ECLI:NL:GHSHE:2018:5243
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen griffierecht in civiele procedure
In deze zaak heeft mr. A.J.H. Rutten verzet aangetekend tegen de beslissing van de griffier van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 31 juli 2018 een griffierecht van € 5.270,00 had geheven in een hoger beroep dat geregistreerd was onder nummer 200.243.009/01. Rutten betoogde dat het griffierecht ten onrechte was vastgesteld op basis van een vordering van bepaalde waarde, terwijl hij meende dat het om een vordering van onbepaalde waarde ging. Hij verzocht het griffierecht aan te passen naar € 726,00, het tarief voor zaken van onbepaalde waarde.
De griffier heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat het verzet van Rutten te laat was ingesteld, aangezien de termijn voor verzet volgens artikel 29 lid 1 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (WGBZ) een maand na betaling van het griffierecht bedraagt. Het hof heeft vastgesteld dat het verzet op 3 oktober 2018 is ingediend, terwijl de verzetstermijn op 31 augustus 2018 eindigde. Hierdoor was Rutten niet-ontvankelijk in zijn verzet.
Ten overvloede heeft het hof overwogen dat, zelfs als het verzet tijdig was ingesteld, het ongegrond zou zijn verklaard. Het hof heeft bevestigd dat de griffier terecht had vastgesteld dat de zaak een bepaalde waarde had, namelijk € 267.744,24, en dat het griffierecht correct was vastgesteld. Het hof heeft de beslissing genomen om Rutten niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzet.