ECLI:NL:GHSHE:2018:5196

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
200.234.037_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake investeringsovereenkomst en wilsgebreken met betrekking tot onroerende zaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door ABC Wonen B.V. en twee andere appellanten tegen All Technology Investment Group N.V. en een andere geïntimeerde. De zaak betreft een investeringsovereenkomst en de vraag of er sprake is van wilsgebreken en onrechtmatige daad. Het hof heeft op 11 december 2018 uitspraak gedaan in het incident tot (gedeeltelijke) niet-ontvankelijkverklaring van de appellanten. De rechtbank had eerder bepaald dat ABC Wonen B.V. binnen 14 dagen na betekening van het vonnis onroerende zaken moest terugleveren aan ATI. De appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet ontvankelijk zijn in hun hoger beroep omdat zij het hoger beroep niet tijdig hebben ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Het hof heeft geoordeeld dat de niet-inschrijving van het hoger beroep in het register niet leidt tot niet-ontvankelijkheid, omdat de koopovereenkomst in rechte niet geldig is geacht. Het hof heeft de incidentele vordering van ATI c.s. afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door ABC c.s.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.234.037/01
arrest van 11 december 2018
gewezen in het incident tot (gedeeltelijke) niet-ontvankelijkverklaring in de zaak van

1.ABC Wonen B.V. (voorheen genaamd Architectenburo [architectenbureau] ),gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante 3] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
hierna tezamen aan te duiden als ABC c.s. en afzonderlijk als ABC , [appellant 2] en [appellante 3] ,
advocaat: mr. R.H.J.G. Borger te Maastricht,
tegen

1.All Technology Investment Group N.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geintimeerde 2] ,zonder bekende woon- of verblijfplaats,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna tezamen aan te duiden als ATI c.s. en afzonderlijk als ATI en [geintimeerde 2] ,
advocaat: mr. A.F.Th.M. Heutink te Gennep,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 september 2017, en inschrijvingsherstelexploot van 26 januari 2018, ingeleide hoger beroep van het vonnis van 6 september 2017, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen appellanten – ABC c.s. – als eisers in conventie, verweerders in reconventie en geïntimeerden – ATI c.s. – als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.

1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer / rolnummer C/04/114635 / HA ZA 12-76)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar de daaraan voorafgegane tussenvonnissen van 17 juli 2013, 20 mei 2015 en 2 september 2015.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de incidentele memorie van eis van ATI c.s. tot (gedeeltelijke) niet-ontvankelijkverklaring van ABC c.s. met producties;
  • de antwoordmemorie in het incident van ABC c.s.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Het hof gaat voor de beoordeling van de incidentele vordering uit van de navolgende
feiten:
3.1.1.
Bij notariële akte van 6 april 2011 heeft ABC een woning en grond aan ATI
geleverd. Op basis van een koopovereenkomst van 6 februari 2012 zijn de betreffende onroerende zaken teruggeleverd aan ABC op 8 maart 2012.
3.1.2.
ABC c.s. is met de inleidende dagvaarding van 23 november 2011 de onderhavige (rechtbank)procedure begonnen. ATI c.s. heeft in reconventie onder meer gevorderd een veroordeling van ABC en/of haar middellijk bestuurder [appellant 2] – samengevat – tot teruglevering van de op 8 maart 2012 verkregen onroerende zaken.
3.2.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank ABC veroordeeld binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot teruglevering aan en overdracht op eigen kosten van ABC aan ATI van de betreffende onroerende zaken. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat indien en zover er na ommekomst van genoemde 14 dagen de teruglevering en overdracht niet is uitgevoerd dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming en handtekening van ABC en dat de notaris alsdan met dit vonnis de onroerende zaken aan ATI kan overdragen. De rechtbank heeft het in conventie en het overigens in reconventie gevorderde afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
3.3.
ABC c.s. is van voormeld vonnis tijdig in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vordering in het incident strekt ertoe dat ABC c.s. (deels) niet-ontvankelijk wordt verklaard in hoger beroep. Kort gezegd stelt ATI c.s. daartoe dat ABC c.s. heeft nagelaten het hoger beroep conform het bepaalde in artikel 3:301 lid 2 BW binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel in te schrijven in het rechtsmiddelenregister bedoeld in artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.5.
Bij incidentele antwoordmemorie erkent ABC c.s. dat het ingestelde hoger beroep niet is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister doch betwist gemotiveerd dat dit tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep dient te leiden.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.
Artikel 3:301 lid 2 BW schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid van het betrokken rechtsmiddel, verzet, hoger beroep en cassatie tegen een uitspraak als bedoeld in het eerste lid van die bepaling, worden ingeschreven in het in artikel 433 Rv bedoelde register. De in lid 1 vermelde uitspraken zijn die, waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in de plaats treden van een tot levering van een registergoed bestemde akte of van een deel van een zodanige akte.
3.8.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake is geweest van onbevoegde vertegenwoordiging van ATI ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst van 6 februari 2012, terwijl de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid niet dan wel onvoldoende onderbouwd door ABC is gesteld. Dat betekent dat de koopovereenkomst in rechte moet worden geacht nimmer geldig te zijn geweest. In verband met het causale stelsel van artikel 3:84 lid 1 BW leidt dat ertoe dat achteraf bezien op 8 maart 2012 de onroerende zaken niet aan ABC zijn overgedragen. Weliswaar heeft op die datum levering plaatsgevonden, maar de voor overdracht vereiste geldige titel of beschikkingsbevoegdheid ontbrak. De eigendom van de onroerende zaken wordt aldus geacht steeds bij ATI te zijn gebleven, zodat die eigendom haar niet meer bij notariële akte (artikel 3:89 lid 1 BW) behoeft te worden geleverd. De hiervoor onder 3.2 weergegeven veroordeling tot teruglevering van ABC aan ATI kan dan ook niet worden aangemerkt als een uitspraak die ex artikel 3:300 lid 2 juncto 3:301 lid 1 BW in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte of deel van een zodanige akte. De in artikel 3:301 lid 2 BW neergelegde eis van inschrijving van het hoger beroep in het rechtsmiddelenregister geldt bijgevolg niet.
3.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de niet-inschrijving van het ingestelde hoger beroep in het rechtsmiddelenregister niet leidt tot (gedeeltelijke) niet-ontvankelijk verklaring van ABC c.s. in haar hoger beroep. De incidentele vordering van ATI c.s. dient dan ook te worden afgewezen.
3.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal ATI c.s. worden veroordeeld in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak
3.11.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een memorie van grieven door ABC c.s. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt ATI c.s. in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van ABC c.s. tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 1.074,- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 22 januari 2019 voor het nemen van een memorie van grieven door ABC c.s. ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, A.J. Henzen en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 december 2018.
griffier rolraadsheer