ECLI:NL:GHSHE:2018:5107

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
200.233.341_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige na verstoorde communicatie tussen ouders

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2009, na een verstoorde relatie tussen de ouders. De vader, die in hoger beroep ging, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg van 28 november 2017, waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en de moeder alleen het gezag kreeg. De vader voerde aan dat hij in staat was om samen beslissingen te nemen over de opvoeding van hun kind, terwijl de moeder stelde dat de communicatie tussen hen ernstig verstoord was en dat de vader een bedreiging vormde voor haar en het kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2018 werd duidelijk dat er een geschiedenis van problematische communicatie en geweld was. De Raad voor de Kinderbescherming bevestigde de zorgen van de moeder en stelde dat er geen verbetering was in de situatie. Het hof overwoog dat de gezamenlijke uitoefening van gezag niet mogelijk was zonder dat dit schadelijk was voor het kind. De vader had in het verleden onvoorspelbaar gedrag vertoond en de moeder had angst voor hem. Het hof concludeerde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van de veiligheid en het welzijn van het kind in situaties van verstoorde ouderrelaties.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 6 december 2018
Zaaknummer: 200.233.341/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/176673 / FA RK 12-1379
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.M.A. Jegers,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B. Lynen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging regio: Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 november 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 februari 2018, heeft de vader verzocht, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen ten aanzien van de beslissing tot beëindiging van het gezamenlijk gezag, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 maart 2018, heeft de moeder, verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het door de vader gedane verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen, een en ander onder veroordeling van de vader in de proceskosten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2018. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
-de vader, bijgestaan door mr. K. Woltgens, waarnemend voor mr. Jegers;
-de moeder, bijgestaan door mr. Lynen;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 20 februari 2018;
- het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 22 maart 2018 met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige] ).
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent over [de minderjarige] , de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader om het vaststellen van een contactregeling afgewezen.
3.3.
De vader kan zich met deze beschikking niet verenigen, uitsluitend voor zover het de beslissing over het gezag betreft, en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
Er is niet voldaan aan het noodzakelijkheidscriterium. De pogingen tot contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] hebben, ondanks een langdurig BOR-traject, niet tot het door de ouders gewenste resultaat geleid. De vader accepteert dit en voor hem is het belangrijkste dat [de minderjarige] zich goed ontwikkelt. De vader is gediagnostiseerd met ADHD en door drank- en drugsmisbruik in het verleden vertoonde hij onvoorspelbaar gedrag en heeft hij verkeerde keuzes gemaakt. De vader heeft geleerd om zijn emoties onder controle te houden en de impulsiviteit van zijn gedragingen is afgenomen. Tijdens het BOR-traject is gebleken dat de ouders inmiddels goed in staat zijn om te overleggen over zaken die [de minderjarige] aangaan. Dat blijkt ook uit het verslag van de BOR. De moeder houdt de vader per e-mail op de hoogte over [de minderjarige] en als reactie daarop stuurt de vader [de minderjarige] kaartjes. De communicatie verloopt naar tevredenheid. De vader heeft geen enkele intentie om beslissingen die ten behoeve van [de minderjarige] moeten worden genomen te blokkeren. Hij verleent per direct de benodigde toestemming.
3.5.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
De ouders zijn niet in staat om tot een behoorlijke gezagsuitoefening en zij kunnen beslissingen over [de minderjarige] van enig belang niet in gezamenlijk overleg nemen. In 2013 concludeerde de raad in zijn rapport dat er sprake was van een ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders en dat de persoonlijke problematiek van de vader belemmerend werkt. Dit kwam ook in het BOR-traject naar voren. Bovendien heeft de vader ten behoeve van [de minderjarige] te nemen beslissingen, bijvoorbeeld met betrekking tot school, vakantie en de aanvraag van een paspoort, gefrustreerd. Ook heeft hij de moeder bedreigd en hebben zich verschillende geweldsincidenten voorgedaan. Dit was traumatisch voor zowel [de minderjarige] als de moeder. Zij is bang voor de vader. Niet is gebleken dat de persoonlijke problematiek van de vader is opgelost. Bovendien gelooft de moeder niet dat de vader geen drugs meer gebruikt. De moeder ziet, gelet op het verleden, geen mogelijkheden meer om de
communicatie te verbeteren. De ouders kunnen alleen op constructieve wijze met elkaar in gesprek als er een derde bij aanwezig is.
3.6.
De raad heeft ter zitting van het hof - kort samen gevat - het volgende naar voren gebracht. De moeder is bang van de vader en de vader onderschat haar angst. Er is veel hulpverlening ingezet om de verstandhouding te verbeteren, maar het is de vraag wat het meest haalbare is in deze situatie. Rust zou goed zijn voor [de minderjarige] . Op dit moment is er geen gezamenlijk gezag en dat verloopt goed. De moeder informeert de vader en de vader stuurt [de minderjarige] kaarten. Het is wel van belang dat de moeder de kaarten met [de minderjarige] gaat doornemen als hij daaraan toe is. Verder zou de vader meer over zichzelf kunnen vertellen in de kaarten.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uitoefenden.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter kan, aldus artikel 1:251a BW, bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden.
3.7.4.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd
met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden.
3.8.
In 2013 werd al door de raad geconcludeerd dat er sprake was van een ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders almede een verstoorde vertrouwensrelatie en van een verstoorde omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader. De persoonlijke problematiek van de
vader werkte belemmerend in de communicatie met de moeder.
Er zijn verschillende soorten hulpverlening ingezet, waaronder het BOR-traject, maar de
verstandhouding tussen partijen en die tussen de vader en [de minderjarige] is onvoldoende verbeterd.
De uitoefening van het gezamenlijk gezag heeft de afgelopen jaren steeds tot problemen
geleid. In 2017 heeft de vader de moeder nog bedreigd toen zij hem om toestemming om
aanvraag voor een paspoort voor [de minderjarige] vroeg. Dergelijke situaties zijn belastend voor [de minderjarige] vanwege de angst en de paniek die de moeder hierdoor voelt, hetgeen, ook gelet op zijn trauma, zijn weerslag heeft op [de minderjarige] . Ter zitting van het hof is gebleken dat de manier
waarop partijen op elkaar reageren (nog steeds) disfunctioneel is. Bij de vader is sprake van een bepaalde mate van heftigheid, waardoor de moeder volledig van slag raakt. Partijen zijn niet binnen afzienbare tijd in staat om hun eigen aandeel in de problematiek te zien en om hun verstandhouding samen te verbeteren. Daardoor bestaat er een groot risico op escalaties.
Genoemde omstandigheden brengen het hof tot het oordeel dat het gezamenlijk gezag beëindigd dient te worden omdat er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Gebleken is dat de beëindiging van het gezamenlijk gezag door de rechtbank rust met zich heeft gebracht, ook voor [de minderjarige] , wat een goede ontwikkeling is. Wellicht biedt die rust in de toekomst een opening tot contact tussen de vader en [de minderjarige] .
3.9.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 november 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het Centraal Gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.N.M. Antens, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en is op 6 december 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.