Het voorgaande geldt niet voor de overtredingen van de Opiumwet als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet. Gelet op de aard en samenstelling van (het geheel van) alle aangetroffen stoffen en voorwerpen is hier naar het oordeel van het hof sprake van goederen bestemd voor een professionele, beroepsmatige of bedrijfsmatige hennepkwekerij. Het hof verwerpt in zoverre het verweer.
4.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
het voorhanden hebben van stoffen of voorwerpen waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gesteld feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt het voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen bestemd ter voorbereiding van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Met zijn handelen heeft de verdachte de illegale hennephandel gefaciliteerd. De illegale hennephandel brengt allerlei maatschappelijke onwenselijke effecten met zich. Daarnaast kan het frequent gebruik van softdrugs schadelijk zijn voor de gezondheid. Verdachte heeft daarbij niet stilgestaan, maar kennelijk slechts zijn eigen geldelijk gewin voorop gesteld.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 december 2017, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden niet eerder door een strafrechter is veroordeeld, zijn overige persoonlijke omstandigheden (gezin, werk) alsmede de financiële draagkracht van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof sluit voor de bepaling van de op te leggen straffen aan bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting in het geval van hennepteelt, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, en bij straffen die door dit hof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. In strafverminderende zin houdt het hof er rekening mee dat het gaat om voorbereidingshandelingen, hetgeen in dit geval aanleiding geeft tot vermindering van de straf met de helft.
Al het voorgaande in aanmerking genomen acht het hof derhalve oplegging van een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis passend en geboden.
Bij het opleggen van de geldboete zal het hof op de voet van artikel 27, derde lid, Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, te weten 1 dag, bij de uitvoering van de op te leggen geldboete daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van vijftig euro per dag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11a van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.