ECLI:NL:GHSHE:2018:5265
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, [minderjarige], die sinds 16 januari 2015 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder, hierna te noemen de moeder, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 7 juni 2018 aangevochten, waarin de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] heeft verkregen. De moeder is het eens met het verblijf van [minderjarige] bij de pleegouders, maar is van mening dat de machtiging niet verleend had moeten worden vanwege de nadelige gevolgen die dit met zich meebrengt, zoals inschrijving in België en het verlies van hulpverlening.
De GI heeft in haar verweerschrift gesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd en de noodzaak van de machtiging tot uithuisplaatsing beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder momenteel niet in staat is om [minderjarige] een veilige en gestructureerde thuissituatie te bieden, en dat de pleegouders de beste zorg kunnen bieden voor de ontwikkeling van [minderjarige].
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. De zorgen van de moeder over de continuïteit van de hulpverlening zijn door het hof erkend, maar de GI heeft bevestigd dat de hulpverlening zal doorgaan, ook na de verlenging van de machtiging. De beslissing van het hof is op 13 december 2018 openbaar uitgesproken.