ECLI:NL:GHSHE:2018:4880
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over ontbinding van overeenkomst inzake intellectueel eigendom en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de appellante, een vennootschap die zich bezighoudt met waterzuiveringstechniek, de overeenkomst met de geïntimeerde, die een vinding heeft gedaan voor het ontwateren van slib, wenst te ontbinden. De overeenkomst, gesloten op 22 december 2011, bevatte bepalingen over de verkoop van intellectueel eigendom en de bijbehorende financiële verplichtingen. De appellante heeft in 2016 de overeenkomst buitengerechtelijk willen ontbinden, omdat de geïntimeerde niet aan zijn verplichtingen voldeed. De rechtbank heeft de vorderingen van de appellante in conventie afgewezen en de geïntimeerde in reconventie in het gelijk gesteld, wat leidde tot een veroordeling van de appellante tot betaling van schadevergoeding.
In hoger beroep heeft de appellante grieven aangevoerd tegen de afwijzing van haar vorderingen en de toewijzing van de vorderingen van de geïntimeerde. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante de overeenkomst op 5 februari 2016 heeft opgezegd en dat de overeenkomst per 5 juli 2016 is geëindigd. Het hof oordeelt dat de appellante niet langer verplicht is tot betaling van de jaarlijkse voorschotten en dat de geïntimeerde geen aanspraak kan maken op verdere betalingen. De vordering van de appellante tot terugbetaling van een voorschot van € 20.000 wordt toegewezen, vermeerderd met rente. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van de geïntimeerde af, waarbij deze in de proceskosten wordt veroordeeld.