ECLI:NL:GHSHE:2018:5110

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
200.231.865_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014. De moeder, appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 7 december 2017 aangevochten, waarin een zorgregeling was vastgesteld die niet in haar belang zou zijn. De vader, verweerder, heeft verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar appel, dan wel het appel als ongegrond af te wijzen. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 november 2018, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat de minderjarige bij de moeder woont. De moeder heeft bezwaar tegen de contactregeling die de rechtbank heeft vastgesteld, omdat deze volgens haar niet in het belang van de minderjarige is. De vader heeft zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en heeft verzocht om een beschermingsonderzoek door de raad. Het hof heeft overwogen dat het belangrijk is dat de minderjarige regelmatig contact heeft met beide ouders en dat de moeder ook de gelegenheid moet krijgen om een heel weekend met de minderjarige door te brengen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de zorgregeling te wijzigen. De nieuwe regeling houdt in dat de minderjarige in een cyclus van drie weken verblijft bij de vader en de moeder, waarbij de vader de helft van de vakanties en feestdagen met de minderjarige doorbrengt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld die in het belang van de minderjarige wordt geacht.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 6 december 2018
Zaaknummer: 200.231.865/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/217400 / FA RK 16-528
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
thans wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.A. van Enckevort,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Ligtelijn-Huisman.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 december 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 januari 2018, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende een contactregeling vast te stellen tussen de vader en de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] conform het advies van de raad en te bepalen dat de vader zijn medewerking dient te verlenen aan oudercontactherstel van het CJG, althans een contactregeling vast te stellen als het hof rechtens juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 15 maart 2018, heeft de vader verzocht de moeder in haar appel niet-ontvankelijk te verklaren, althans het appel als ongegrond en/of onbewezen af te wijzen en voormelde beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Enckevort;
  • de vader, bijgestaan door mr. Ligtelijn-Huisman;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 23 november 2017;
  • een tweetal producties van de zijde van de moeder, ingekomen op 5 februari 2018;
  • de beschikking van de rechtbank Limburg (Roermond) van 10 september 2018;
  • de ter zitting in hoger beroep door de advocaat van de vader overgelegde aandachtspunten bij de zitting.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [de minderjarige] (ook te noemen: [de minderjarige] ), op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [de minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit. Ingevolge de bestreden beschikking heeft [de minderjarige] het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, een zorgregeling vastgesteld inhoudende dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
- de ene week op vrijdag vanaf 13.00 uur tot zaterdag om 11.00 uur; en
- de daaropvolgende week op vrijdag vanaf 13.00 uur tot zondag om 19.00 uur;
- gedurende de helft van de vakantie- en feestdagen, in onderling overleg te verdelen;
waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] terugbrengt naar de moeder.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
De door de rechtbank vaststelde contactregeling is niet in het belang van [de minderjarige] . De reisafstand tussen de ouders is te ver om iedere week van de ene ouder naar de andere ouder te verhuizen. Verder wil de moeder graag een weekend per veertien dagen met [de minderjarige] kunnen doorbrengen, zodat zij dan samen activiteiten kunnen ondernemen. De vader kan dan om de week op een ander moment extra contact met [de minderjarige] hebben. Een weekendregeling in een cyclus van drie weken is ook een goede oplossing.
De vader verleent geen medewerking meer aan de hulpverlening van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) waardoor de vooruitgang in de oudercommunicatie is gestagneerd. De ouders staan nu op de wachtlijst voor ouderschapsreorganisatie bij de Mutsaersstichting.
De moeder heeft er moeite mee indien zij volledig zorg zou moeten dragen voor het halen en brengen. Zij heeft ook geen auto tot haar beschikking. Daarbij duurt de reis naar de moeder thans, na haar verhuizing, voor de vader vijf minuten korter dan voorheen.
3.5.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
In het belang van [de minderjarige] dient de raad een beschermingsonderzoek te verrichten. De vader heeft zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder en ook de overdracht van [de minderjarige] vindt niet op een correcte wijze plaats.
De vader werkt fulltime. Doordeweeks is hij alleen op vrijdagmiddag vrij; op zaterdag hoeft hij inmiddels niet meer te werken. De vader brengt alle tijd die hij met [de minderjarige] heeft, zelf met haar door. De moeder werkt niet, zodat zij alle doordeweekse dagen met [de minderjarige] kan doorbrengen. Bovendien komt [de minderjarige] op zaterdag al om 11.00 uur naar (’s moeders) huis en in goed overleg kan ook worden afgeweken van de contactregeling. De vader kan zich niet vinden in een weekendregeling in een cyclus van drie weken. Wel staat hij open voor een weekendregeling waarbij er drie weekenden contact plaatsvindt en dan een weekend niet.
