Uitspraak
1.[techniek B.V.] ,
[de vennootschap 2],
[belanghebbende 3],
[gerechtsdeurwaarder],
in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
nog nietin verzuim is met voldoening van zijn verbintenis op het moment dat onder hem derdenbeslag wordt gelegd.
wel alin verzuim is met voldoening van zijn verbintenis op het moment dat onder hem derdenbeslag wordt gelegd:
eerstin verzuim is gekomen met de voldoening van haar verbintenis en dat
pas daarnadoor [techniek B.V.] onder [de vennootschap 1] derdenbeslag is gelegd op de vordering van [appellante] . De verbintenis van [de vennootschap 1] waar het hier om gaat betreft namelijk de betaling van een koopsom die [de vennootschap 1] aan [appellante] diende te betalen uit hoofde van de koopovereenkomst d.d. 5 juli 2012, gebaseerd op de over 2012 behaalde winst. In dat kader is in een bindend advies op 6 juni 2014 vastgesteld dat [appellante] recht had op een bedrag van € 314.114,-- (productie 16 bij het beroepschrift). Rekening houdend met een door [de vennootschap 1] reeds betaald bedrag van € 225.000,--, diende [de vennootschap 1] op 6 juni 2014 dus nog een bedrag van € 89.114,-- te betalen, voor welk bedrag [appellante] ook een factuur d.d. 6 juni 2014 aan [de vennootschap 1] heeft gestuurd (productie 17 bij het beroepschrift). Betaling door [de vennootschap 1] is echter uitgebleven, waardoor [de vennootschap 1] reeds vanaf juni 2014 in verzuim is, aldus [appellante] .
wel alin verzuim is met voldoening van zijn verbintenis op het moment dat onder hem derdenbeslag wordt gelegd. [de vennootschap 1] had moeten stellen dat zij gedurende de periode van het beslag wel degelijk bereid was te betalen en dat slechts het beslag aan de betaling in de weg heeft gestaan, hetgeen zij bij betwisting had moeten bewijzen. Nu dit niet is gebeurd - [de vennootschap 1] heeft niet willen betalen en zou financieel ook niet in staat zijn geweest om te betalen -, heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat [appellante] niet bevoegd is maatregelen tot executie te nemen en niet bevoegd is een beroep te doen op toepassing van het bepaalde in artikel 6:79 BW.
te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 juni 2014 (de datum van verzuim)’en heeft zij daarbij verwezen naar r.o. 2.31 van genoemd vonnis.
‘zal vordering VII, waartegen verder geen verweer is gevoerd, worden toegewezen. De toe te wijzen wettelijke rente betreft de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW. De tussen partijen gesloten overeenkomst is immers een handelsovereenkomst (…).’
[Holding B.V.] heeft er belang bij dat ook in rechte komt vast te staan dat het bedrag verschuldigd is, waardoor zij haar vordering op [de vennootschap 1] uitbreidt’. Het woord ‘verzuim’ staat aldaar niet genoemd.
Ook in het dictum van het vonnis van 25 januari 2017 staat in onderdeel 3.5. ‘verzuim’ niet genoemd, nu genoemd onderdeel luidt: ‘
veroordeelt [de vennootschap 1] om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 89.114,--, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 9:119a BW vanaf 6 juni 2014’.
‘Bovendien is [de vennootschap 1] op 26 januari 2017 per confraternele e-mail verzocht - en voor zoveel nodig gesommeerd - om uiterlijk op 31 januari 2017 aan het vonnis te voldoen (Productie 29), hetgeen [de vennootschap 1] heeft nagelaten. Zou [de vennootschap 1] dus niet al vanaf 6 juni 2014 in verzuim verkeren, dan in ieder geval vanaf 31 januari 2017.’
‘Betaling (…) zal plaatsvinden op of voor 1 april 2013 danwel binnen veertien (14) dagen nadat de Definitieve Deel 2 Koopprijs Verklaring is komen vast te staan.’