 2018 heeft de gemeente deze verhaalsbijdrage met ingang van 2 mei 2017 gewijzigd vastgesteld op € 190,53 per maand, welk bedrag na indexatie € 193,39 bedraagt.
3.2.
De gemeente heeft op 24 oktober 2017 een verzoekschrift ingediend, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 27 oktober 2017, waarin zij uitvoerbaar bij voorraad heeft verzocht te bepalen om op grond van artikel 62 en 62g van de Participatiewet de door [appellante] ten behoeve van [ex-partner] aan de gemeente verschuldigde verhaalsbijdrage met ingang van 2 mei 2017 vast te stellen op € 982,79 per maand.
[appellante] heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, is het verzoek van de gemeente toegewezen.
3.4.
[appellante] kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en heeft als grief aangevoerd dat er geen grond is voor een verhaalsbijdrage.
Het hof overweegt het volgende.

Verhaalsbijdrage
3.4.1.
Ingevolge artikel 62 van de Participatiewet is de gemeente bevoegd om de verstrekte bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht te verhalen op de onderhoudsplichtige. Ingevolge artikel 62g, lid 2 van de Participatiewet kan het college overgaan tot verhaal in rechte indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan het college te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat. Ingevolge artikel 62h, lid 1van de Participatiewet worden de verzoeken met betrekking tot verhaal in rechte bij de rechtbank ingediend.
3.4.2.
De gemeente had oorspronkelijk de verhaalsbijdrage ten laste van [appellante] bij besluit van 12 juni 2017 vastgesteld op € 982,79 per maand met ingang van 2 mei 2017. Vervolgens heeft de gemeente bij besluit van 5 februari 2018 deze verhaalsbijdrage met ingang van 2 mei 2017 gewijzigd naar € 190,53 per maand. Hieruit concludeert het hof dat de gemeente het oorspronkelijke besluit van 12 juni 2017 kennelijk niet langer handhaaft. Er is dan ook niet langer meer sprake van een situatie als bedoeld in artikel 62 g, lid 2 van de Participatiewet: dat de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan het college te betalen. Hiermee is de grondslag van het inleidend verzoek van de gemeente aan de rechtbank dan ook komen te ontvallen. Derhalve slaagt de grief van [appellante] dat er geen grond is voor het bepalen van een verhaalsbijdrage ten hoogte van € 982,79 per maand met ingang van 2 mei 2017. Dit betekent dat de bestreden beschikking niet langer in stand kan blijven en dat het inleidend verzoek van de gemeente van 24 oktober 2017, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 27 oktober 2017, alsnog dient te worden afgewezen.

Verzoek tot terugbetaling
3.4.3.
[appellante] heeft verzocht te bepalen dat de gemeente aan haar dient terug te betalen hetgeen op grond van de bestreden beschikking is geïnd. Het hof zal dit verzoek afwijzen, nu uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [appellante] tot op heden geen verhaalsbijdrage heeft betaald aan de gemeente, noch dat is verhaald door de gemeente.

Proceskosten
3.4.4.
[appellante] heeft tot slot verzocht de gemeente te veroordelen in de proceskosten.
Het hof ziet daartoe geen aanleiding en zal dit verzoek eveneens afwijzen Genoegzaam is gebleken dat de gemeente de onderhavige procedure in gang heeft gezet omdat [appellante] niet heeft gereageerd op brieven van de gemeente tot het verschaffen van relevante inlichtingen betreffende een verhaalsbijdrage.
3.4.5.
Beslist dient te worden als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking,
en, opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het inleidend verzoek van de gemeente van 24 oktober 2017, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 27 oktober 2017;
wijst af het meer of anders door [appellante] in hoger beroep verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.N.M. Antens, L.Th.L.G. Pellis en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2018 in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.