1.4.Overleg.
In de gehele planvoorbereiding is nooit, zelfs niet op het niveau van vertegenwoordigers van [appellante] en ambtenaren, een overleg gevoerd waarin specifieke tekeningen en technische omschrijvingen gezamenlijk zijn vastgesteld als definitieve versie(s) voor een mogelijke koopovereenkomst. Dergelijke stukken zijn evenmin door [appellante] expliciet met dat doel aangeboden. Op geen enkele andere manier zijn tekeningen en/of technische omschrijvingen van [appellante] over het plan [kerk] akkoord bevonden of geaccepteerd. Burgemeester en wethouders, het bevoegd orgaan, hebben daarover ook nooit besloten.
2. Uw puntsgewijze reaktie op onze brief van 31 augustus 2011.
Volgens u zijn de punten 1, 2 en 3 in onze brief van 31 augustus 2011 niet aan de orde. Dit zie ik anders. Hier wordt onder meer duidelijk dat er geen koopovereenkomst is en ook nooit is geweest.
De gemeente biedt aan, samen met u, alternatieven te onderzoeken. Dit is noodzakelijk. Zeker onder de gewijzigde (markt-) omstandigheden. [appellante] heeft eerder zelf ook en bovendien eenzijdig, een groot deel van het plan veranderd. Een onderwerp waarvoor u in uw voorstel voor een koopovereenkomst geen bepalingen op neemt.
In punt 3 van onze brief van 31 augustus 2011 staat dat de essentialia van de koopovereenkomst ontbreken.
Over punt 3.1. (De nummering is uit onze brief van 31 augustus 2011). Mogelijk doelt u erop dat door [appellante] tussentijds, in of rond september 2010, onderhands een ordner is aangereikt. Een ringband zonder naam, datum, aanbiedingsbrief of status. De band bevat tekeningen van 17 september 2010 met het opschrift “Bouwvoorbereiding Concept”. Verder zijn in de ordner onder meer een globale bouw(kosten)toedeling en begroting opgenomen.
Dat maakt duidelijk dat geen sprake is van een definitief plan. Er is bijvoorbeeld geen sprake van een (concept-) WABO-aanvraag, bestek noch een EPC-berekening. Ook hier geldt wat onder punt 1.4. hierboven, is opgemerkt.
Over punt 3.2. Ook over een indexering bestaat geen overeenstemming.”
(….)
[Volgt verder bespreking van punten 3.3 tot en met 3.12; hof]
3. Uw verzoek.
In het laatste deel van uw brief verzoekt, sommeert u en stelt u de gemeente in gebreke. U wijst ook op schade. Dat veronderstelt een koopovereenkomst. Zowel in de brief van 31 augustus 2011 als thans is gemotiveerd waarom daarvan geen sprake is en ook nooit is geweest. Duidelijk is dat het plan het stadium niet heeft bereikt dat er afspraken kunnen worden gemaakt over een mogelijke koop. Dat is ook niet gebeurd.
4. Tenslotte.
In de brief van 31 augustus 2011 doet de gemeente u een handreiking. De gemeente zag tot dusver graag dat het plan, met een SPIL-gedeelte, tot uitvoering komt. Herhaaldelijk is er op gewezen dat nog steeds een groot aantal problemen om een oplossing vraagt. De daaruit volgende fundamentele vragen (zie hierboven onder 2 en onze brief van 31 augustus 2011) zijn tussentijds aan u, als risicodragend ontwikkelaar, bekend gemaakt. Tot op heden zonder resultaat.
Vanuit de gemeente is daarop voorgesteld meerdere scenario’s, waaronder planwijzigingen, te onderzoeken. De besluitvorming is te bespoedigen door de beslissers in een stuurgroep bijeen te brengen.
Uw brief van 21 september 2011 maakt helaas duidelijk dat u dit aanbod niet aanvaardt. De conclusie is nu dat u geen verder overleg wenst en de onderhandelingen afbreekt.
Deze bevindingen en uw brief leg ik voor aan burgemeester en wethouders. Over enige tijd krijgt u schriftelijk het standpunt van het college.
