Met betrekking tot de vorderingen van Projectserve in reconventie gaat het om de vorderingen I tot en met VI die aan het eind van haar memorie van grieven staan opgenomen. Een latere vermeerdering van eis heeft het hof buiten beschouwing gelaten (r.o. 4.5.2).
Projectserve vordert in hoger beroep:
I. te verklaren voor recht dat [de vennootschap] jegens Projectserve tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen;
II. te verklaren voor recht dat Projectserve op goede grond de overeenkomst als gesloten tussen [de vennootschap] en Projectserve heeft ontbonden,
dan wel de overeenkomst alsnog te ontbinden;
III. te verklaren voor recht dat [de vennootschap] mitsdien gehouden is om de door Projectserve
geleden schade te vergoeden;
IV. [de vennootschap] te veroordelen om ten titel van schadevergoeding aan Projectserve te voldoen het bedrag van € 116.872,10, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag;
V. te bepalen dat de schade die vooralsnog niet goed te begroten is, dient te worden
begroot en vereffend conform de wet, met bepaling dat die schade aan de orde zal komen in een schadestaatprocedure;
VI. [de vennootschap] te veroordelen om aan Projectserve terug te betalen het bedrag ad € 144.185,35, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover te berekenen vanaf 1 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [de vennootschap] in de kosten van de procedure.