Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4938073 CV EXPL 16-2050)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 november 2016;
- de memorie van grieven van [stichting] van 20 juni 2017 met producties;
- de memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van [bewindvoering] Bewindvoering van 29 augustus 2017;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [stichting] van 10 oktober 2017.
3.De beoordeling
ex nunc) plaats te vinden. Uit de memorie van antwoord in het principaal appel van [bewindvoering] Bewindvoering leidt het hof af dat zich in de omstandigheden van [rechthebbende] geen bijzondere wijzigingen hebben voorgedaan. Door [stichting] is ook niet iets anders gesteld. Daarvan uitgaande kan worden vastgesteld dat [rechthebbende] een serieus te nemen belang heeft bij de voortzetting van de huurovereenkomst, maar naar het oordeel van het hof is dit belang niet zo zwaarwegend dat dit opweegt tegen de tekortkomingen van [rechthebbende] zoals deze hiervoor zijn vastgesteld. Dit betekent dat grief 5 slaagt en dat de vorderingen van [stichting] tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde met nevenvorderingen zullen worden toegewezen. Door [bewindvoering] Bewindvoering zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden aangevoerd die op grond van de devolutieve werking van het appel naast het voorgaande nog verder aan de orde dienen te komen.