ECLI:NL:GHSHE:2018:5231
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen griffierecht in civiele zaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 december 2018 uitspraak gedaan over het verzet van verzoeker, mr. Richard Gerardus Petronella Voragen, tegen de beslissing van de Griffier tot heffing van griffierecht. Verzoeker kwam in verzet tegen een griffierecht van € 313,00 dat in rekening was gebracht in verband met twee zaken. Hij stelde dat hij geen factuur had ontvangen voor deze kosten. De Griffier gaf aan dat het verzet niet ging over de hoogte van het griffierecht, maar over het niet ontvangen van een factuur. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 oktober 2018 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, maar het hof kon zijn lezing van de feiten niet verifiëren vanwege het ontbreken van relevante bescheiden.
Het hof heeft verzoeker de gelegenheid gegeven om bewijsstukken over te leggen, waaronder kopieën van de aan hem betekende dwangbevelen en aanmaningen. Na beoordeling van de ingediende stukken concludeerde het hof dat de dwangbevelen op 5 februari 2018 waren uitgevaardigd en dat verzoeker zijn verzet pas op 22 juni 2018 had ingediend, wat te laat was volgens artikel 30 lid 3 WGBZ. Hierdoor verklaarde het hof verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzet. Desondanks gaf het hof de Griffier in overweging om het in rekening gebrachte griffierecht op nihil te stellen, gezien de aard van de zaken en de werking van de relevante regelgeving.