(….)
6.1.18.Bij brief van 23 november 2011 (dagvaarding, productie 38) heeft [appellante] in reactie op de brief van 12 oktober 2011 onder meer aan Gemeente Eindhoven geschreven:
“Voor de goede orde merken wij verder nog op, dat wij in onze brief d.d. 21 september jl. de gemeente expliciet verzocht hebben aan te geven welke specifieke opmerkingen er van haar zijde zijn op de schriftelijke uitwerking van de koopovereenkomst, zodat wij in overleg dit kunnen afwerken. Uit de brief van de gemeente maken wij juist op, dat u daaraan geen gehoor wenst te geven. Mocht dat anders zijn, dan vernemen wij dat gaarne per ommegaande.”
6.1.19.Bij brief van 16 januari 2012 (dagvaarding, productie 39) heeft Gemeente Eindhoven [appellante] bericht dat (na een bestuurlijke toets) op dat moment geen aanleiding wordt gezien om op de inhoud van de brief van 12 oktober 2011 terug te komen.
De standpunten van partijen en het oordeel van de rechtbank
6.2.1.In de onderhavige procedure vorderde [appellante] in eerste aanleg, samengevat:
Primair:
1. ontbinding van de koopovereenkomst tussen [appellante] en Gemeente Eindhoven wegens toerekenbare tekortkoming van Gemeente Eindhoven in de nakoming van die overeenkomst; 2. veroordeling van Gemeente Eindhoven tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
Subsidiair
3. verklaring voor recht dat de onderhandelingen tussen [appellante] en Gemeente Eindhoven in een zodanig stadium zijn geraakt dat het Gemeente Eindhoven niet langer vrij stond de onderhandelingen af te breken, met veroordeling van Gemeente Eindhoven tot vergoeding van de door [appellante] geleden schade, waaronder de gederfde winst, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
Meer subsidiair
4. verklaring voor recht dat de onderhandelingen tussen [appellante] en Gemeente Eindhoven in een zodanig stadium zijn geraakt dat het Gemeente Eindhoven niet langer vrij stond de onderhandelingen af te breken zonder vergoeding van de door [appellante] geleden schade en kosten, met veroordeling van Gemeente Eindhoven tot vergoeding van de door [appellante] geleden schade en kosten, waaronder de gederfde winst, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
Primair, subsidiair en meer subsidiair
5. veroordeling van Gemeente Eindhoven in de kosten van het geding.
6.2.2.Gemeente Eindhoven heeft gemotiveerd verweer gevoerd en veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding gevorderd.
6.2.3.In een tussenvonnis van 4 juni 2014 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
6.2.4.In het vonnis heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat er tussen partijen geen koopovereenkomst tot stand is gekomen en dat niet gemeente Eindhoven, maar [appellante] de onderhandelingen heeft afgebroken.
Op grond daarvan heeft de rechtbank alle vorderingen van [appellante] afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
6.2.5.[appellante] heeft in hoger beroep 7, met Romeinse cijfers genummerde, grieven aangevoerd. [appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen. Zij heeft daaraan toegevoegd een geldvordering van
€ 560.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding in hoger beroep tot aan de dag van de voldoening, die het hof hierna zal aanduiden als de 560-vordering. Zij heeft verder veroordeling van Gemeente Eindhoven gevorderd in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
6.2.6.[appellante] heeft de processen-verbaal overgelegd van een voorlopig getuigenverhoor ten overstaan van de raadsheer-commissaris van dit hof op 5 september 2016 en op 5 december 2016 (memorie van grieven, productie I f en g). Als getuigen zijn gehoord: [voormalig ambtenaar van de gemeente] , destijds in dienst van gemeente Eindhoven, [ontwikkelaar van appellante] , in dienst van [appellante] en [ambtenaar van de gemeente 5] , [ambtenaar van de gemeente 6] en [projectmanager van de gemeente] , in dienst van gemeente Eindhoven.
6.2.7.Gemeente Eindhoven heeft de grieven bestreden en bekrachtiging van het vonnis gevorderd met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
Wat in hoger beroep aan de orde is