Uitspraak
1.Ontstaan en loop van het geding
1 januari 2015, voor het belastingjaar 2016, vastgesteld op € 312.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2016 (hierna: de aanslag) bekend gemaakt.
De Heffingsambtenaar heeft, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar de waarde gehandhaafd.
2.Feiten
1 januari 2015, voor het belastingjaar 2016, vastgesteld op € 312.000 en deze waarde bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
€ 290.000). De Heffingsambtenaar heeft in de taxatiematrix tevens verwerkt het door belanghebbende aangedragen object [adres 1] 40 te [plaats 1] (op 22 juli 2016 verkocht voor € 290.000), welk object de Heffingsambtenaar echter niet heeft gebruikt bij de waardevaststelling.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
beschikte waarde van € 312.000 niet heeft onderbouwd door verwijzing naar de taxatiematrix. Hij wijst er op dat het object [adres 3] 27 niet vergelijkbaar is met de onroerende zaak omdat het perceel behorende bij dit referentieobject veel groter is (namelijk 12.505 m²) dan het perceel behorende bij de onroerende zaak (600 m²); voorts dat de Heffingsambtenaar bij het object [adres 2] 22 van een onjuiste inhoud is uitgegaan; en dat de referentie [adres 4] 4 gelet op de door de Heffingsambtenaar berekende m³-prijs (van € 287, waar de onroerende zaak die groter is, een m³-prijs heeft van € 357, terwijl aan beide panden een kwaliteits- en onderhoudsfactor van 3 is toegekend) juist aantoont, dat de waarde van de onroerende zaak te hoog is vastgesteld. Belanghebbende wijst ten slotte op het door hem aangedragen object [adres 1] 40 ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van € 280.000.
.
4.6. Het Hof acht, anders dan de Heffingsambtenaar, het object [adres 1] 40 wel bruikbaar, ondanks het feit dat het object pas in juli 2016 is verkocht, derhalve ruim anderhalf jaar na de waardepeildatum. Het object – gelegen in dezelfde straat als de onroerende zaak, op slechts 100 m afstand, met even veel inhoud als de onroerende zaak, 100 m² meer grond en een bouwjaar 1995 (dus 12 jaar jonger dan de onroerende zaak) – is in de stijgende markt verkocht voor € 290.000, waarmee deze verkoopprijs aangeeft, dat de waarde van de onroerende zaak door de Heffingsambtenaar te hoog is vastgesteld. Het Hof acht de ligging van dit object goed vergelijkbaar met de ligging van de onroerende zaak. Gelet op de door belanghebbende overgelegde kadastrale schets van de ligging van dit referentieobject volgt het Hof de Heffingsambtenaar voorts niet in zijn stelling dat dit object ongunstig gesitueerd zou zijn op het perceel.
€ 124, dat is in totaal € 170 te vergoeden.
1 (factor gewicht van de zaak), is € 498. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof desgevraagd verklaard geen beroep te doen op vergoeding van de kosten van het taxatierapport.
2 (punten) x € 501 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak), is € 1.002 voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank; en op 2 (punten) x € 501 (waarde per punt) x
1 (factor gewicht van de zaak), is € 1.002 voor de behandeling van het hoger beroep bij het Hof; dat is in totaal op € 2.004.
5.5. Beslissing
- verklaarthet hoger beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
- verklaarthet tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigtde uitspraak van de Heffingsambtenaar;
- steltde waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2015, voor het belastingjaar 2016, vast op € 280.000;
- vermindertde aanslag dienovereenkomstig;
- gelastdat de Heffingsambtenaar aan belanghebbenden het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 170 vergoedt;
- veroordeeltde Heffingsambtenaar in de kosten van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 498; en
- veroordeeltde Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 2.004.