In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de zaak teruggeworpen naar de rechtbank, waarbij het hof oordeelde dat het openbaar ministerie niet ernstig inbreuk heeft gemaakt op de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank had vastgesteld dat het openbaar ministerie onvoldoende inspanningen had geleverd om de vermogenspositie van de veroordeelde in kaart te brengen en geen gehoor had gegeven aan de opdracht tot periodieke verslaglegging. Echter, het hof concludeerde dat deze tekortkomingen niet zodanig waren dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim of een schending van het recht op een eerlijk proces. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie ontvankelijk verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.