ECLI:NL:GHSHE:2018:518

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
200.208.515_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatie ten behoeve van minderjarige en jongmeerderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatiebijdragen van de man voor zijn minderjarige dochter en jongmeerderjarige dochter. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Selbach, had in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 november 2016 te vernietigen, waarin zijn verzoek om nihilstelling van de alimentatie was afgewezen. De rechtbank had bepaald dat de man een bijdrage van € 186,46 per kind per maand diende te betalen, maar de man stelde dat hij door gewijzigde omstandigheden niet meer in staat was deze bijdrage te voldoen.

Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds eind 2011 werkloos was en na afloop van zijn WW-uitkering in de bijstand terechtkwam. Hij heeft echter zijn best gedaan om werk te vinden en heeft opleidingen gevolgd. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2018 heeft de man zijn verzoek verminderd en verzocht om de alimentatie voor de periode van 1 oktober 2015 tot 15 mei 2017 op nihil te stellen. Het hof heeft geoordeeld dat de man voldoende heeft aangetoond dat hij in die periode niet in staat was om alimentatie te betalen, en heeft zijn verzoek toegewezen.

De beslissing van het hof houdt in dat de alimentatiebijdragen voor de jongmeerderjarige en de minderjarige in de genoemde periode op nihil zijn gesteld. De eerdere beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, en de alimentatieverplichtingen zijn aangepast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.208.515/01
zaaknummer rechtbank : C/02/310857 / FA RK 16-556
C/02/313168 / FA RK 16-1709
C/02/315949 / FA RK 16-3064
beschikking van de meervoudige kamer van 8 februari 2018
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S. Selbach te Maastricht,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
en
[de jongmeerderjarige ],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [de jongmeerderjarige ] ,
verweersters in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de verweersters,
advocaat mr. M.A. Breewel-Witteveen te Roosendaal.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) van 29 november 2016, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
Bij die beschikking heeft de rechtbank -voor zover hier van belang- afgewezen de verzoeken van de man tot nihilstelling per 1 oktober 2015 van
- de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter van de man en de vrouw, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2001 (hierna: [minderjarige] );
- de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud en studie van de sedert
[geboortedatum] 2014 meerderjarige dochter [de jongmeerderjarige ] .

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 2 februari 2017, is de man in hoger beroep gekomen en heeft hij het hof verzocht om voornoemde beschikking te vernietigen en de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [de jongmeerderjarige ] en [minderjarige] op nihil te stellen, althans op een zodanig bedrag zoals in goede justitie is bepaald.
2.2.
De verweersters zijn in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar hebben daar geen gebruik van gemaakt. Verweersters hebben het hof bij journaalbericht, ingekomen ter griffie op 24 november 2017, bericht geen verweer te zullen indienen, niet ter zitting te zullen verschijnen en de beschikking van het hof te zullen afwachten.
2.3.
[minderjarige] heeft bij brief, ingekomen ter griffie op 15 november 2017, aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek van de man.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 11 januari 2018 plaatsgevonden. De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De verweersters zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2.5.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek verminderd en verzocht de onderhoudsbijdragen ten behoeve van [de jongmeerderjarige ] en [minderjarige] alleen in de periode vanaf
1 oktober 2015 tot 15 mei 2017 op nihil te stellen.
2.6.
Na de zitting heeft het hof nog kennisgenomen van een journaalbericht van de man met actuele inkomensgegevens, ingekomen ter griffie op 10 januari 2018.

3.De feiten

Bij beschikking van 16 november 2010 heeft dit hof – voor zover thans van belang – bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de (destijds) minderjarigen aan de vrouw een bedrag zal betalen van € 168,-- per kind per maand. Na indexering bedraagt dit bedrag thans € 186,46. [de jongmeerderjarige ] en [minderjarige] wonen bij de vrouw.

4.De motivering van de beslissing

4.1.
Het hof oordeelt als volgt.
Ingevolge artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
4.2.
De man heeft wijziging van de onderhoudsbijdragen ten behoeve van [de jongmeerderjarige ] en [minderjarige] in de periode van 1 oktober 2015 tot 15 mei 2017 verzocht, omdat de bijdrage in die periode in verband met gewijzigde omstandigheden niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Hij heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
De man is eind 2011 wegens bedrijfseconomische redenen door zijn werkgever ontslagen, waarna hij aanspraak had op een WW-uitkering. Na de beëindiging van de WW-uitkering in mei 2014 is aan de man een bijstandsuitkering toegekend. De man heeft alles in het werk gesteld om weer betaald werk te vinden, zowel in dienstverband als zelfstandig. De man brengt in hoger beroep overzichten van zijn sollicitatieactiviteiten in het geding. De man heeft (ondernemers-) opleidingen gevolgd en volgt thans een opleiding tot restaurateur die hij in mei 2018 zal afronden. Ondanks het gebrek aan draagkracht heeft de man tot 1 oktober 2015 de onderhoudsbijdragen ten behoeve van [de jongmeerderjarige ] en [minderjarige] betaald.
Ter zitting van het hof heeft de man meegedeeld dat hij vanaf 15 mei 2017 weer voldoende inkomsten uit arbeid heeft om de eertijds vastgestelde bijdragen te kunnen voldoen. Hij verwijst naar de recent ingezonden financiële gegevens.
4.3.
Gelet op hetgeen door de man in beide instanties is aangevoerd en hetgeen hij in beroep ter onderbouwing van zijn stellingen -alsnog- aan stukken in het geding heeft gebracht, gevoegd bij de ter zitting van het hof door de man op vragen van het hof gegeven toelichting, heeft de man naar het oordeel van het hof voldoende aangetoond dat hem door oorzaken buiten zijn toedoen in de periode van 1 oktober 2015 tot 15 mei 2017 de draagkracht voor het betalen van enige alimentatie heeft ontbroken en dat hij zich voldoende doch vergeefs heeft ingespannen om zijn inkomensverlies in bedoelde periode te herstellen. Het hof zal het gewijzigd verzoek van de man dan ook toewijzen en de door hem te betalen bijdragen ten behoeve van [de jongmeerderjarige ] en [minderjarige] in de genoemde periode bepalen op nihil.

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Middelburg) van 29 november 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van het hof van 16 november 2010 voor zover het de door de man verschuldigde alimentatie ten behoeve van [minderjarige] en [de jongmeerderjarige ] betreft als volgt:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] voornoemd in de periode van 1 oktober 2015 tot 15 mei 2017 op nihil;
bepaalt de door de man aan [de jongmeerderjarige ] voornoemd te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie in de periode van 1 oktober 2015 tot 15 mei 2017 op nihil;
handhaaft de beschikking van het hof van 16 november 2010 voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.L. Schaafsma-Beversluis en
J.C.E. Ackermans-Wijn en is op 8 februari 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.