ECLI:NL:GHSHE:2018:493

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
20-003835-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vrijspraak voor het voorhanden hebben van wapens en softdrugs door bedrijfsleider van een coffeeshop

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, bedrijfsleider van een coffeeshop, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van wapens en een grote hoeveelheid softdrugs. Het hof heeft het beroep van de verdachte gegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de wapens voorhanden had, en sprak hem vrij van dat onderdeel van de tenlastelegging. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj en hennep aanwezig had. Ondanks de bewezenverklaring heeft het hof besloten geen straf op te leggen, omdat het in de omstandigheden van het geval geen redelijk doel gediend achtte. Het hof nam daarbij in overweging dat de verdachte jarenlang de coffeeshop had geleid en dat er aanwijzingen waren dat de exploitatie van de coffeeshop in overleg met de politie en gemeente plaatsvond. De beslissing om geen straf op te leggen werd verder ondersteund door de huidige politieke ontwikkelingen omtrent de regulering van de achterdeur van coffeeshops.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003835-15
Uitspraak : 6 februari 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 9 december 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-865046-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te Oss op [geboortedag] 1961,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van – kort gezegd – het voorhanden hebben van twee revolvers en meer dan honderd kogelpatronen (feit 1) en het aanwezig hebben van iets meer dan 2 kilo hasjiesj en iets meer dan 31 kilo hennep(toppen) (feit 2) veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,00 subsidiair 160 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest.
Daarnaast is de onttrekking aan het verkeer opgelegd van de in beslag genomen voorwerpen, te weten – kort gezegd – de onder verdachte in beslag genomen softdrugs, vuurwapens en munitie.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep vernietigt en, opnieuw rechtdoende, verdachte ter zake van feit 1 en 2 veroordeelt tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest en tot een geldboete van € 25.000,00 subsidiair 160 dagen vervangende hechtenis.
Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd de onttrekking aan het verkeer op te leggen van de onder verdachte in beslag genomen drugs, wapens en munitie.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1:
op of omstreeks 5 maart 2015 te Nistelrode, in elk geval in de gemeente Bernheze, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), voorhanden heeft gehad:
A) een of meer wapens van categorie III, te weten:
- een revolver (merk Rossi, kaliber .38 Special);
- een revolver (merk Taurus, kaliber .357 Magnum);
en/of B) munitie van categorie III, te weten:
- 5 althans een of meer kogelpatronen (merk Geco, kaliber .38 Special);
- 26 althans een of meer kogelpatronen (kaliber .38 Special);
- 6 althans een of meer kogelpatronen (kaliber .357 Magnum);
- 28 althans een of meer kogelpatronen (kaliber .38 Special);
- 50 althans een of meer kogelpatronen (kaliber 9x19mm Luger);
- 17 althans een of meer kogelpatronen (kaliber 9x19mm Luger).
2:
op of omstreeks 5 maart 2015 te Nistelrode, in elk geval in de gemeente Bernheze, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,467 kilogram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, en/of ongeveer 34,645 kilogram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep(toppen), zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van voornoemde middelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voor kwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Anders dan de advocaat-generaal heeft het hof, tegen de achtergrond van de verklaring van verdachte en van de door de verdediging in hoger beroep in het geding gebrachte stukken (de brief van 22 januari 2018 met bijlagen) en de door de raadsman ter zake gegeven toelichting in zijn pleitnota van 23 januari 2018, immers niet de overtuiging gekregen dat de aangetroffen wapens en munitie zich bevonden in de machtssfeer van verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
2:
op 5 maart 2015 te Nistelrode opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,203 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en ongeveer 31,180 kilogram hennep(toppen), zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van voornoemde middelen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte geen invloed kon uitoefenen op de aanwezigheid van de hoeveelheid softdrugs op enig moment op enige plaats en daarom de softdrugs niet opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het hof verwerpt het verweer. Met haar standpunt miskent de verdediging dat niet noodzakelijk is dat de softdrugs verdachte toebehoren, noch dat hij enige beheersbevoegdheid ten aanzien van de softdrugs heeft.
Verdachte was in zijn hoedanigheid van bedrijfsleider van de coffeeshop bekend met de opslagruimte van de voorraad softdrugs. Naar het oordeel van het hof kon verdachte als bedrijfsleider van de coffeeshop, waarvan de aangetroffen softdrugs de voorraad vormde, bovendien (indirect) over de softdrugs beschikken door een ander of anderen uit hoofde van zijn functie opdrachten met betrekking tot die softdrugs te geven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 zal veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 25.000,00.
De verdediging heeft bepleit dat toepassing van artikel 9a Sr is aangewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is jarenlang bedrijfsleider van een coffeeshop geweest in [vestigingsplaats]. Er zijn meer dan voldoende aanwijzingen dat de coffeeshop is geëxploiteerd in overleg met de politie en de gemeente [vestigingsplaats] en dat er regelmatig met deze partijen overleg is gevoerd. De administratie van de coffeeshop wordt deugdelijk gevoerd en door een accountantskantoor gecontroleerd. De exploitatie van de coffeeshop (‘de voordeur’) kan slechts mogelijk zijn door een regelmatige aanvoer van aanzienlijke hoeveelheden softdrugs (‘de achterdeur’). Van die omstandigheid is eenieder die met de coffeeshop gemoeid is op de hoogte, óók het openbaar ministerie.
Hier doet zich de merkwaardige en niet anders dan als paradoxaal aan te duiden situatie voor dat de exploitatie van een coffeeshop die zich aan de gedoogvoorwaarden houdt, gedoogd wordt waar het de zogenoemde ‘voordeur’ (verkoop) betreft, maar dat de bevoorrading, het aanhouden van een voor een behoorlijke bedrijfsvoering evident noodzakelijke voorraad en de aankoop van verdovende middelen (‘de achterdeur’) onverminderd verboden zijn en strafbare feiten opleveren.
Aangetroffen en in beslag genomen is een voorraad van iets meer dan 30 kilo softdrugs. Gelet op de gemiddelde weekverkoop van de coffeeshop van 5 kilogram, betrof dit een voorraad van hooguit zes weken. Dit komt het hof niet als onredelijk of extreem voor.
Verdachte heeft openheid betracht omtrent de administratieve organisatie van de coffeeshop. Dat zijn functie van bedrijfsleider van de coffeeshop ‘noodzakelijkerwijs’ betekende dat verdachte strafbare feiten pleegde, disculpeert hem niet, maar kleurt de feiten wel in hoge mate.
Deze specifieke omstandigheden brengen naar het oordeel van het hof met zich dat met strafoplegging ter zake van het door verdachte begane strafbare feit – dat in de praktijk nu eenmaal aan de exploitatie van een coffeeshop is verbonden – geen redelijk doel is gediend.
Ten slotte betrekt het hof in de afweging dat er in de landelijke politiek momenteel plannen worden gemaakt voor experimenten met een gereguleerde ‘achterdeur’ en wordt gesproken over een verhoging van de handelsvoorraad voor coffeeshops.
Alle voornoemde omstandigheden in ogenschouw nemende, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking waartoe of met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan c.q. die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen en aan de dader toebehoren, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9a, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de pagina's 5 tot en met 28 van het strafdossier genoemde, onder verdachte in beslag genomen goederen (kort gezegd: softdrugs, vuurwapens en munitie);
de voorlopige hechtenis
heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. J.M.G. Brughuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 6 februari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.M.G. Brughuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.