ECLI:NL:GHSHE:2018:5178
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing en schorsing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat was afgewezen. Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing ingetrokken, waardoor hij in dat beroep niet meer kon worden ontvangen wegens gebrek aan belang. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord en het dossier bestudeerd. Het hof concludeert dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor vermogensdelicten. Het hof oordeelt dat er een reëel recidivegevaar bestaat, wat betekent dat de verdachte zich opnieuw schuldig kan maken aan strafbare feiten als hij niet in voorlopige hechtenis blijft. Het hof wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat er geen voorwaarden zijn die de kans op herhaling tot een aanvaardbaar niveau kunnen terugbrengen. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard voor het verzoek tot schorsing.