3.1In overweging 2. van het vonnis van 26 oktober 2016 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
[Investments] is een investeringsmaatschappij die tot 28 december 2005 [Vastgoed] BV heette.
[Vastgoed] BV heeft op 31 december 2004 met [geïntimeerde] en de heer [betrokkene] (die in januari 2013 is overleden) een ‘Overeenkomst van geldlening’ gesloten met bijbehorend memorandum.
Deze overeenkomst betreft de lening van maximaal € 12.768,= ten behoeve van de financiering van de aankoop van een 8%-aandelenpakket in [de vennootschap 1] BV (thans [Recreatie] BV), tegen een rente van 6% per jaar. De overeenkomst bevat een boetebeding van 1,5% per maand bij niet (tijdige) betaling van aflossing, rente en/of provisie. [geïntimeerde] en [betrokkene] zijn hiervoor hoofdelijk aansprakelijk.
In het memorandum staat onder meer:
“De koopsom wordt dus uitgesteld. De aflossing van de koopsom is gelijk aan de uitgestelde factuurbedragen. [geïntimeerde] c.s. blijven normaal zijn uren declareren op commerciële basis. Het betreft hier reëel gemaakte en gedeclareerde uren aan [Vastgoed] BV.
Na het vollopen van de aflossing van de lening krijgt [Groep] de instemming om van diensten gebruik te maken, om niet, voor zover het diensten betreft toe te rekenen aan een van de aan haar gelieerde vennootschappen en/of bestuurders en de diensten direct of indirect betrekking hebben op de exploitatie van [de vennootschap 1] .”
Het 8%-aandelenpakket in [Recreatie] BV heeft [geïntimeerde] inderdaad gekregen.
Bij pro forma factuur van 1 maart 2006 heeft [accountants] Accountants een bedrag van € 18.000,= aan [de Holding] BV in rekening gebracht voor werkzaamheden tot en met 31 december 2005.
[geïntimeerde] heeft nooit rente voldaan over de geleende € 12.768,= , ook niet na sommaties van en ingebrekestelling door [Investments] . Op 16 december 2014 heeft [Investments] per brief aan [geïntimeerde] meegedeeld de overeenkomst en de voorwaarden waaronder die tot stand is gekomen, te ontbinden.
Bij akte van 20 juni 2007 heeft [geïntimeerde] (evenals [betrokkene] ) zijn aandelen in [Recreatie] BV verkocht en geleverd aan [de vennootschap 2] BV. [de vennootschap 2] BV is een projectontwikkelaar, waarvan [geïntimeerde] indirect bestuurder is. In deze akte is onder meer opgenomen dat [geïntimeerde] de overeenkomst van geldlening met [Investments] aan [de vennootschap 2] BV overdraagt, dat [de vennootschap 2] BV deze overdracht aanvaardt en dat [Investments] daarvoor [de vennootschap 2] BV als haar schuldenaar erkent en [geïntimeerde] ontslaat uit zijn verplichtingen uit de overeenkomst.