ECLI:NL:GHSHE:2018:5195

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
200.220.298_01 H
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een tussenarrest in hoger beroep met betrekking tot een kennelijke fout

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 december 2018 een arrest gewezen dat strekt tot verbetering van een eerder tussenarrest van 16 oktober 2018. De appellant, vertegenwoordigd door mr. F.J. Fernhout, had een verzoek ingediend om een kennelijke fout in het tussenarrest te herstellen. Deze fout betrof het niet vermelden van de memorie van antwoord van geïntimeerden sub 4 in rechtsoverweging 2 van het arrest. De memorie was echter al op 30 januari 2018 ingediend, maar was abusievelijk niet opgenomen in het tussenarrest.

Het hof heeft de betrokken advocaten op de hoogte gesteld van het verzoek tot verbetering en hen de gelegenheid gegeven om hun standpunten kenbaar te maken. De reacties van de partijen waren overwegend positief, waarbij geen van de betrokkenen bezwaar maakte tegen de voorgestelde verbetering. Het hof heeft vastgesteld dat de fout een kennelijke fout is in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en dat deze eenvoudig te herstellen is.

In de beslissing heeft het hof bepaald dat de tekst in rechtsoverweging 2 van het tussenarrest moet worden verbeterd en dat deze verbetering op de minuut van het arrest van 16 oktober 2018 moet worden vermeld. De griffier zal een afschrift van de verbeterde minuut aan de partijen verstrekken. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 december 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.220.298/01
arrest van 11 december 2018 strekkende tot VERBETERING in de zin van artikel 31 Rv van het arrest, gewezen op 16 oktober 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. F.J. Fernhout te Maastricht,
tegen

1.ING Bank N.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

advocaat: mr. E.C. Netten te Amsterdam,
2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J. Vetter te Amsterdam,
3.
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A.M. van Lierop te Waalre,
4.
a. [geïntimeerde 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.L.E. Marchal te Maastricht,
b. [geïntimeerde 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.L.E. Marchal te Maastricht,
c. [geïntimeerde 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.L.E. Marchal te Maastricht,
allen in hun hoedanigheid van gezamenlijke vereffenaars van de nalatenschap van voormalig geïntimeerde [voormalig geintimeerde] , overleden te Sittard-Geleen op 14 juli 2017, laatstelijk gewoond hebbende in [woonplaats] ,
geïntimeerden.

1. Het verzoek van de gezamenlijke vereffenaars van de nalatenschap van voormalig geïntimeerde [voormalig geintimeerde]

Bij brief van 17 oktober 2018 heeft mr. Marchal het hof bericht dat naar zijn mening in het tussenarrest van dit hof van 16 oktober 2018 sprake is van een kennelijke fout en heeft hij verzocht om deze fout te herstellen. Het gaat daarbij om de memorie van antwoord van geïntimeerden sub 4, welke onder rechtsoverweging 2 van het arrest (“Het geding in hoger beroep”) abusievelijk niet is vermeld. Blijkens het roljournaal van het hof is de bedoelde memorie van antwoord al op 30 januari 2018 genomen.
Het hof heeft de advocaten van appellant en van geïntimeerden sub 1 tot en met 3 bij brief van 24 oktober 2018 van het verzoek van mr. Marchal op de hoogte gesteld en heeft hen in de gelegenheid gesteld zich binnen twee weken over het verzoek uit te laten.

2.De reacties van [appellant] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 2] en de ING Bank N.V.

Mr. Fernhout heeft namens [appellant] bij brief van 29 oktober 2018 medegedeeld dat zijn cliënt zich ten aanzien van het verzoek van mr. Marchal refereert aan het oordeel van het hof.
Mr. Van Lierop heeft namens [geïntimeerde 3] bij brief van 30 oktober 2018 medegedeeld dat er geen bezwaar bestaat tegen het verzoek van mr. Marchal.
Mr. Vetter heeft namens [geïntimeerde 2] bij brief van 31 oktober 2018 medegedeeld dat zijn cliënt geen bezwaar heeft tegen aanpassing van het tussenarrest van 16 oktober 2018 in de door mr. Marchal gewenste zin.
Mr. Netten heeft namens de ING Bank N.V. bij H16-formulier van 2 november 2018 medegedeeld dat zijn cliënte geen bezwaar heeft tegen de door mr. Marchal verzochte verbetering van het tussenarrest van 16 oktober 2018.

3.Het oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het tussenarrest van 16 oktober 2018 een kennelijke fout bevat als bedoeld in artikel 31 Rv omdat in dat arrest onder rechtsoverweging 2 (“Het geding in hoger beroep”) de memorie van antwoord van geïntimeerden sub 4 abusievelijk niet is vermeld. Het betreft een fout die zich leent voor eenvoudig herstel. Het hof wijst het verzoek van mr. Marchal toe.
Het voormelde arrest zal mitsdien op de volgende wijze worden verbeterd.

4.De beslissing

Het hof:
Bepaalt dat in rechtsoverweging “2. Het geding in hoger beroep” van het tussen partijen gewezen arrest van 16 oktober 2018 de tekst:
“Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord aan zijde van geïntimeerde sub 1 met producties;
- de memorie van antwoord aan zijde van geïntimeerde sub 2 met producties;
- de memorie van antwoord aan zijde van geïntimeerde sub 3 met producties.”
moet worden verbeterd en gewijzigd in:
“Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord aan zijde van geïntimeerde sub 1 met producties;
- de memorie van antwoord aan zijde van geïntimeerde sub 2 met producties;
- de memorie van antwoord aan zijde van geïntimeerde sub 3 met producties;
- de memorie van antwoord aan zijde van geïntimeerden sub 4 met producties.”.
Bepaalt dat deze verbetering onder vermelding van de datum 11 december 2018 wordt vermeld op de minuut van het arrest van 16 oktober 2018 en dat de griffier van de verbeterde minuut aan partijen een afschrift verstrekt.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.J. van Craaikamp, E.A.M. van Oorschot en S.C.H. Molin en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 december 2018.
griffier rolraadsheer