3.1Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
Bij schriftelijke huurovereenkomst huurt [appellant] van ‘Thuis met ingang van 1 januari 2015 de standplaats voor een woonwagen aan de [adres] te [woonplaats] voor een bedrag, bij aanvang, van € 65,= per maand.
Op de overeenkomst zijn van toepassing de Algemene voorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte van ‘Thuis. Hierin is een verbod opgenomen op onder meer hennep gerelateerde activiteiten en is een boete van € 4.500,= op overtreding van dat verbod gesteld.
Op het perceel staat een bouwkeet waar de politie op 5 maart 2016 kweekapparatuur en hennepresten heeft aangetroffen. Hiervan is door inspecteur [de inspecteur] op 22 maart 2016 een rapportage opgemaakt. In deze rapportage is onder meer vermeld dat de politie de aanwezigheid van een hennepknipperij heeft geconstateerd, dat ook buiten de bouwkeet hennepresten lagen en dat de politie bij de bouwkeet uitkwam door het waarnemen van hennepgeur en een zeer sterke zeepgeur (maskeringsgeur).
Door inspecteur [de inspecteur] is op 12 april 2016 een aanvullende rapportage opgemaakt over het aantreffen van een eerdere ondergrondse hennepkwekerij op het perceel [adres] te [woonplaats] , waarvoor de toegang was gelegen in de berging waarin ook de doucheruimte zich bevond. Een broer van [appellant] is toen aangemerkt als verdachte, [appellant] niet.
Bij besluit van 18 april 2016 heeft de burgemeester van de gemeente Best de bouwkeet, onder andere op grond van wat daarin op 5 maart 2016 was aangetroffen, per 1 juni 2016 voor zes maanden gesloten. [appellant] heeft de bouwkeet voor die datum verwijderd.
Bij brief van 13 juni 2016 heeft ‘Thuis [appellant] in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst zelf op te zeggen en hem gesommeerd binnen veertien dagen de boete van € 4.500,= te betalen. [appellant] heeft hier niet aan voldaan.