Door de verhuizing van de moeder kan het CJG niet met de ouders aan de slag.
De moeder is zonder toestemming van de vader verhuisd. De vader is hiervoor geen procedure gestart, maar ter compensatie vindt de vader dat de moeder dan zowel het halen als het brengen voor haar rekening moet nemen. De vader heeft geen auto en de auto van zijn moeder is niet altijd beschikbaar. Met het openbaar vervoer moet de vader ruim twee uur reizen.
3.6.
De raad heeft ter zitting, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Het contact tussen de vader en [de minderjarige] is heel belangrijk en dat moet goed en regelmatig vorm krijgen, maar het is heel legitiem dat de moeder ook graag een heel weekend met [de minderjarige] wil kunnen doorbrengen. [de minderjarige] gaat naar school, zodat de moeder doordeweeks veel minder contact met haar heeft. Er zijn meerdere oplossingen te bedenken, zoals bijvoorbeeld drie weekenden naar de vader en een weekend bij de moeder. Wellicht kunnen partijen hier uitkomen bij de ouderschapsreorganisatie.
Het is jammer dat het zo lang duurt voordat hulpverlening wordt opgestart. Voor de tussenliggende periode zouden de ouders ook zelf ondersteuning kunnen zoeken.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Het hof acht zich, voor zover de vader heeft verzocht om een onderzoek door de raad, op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.3.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [de minderjarige] dient te worden vastgesteld.
3.7.4.
Het hof is van oordeel dat ook de moeder in de gelegenheid moet worden gesteld een heel weekend met [de minderjarige] door te brengen, zeker nu [de minderjarige] op doordeweekse dagen naar school gaat. Weliswaar betekent dit dat de vader dan minder tijd met [de minderjarige] kan doorbrengen omdat zij nu nog ieder weekend bij de vader verblijft, maar ook de moeder heeft tijd met [de minderjarige] in moeten leveren sinds [de minderjarige] naar school gaat. Daarbij heeft de moeder een voorstel gedaan ter compensatie voor het tijdsverlies en de moeder kan er niets aan doen dat de vader op doordeweekse dagen de zorg voor [de minderjarige] niet op zich kan nemen. Een weekendregeling met een cyclus van drie weken, waarbij [de minderjarige] achtereenvolgens een lang en een kort weekend bij de vader verblijft en vervolgens een weekend bij de moeder, komt het hof het meest redelijk en in het belang van [de minderjarige] voor. Gebleken is dat partijen na de bestreden beschikking in onderling overleg zijn overeengekomen dat de contactregeling op vrijdag om 12.00 uur aanvangt, zodat ook het hof dit als aanvangstijdstip zal hanteren.
Ten aanzien van het halen en brengen is het hof van oordeel dat dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders is, en door ieder voor de helft moet worden gedaan. In hetgeen hieromtrent over en weer naar voren is gebracht ziet het hof geen aanleiding om anders te beslissen. Zowel de vader als de moeder heeft geen auto. Zij moeten allebei een auto lenen en dit is tot nu toe steeds is gelukt. Daarbij is de extra reistijd die de verhuizing heeft meegebracht zowel met de auto als met het openbaar vervoer te overzien.
De verdeling van de vakanties en feestdagen bij helfte zoals de rechtbank heeft vastgesteld, is tussen partijen niet in geschil. Het hof acht deze verdeling ook het meest in het belang van [de minderjarige] . Bovendien is gebleken dat partijen de verdeling in onderling overleg verder hebben ingevuld.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 december 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, een regeling vast, inhoudende:
- een weekendregeling in een cyclus van drie weken waarbij [de minderjarige] :
- de ene week bij de vader verblijft op vrijdag vanaf 12.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- de volgende week bij de vader verblijft op vrijdag vanaf 12.00 uur tot zaterdag 11.00 uur;
- de derde week het weekend bij de moeder verblijft;
- dat [de minderjarige] de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijft, in onderling overleg te regelen;
waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] terugbrengt naar de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.Th.L.G. Pellis, H. van Winkel en E.H. Schijven-Bours en is op 6 december 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.